Moeten we niet stilaan denken aan een indexsprong? ‘Van de index blijf je af’

Stockbeeld
Stockbeeld © Getty Images
Peter Casteels

Wordt uw loon straks (opnieuw) geïndexeerd of kan uw baas dat geld beter zelf gebruiken om u aan het werk te houden? Knack vroeg voor- en tegenstanders van een indexsprong naar hun mening.

Veertien vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties, evenveel van de vakbonden en zeven academici van verschillende universiteiten aan beide zijden van de taalgrens: zo veel namen staan er op de aanwezigheidslijst van de zogenaamde ‘indexcommissie’. Elke maand komt die samen om vast te stellen hoeveel de producten uit onze Belgische gezondheidsindex in prijs zijn gestegen. De indexkorf bevat een strikt vastgelegd aantal producten waarvan de supermarktprijs wordt gemonitord. De ambtenaren van de FOD Economie verzamelen die data en leggen ze vervolgens voor aan de commissie. ‘Er is zelden discussie over’, zegt Jan Bouckaert, de econoom die sinds kort voor de Universiteit Antwerpen in de commissie zit. ‘De cijfers worden opgesomd en doorgaans zonder problemen goedgekeurd.’

Dat er bij de opsomming van de cijfers telkens meer dan dertig mensen aanwezig zijn, zegt iets over hoe gevoelig de Belgische loonindexering ligt. Het is een systeem waarmee ons land zo goed als uniek is in de wereld. Alleen al om die reden staat het al jarenlang onder druk. ‘Elke twee jaar kunnen er nieuwe producten in de indexkorf belanden. Daar is soms wel wat discussie over’, zegt Lars Vande Keybus, een van de zes vertegenwoordigers van de socialistische vakbond ABVV in de commissie. ‘Maar het is goed dat we elkaar daar zien en prijsschommelingen meteen kunnen bespreken. Zo krijgen de sociale partners de cijfers als eersten gepresenteerd. Dat vermijdt dat ze er meteen met elkaar in de clinch over gaan in de pers.’

De uitkomst van de maandelijkse vergaderingen kan grote gevolgen hebben, aangezien er wordt vastgesteld wanneer de spilindex overschreden zal worden, en wanneer alle uitkeringen en de meeste lonen binnen afzienbare tijd met 2 procent verhoogd moeten worden. Dat is het unieke aan het indexmechanisme: Belgische vakbonden hoeven bij loononderhandelingen geen inschatting te maken van de stijgende levensduurte (of inflatie) en navenant hogere eisen te stellen. Het percentage wordt vastgesteld en automatisch verrekend in ieders loon. In andere landen moeten vakbonden die inschatting wél maken, en maar hopen dat de werkgevers ermee instemmen.

Lees verder onder het artikel

Loonnorm

Tegenover de automatische indexering staat in België de loonnormwet, onder premier Jean-Luc Dehaene (CVP) uitgedacht in 1996 en, tot woede van de vakbonden, in 2017 verstrengd onder Charles Michel (MR). Tijdens de tweejaarlijkse loononderhandelingen moet een loonnorm worden afgesproken die, samen met de verwachte indexering, niet hoger mag liggen dan de gemiddelde loonstijging in Nederland, Duitsland en Frankrijk. ‘Dat is een veiligheidsmechanisme’, legt Barbara Coppens uit. Zij volgt alles omtrent de index op bij de Nationale Bank van België. ‘Het moet vermijden dat we een loonhandicap opbouwen tegenover onze buurlanden, en ervoor zorgen dat de loonhandicap uit het verleden wordt weggewerkt.’

De loonnormwet en de automatische indexering houden elkaar dus in evenwicht. Of in een wurggreep, het hangt er een beetje van af hoe iemand naar het loonoverleg kijkt. Het is niet erg moeilijk om te bedenken welk standpunt de sociale partners daarover innemen. De vakbonden willen zo snel als mogelijk van de loonnormwet af, omdat die hen in loononderhandelingen weinig tot geen onderhandelingsruimte geeft. De werkgeversorganisaties willen het liefst dat de index verdwijnt. De economen met wie we voor dit artikel contact opnamen, zagen op lange termijn nochtans weinig verschil tussen het Belgische systeem en de vrijere loononderhandelingen in onze buurlanden. Het is een van de redenen waarom Gert Peersman (UGent) al veel langer een tegenstander van het al te starre indexsysteem is. Paul De Grauwe (London School of Economics en KU Leuven) heeft vooral een probleem met de loonnormwet. ‘Eén loonnorm opleggen aan alle economische sectoren is vandaag veel te rigide’, zegt hij. ‘Sommige sectoren zullen altijd veel hogere loonsverhogingen kunnen toestaan op een moment waarop andere bedrijven zich dat helemaal niet kunnen permitteren.’

