Waarom de Brusselse saga een diepere malaise binnen Open VLD blootlegt

Sven Gatz, Bart Tommelein en Gwendolyn Rutten in 2014. © Belga

De goedkeuring van het Brussels regeerakkoord is uitgemond in een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Open VLD Brussel. Maar achter die hoofdstedelijke boksmatch schuilt een groter onbehagen bij de Vlaamse liberalen.

‘Het is duidelijk dat er spanning is.’ In de Wetstraat is het niet de gewoonte dat politici toegeven dat er iets verkeerd loopt in de interne keuken. Meestal vindt de wakkere politicus wel een manier om een draai te geven aan partijtwisten. Maar voor Brussels Open VLD-minister Sven Gatz hoeven die verbloemingen niet. Nadat de nationale partijtop radiostilte inlaste en voorzitter Gwendolyn Rutten haar handen lijkt af te trekken van de Brusselse tak van haar partij, kon Gatz niet anders dan toegeven op de radio: er is spanning.

In de eerste plaats is die wrevel er tussen Brussel en de nationale top. Onderhandelaars Gatz en Guy Vanhengel waren te eigengereid, kozen te snel eieren voor hun geld. Of toch volgens de strategie van Rutten, die de MR in de Brusselse regering wilde hijsen. Wat in Wallonië kan, moest in Brussel toch ook kunnen?

Dat zagen de coalitiepartners niet zitten. Vooral Ecolo, bij monde van Zakia Khatabbi (nota bene de nationale Ecolo-covoorzitter), vond die demarche ongepast. Gatz en Vanhengel zagen de bui hangen en besloten de politiek van de lege stoel los te laten. De stoel werd bezet en Gatz is nu Brussels minister in een door links-progressieve partijen gedomineerde coalitie.

Bij heel wat liberalen leeft het gevoel dat de regering-Michel te weinig heeft opgeleverd voor de partij.

Gevoelige snaar

De Brusselse episode valt evenwel niet los te zien van het breder nationale onbehagen bij de Vlaamse liberalen. Dat de Open VLD te maken krijgt met soort Brusselse factie, is één ding. Een ander is de vertwijfeling die in de bredere rangen toeslaat. Een aarzeling die duurzamer is dan een imperfect Brussels regeerakkoord.

Dat gevoel weet kandidaat-voorzitter Francesco Vanderjeugd te verwoorden. De West-Vlaming echoot een sentiment dat in eerste instantie binnen N-VA-rangen werd vertolkt: Open VLD is een partij waarvan het lijkt dat ze erbij is om erbij te zijn. ‘Ik vind het vreemd dat de liberalen oh zo graag in die heel erg linkse Brusselse regering willen. Altijd en kost wat kost mee willen besturen is niet altijd de beste houding’, tweette Theo Francken al schamper.

En eigenlijk onderschrijft Vanderjeugd die stelling van Francken. ‘Ik vrees dat we te snel overgaan tot de orde van de dag. Een oppositiekuur mag niet zomaar van tafel worden geveegd.’

Gwendolyn Rutten (Open VLD) op 29 mei 2019.
Gwendolyn Rutten (Open VLD) op 29 mei 2019.© Belga

De burgemeester van Staden zegt bovendien dat hij binnen de partij niet alleen staat met die analyse. ‘Meerdere mensen op het partijbestuur hebben dit na verkiezingsdag gesuggereerd’, zegt hij. Een andere bron die aanwezig was op die vergadering, ontkent dat evenwel.

In welke mate de kandidatuur van Vanderjeugd steun geniet (of kan genieten) is nog maar de vraag. Maar door in zijn aankondiging begin juni specifiek te verwijzen naar de nood aan een rechtsere koers, raakte de jonge politicus wel een gevoelige snaar.

Bij heel wat liberalen leeft het gevoel dat deelname aan de regering-Michel te weinig heeft opgeleverd. Natuurlijk was er het kibbelkabinet. Veelal werd de Open VLD verdrukt in een opbod tussen de N-VA en de CD&V, die elkaar soms naar het leven leken te staan. Daarnaast kon een ultrapopulaire politica als Maggie De Block minder fel schijnen op het departement Volksgezondheid, dan dat ze dat had gedaan op Asiel en Migratie.

Erbij zijn om erbij te zijn zal deze keer niet volstaan.

In de regering-Bourgeois was er dan weer enorm veel bad press rond de Turteltaks. Vlaams energieminister Annemie Turtelboom werd zelfs geslachtofferd om de horrorkoppeling tussen een liberale partij en een hogere belasting uit te wissen. Rutten had haar partij pas op het nippertje in de Vlaamse regering weten te brengen. Door een regeerakkoord quasi blind te ondertekenen, was de mathematisch overbodige coalitiepartner gevoelig voor dergelijke schokken.

Maar ondanks die vervelende elementen, werd het regeringswerk an sich te mager bevonden. In de woorden van Vanderjeugd: ‘Eigenlijk zaten we vijf jaar lang in een droomcoalitie. En toch hebben we die positie niet voldoende kunnen verzilveren.’ De score van Open VLD kalfde op 26 mei opnieuw wat af. De vraag is nu of de partij naar boven of naar beneden moet beginnen kijken.

We weten immers een ding al zeker: de volgende regeringscoalitie zal qua samenstelling niet rechtser zijn dan de Zweedse. Hoe moet een liberale antibelastingpartij als Open VLD daar in godsnaam uit de verf komen? Zeker als we weten wat voor een miljardenbesparing op ons afkomt.

Erbij zijn om erbij te zijn zal deze keer dus niet volstaan. Als Vanderjeugd gelijk heeft, en er dus meer mensen binnen Open VLD denken wat hij denkt, dan zal de partij enkel in een regering stappen die duidelijke blauwe beleidspunten heeft. Biedt het regeerakkoord die niet, dan lonkt de oppositie.

Tom Van Grieken

Een tweede kwetsbare plek is de hele kwestie rond een regering met een minderheid aan Nederlandstalige kant. Iets meer dan een week voor verkiezingsdag liet Rutten zich ontvallen dat zo’n samenstelling ‘niet wenselijk’ is, maar tegelijk wel mogelijk. Het deed heel wat liberale wenkbrauwen fronsen.

Zoals in elke partij zijn er binnen de Open VLD verschillende stromingen. Het is waar dat meerdere Vlaamsvoelende liberalen de oversteek hebben gemaakt richting de veel grotere en machtigere N-VA. Mensen als Annick De Ridder, Ludo Van Campenhout en (via een grote LDD-omweg) Jean-Marie Dedecker voelen zich best thuis bij de rechtse Vlaams-nationalisten.

De liberalen voelen de hete adem van N-VA en Vlaams Belang nu al in de nek.

Maar hoe dan ook is het voor de overgebleven liberalen niet evident om de N-VA zomaar los te laten en in een regering te stappen zonder Vlaamse meerderheid. Ze voelen de hete adem van de N-VA en het Vlaams Belang nu al in de nek.

Het probleem-Vlaams Belang doet zich ook voor op Vlaams niveau. Verschillende partijleden, waaronder een gewezen Kamerlid als Luk Van Biesen en – opnieuw – Francesco Vanderjeugd, lieten zich al ontvallen hoezeer ze werden opgeschrikt door de bliksemsnelle weigering van Rutten tot mogelijke gesprekken met Tom Van Grieken en co., de grote overwinnaars van de moeder aller verkiezingen. Die kritiek valt overigens ook te horen in rechtse CD&V-middens.

Vlaams front

Hoe dan ook is alles wat Rutten doet of zegt onderhevig aan steeds luider klinkende kritiek. Haar wankele stoel is het derde pijnpunt. Net als Wouter Beke bij de CD&V leidt Rutten een partij die op electoraal verlies staat. Daarnaast zette ze kwaad bloed door zich in volle campagne op te werpen als kandidaat-premier.

Het helpt ook niet dat haar persoonlijke score in Vlaams-Brabant achteruitging tegenover 2014. Qua persoonlijk gewicht staat een Alexander De Croo bijvoorbeeld veel sterker. De betrekkelijk vroege tegenkandidatuur van Vanderjeugd zorgde voor geknarsetand. Niettemin omdat ook de populaire Bart Tommelein al had aangegeven een sprong te overwegen.

Een partijvoorzitter met veel persoonlijk gezag zou de neuzen in dezelfde richting kunnen krijgen.

Misschien heeft die verzwakte voorzitterspositie ook gespeeld in de beslissing van Gatz en Vanhengel. Ja, het Brussels bastion is altijd al eigenzinnig geweest. Vanhengel ging in zijn Evere in oktober nog in kartel met warempel de PS. Maar een soloslim is toch makkelijker als je overste nog maar weinig krediet heeft.

Kwatongen beweren nu dat Rutten zo snel mogelijk haar plaatsje wil verzilveren in een regering. Zo zou er een galante machtsoverdracht kunnen volgen. Tussen haakjes: dat wordt ook gefluisterd binnen de CD&V en de SP.A over respectievelijk Wouter Beke en John Crombez.

Gwendolyn Rutten (Open VLD) op 26 mei 2019.
Gwendolyn Rutten (Open VLD) op 26 mei 2019.© Belga

Er zijn bovendien een handvol partijtoppers en een veelvoud aan kabinetsmedewerkers die staan te trappelen om te regeren. Het maakt een oppositiekuur eigenlijk ondenkbaar. Open VLD is en blijft een bestuurspartij.

Hoe dan ook is de belangrijkste levenslijn voor zowel Open VLD als CD&V de (voorlopig onbestaande) gesprekken tussen de N-VA en de PS, de grootste partijen aan weerszijden van de taalgrens. De echt netelige discussies zouden zo doorgeschoven worden naar Bart De Wever en Elio Di Rupo. Daarnaast is met de aanwezigheid van de N-VA de Vlaamse meerderheid verzekerd.

Springen de gesprekken af, dan kan er met de vinger worden gewezen. De liberale verantwoordelijkheidszin kan worden opgepookt, zeker met een ongeduldige Europees Commissievoorzitter Ursula von der Leyden, die rond half oktober een toereikende Belgische begroting verwacht.

Al zijn de problemen dan nog niet van de baan. Wordt N-VA er afgereden, dan zullen de Vlaams-nationalisten er alles aan doen om een Vlaams front proberen te vormen. De eerder geschetste twijfels bij de liberalen zullen opnieuw de kop opsteken. Een partijvoorzitter met veel persoonlijk gezag zou de neuzen in dezelfde richting kunnen krijgen. Maar wie is er bang voor Gwendolyn Rutten?

Partner Content