In 2020 bestond de index honderd jaar, en de discussie over het nut ervan zal niet veel ouder zijn. In normale omstandigheden keert hetzelfde debatje met een geruststellende regelmaat terug. Tijdens een economische crisis zoals vandaag stelt de index ons land voor een verscheurende keuze. Terwijl de spilindex meestal één keer per jaar of zelfs minder wordt overschreden, gebeurde dat dit jaar al drie keer. Het Planbureau voorspelt dat er nog twee indexeringen in oktober en december zitten aan te komen. Uitkeringen, ambtenarenlonen en ook veel lonen van andere werknemers verhogen in een jaar tijd dus waarschijnlijk vijf keer, terwijl zo’n 850.000 mensen hun loon pas aan het einde van het jaar geïndexeerd zien worden. Dat zou dit keer wel eens met meer dan 10 procent kunnen gebeuren. De koopkracht van de Belgen is daardoor veel beter beschermd dan in onze buurlanden (zie kader), maar het zijn de bedrijven die ervoor moeten betalen. Doordat de inflatie momenteel goeddeels veroorzaakt wordt door externe factoren waar ook zij geen vat op hebben, zoals de stijgende energieprijzen en (tot voor kort) voedselprijzen, betalen zij twee keer.

Willen we dat er in januari bedrijven over de kop gaan en mensen massaal hun job verliezen? Hoeveel koopkracht denkt u dat ze dan overhouden?

Pieter Timmermans (VBO)

Politiek dynamiet

Tot dit voorjaar konden bedrijven daaromtrent op weinig medelijden rekenen. Ze moesten hun buffers en winstmarges maar aanspreken om de indexeringen te betalen. Die waren historisch hoog, deels ook doordat de loonnormwet de voorbije jaren de groei van de lonen in België had beperkt. Om die reden wuifde zelfs Pierre Wunsch, de gouverneur van de Nationale Bank, dit voorjaar in Knack het idee van een indexsprong meteen weg. Uiteraard tot frustratie van de werkgeversorganisaties. ‘Ik heb Wunsch in de regentenraad toen al gewaarschuwd dat hij zich vergist’, zegt Pieter Timmermans van het Verbond der Belgische Ondernemingen (VBO). ‘Sinds begin dit jaar voorspellen wij het scenario dat vandaag uitkomt: bedrijven betalen straks 25 procent meer aan energiekosten, 10 procent meer voor grondstoffen en nog eens 10 procent door de indexering van de lonen. Tot voor kort besefte helaas niemand wat voor dramatische gevolgen dat heeft.’

De vakbonden zien de najaarsbuien al hangen. Als we Miranda Ulens, algemeen secretaris van het ABVV, bellen voor een reactie, trekt ze meteen een streep in het zand. ‘Van de index blijf je af’, zegt ze. ‘Wij zijn bijzonder trots op dat systeem, en onze Europese collega’s zetten grote ogen op als we erover vertellen. De bedrijven komen in de problemen door de stijgende gasprijzen, die trouwens mee veroorzaakt zijn door de liberalisering van de energiemarkt. Doe daar iets aan in plaats van de mensen te raken op een moment dat ze het al moeilijk hebben. Ik begrijp de werkgeverskant wel, maar ik verdedig de werknemers en ik wil niet dat mensen verarmen terwijl ze een job hebben.’

Zowel Timmermans als Ulens hoopt dat de partijen binnen de regering-De Croo oren zullen hebben naar hun verhaal. In 2017 legde de regering-Michel een indexsprong op, waarbij één indexering werd overgeslagen. Ook deze federale regering zal een beslissing moeten nemen. Voorlopig ziet het er niet naar uit dat er een indexsprong komt. De vakbonden lopen zich ondertussen wel warm voor een algemene staking op 9 november, waarop ze boven op de index ook een hogere loonnorm eisen voor volgend jaar. ‘We volgen gewoon een stramien’, zegt Ive Marx (Universiteit Antwerpen). ‘Uiteindelijk zullen de vakbonden de inschatting maken dat zoiets niet realistisch is, terwijl de werkgevers beseffen dat een indexsprong – zeker met de PS in de regering – politiek dynamiet is. Misschien verzint iemand wel een mirakeloplossing zoals Jean-Luc Dehaene in de jaren negentig, maar dat zie ik niet snel gebeuren.’

Lees verder onder het artikel

Veel ideeën

Er worden nochtans, vooral langs werkgeverszijde, al een tijd heel wat ideeën de lucht ingeschoten om de index te hervormen. Wouter De Geest van het Vlaams netwerk van ondernemingen (VOKA) suggereerde onlangs in De Tijd dat een indexering vervangen kan worden door een eenmalige nettopremie, iets wat alleen werknemers die niet helemaal begrijpen wat de index inhoudt als muziek in de oren zal klinken. Pieter Timmermans pleit voor een hervorming naar Luxemburgs model, het enige land in West-Europa dat ook een automatische index hanteert. In februari werd daar al besloten om de indexeringen één of zelfs twee jaar uit te stellen, met een sociale correctie voor de allerlaagste lonen. N-VA-voorzitter Bart De Wever stelde tijdens een VOKA-debat onlangs voor om de index netto te verrekenen: de werkgevers hoeven minder geld te betalen, de werknemers behouden hun koopkracht en het is alleen de (Belgische) overheid die inkomsten misloopt. De Wever vond weinig bondgenoten voor zijn voorstel, en economen merken op dat het praktisch onuitvoerbaar is. De berekeningen zijn te complex, want ieders situatie verschilt.

Een iets ouder idee is een ‘sociale’ index. De index wordt in dat geval enkel doorgevoerd voor de laagste inkomens. Het mechanisme van de index kreeg al eerder kritiek omdat het niet sociaal zou zijn. Doordat het in procenten van ieders loon wordt uitgerekend, krijgen de grootste verdieners ook altijd de meeste opslag. Ive Marx ziet zo’n hervorming niet meteen gebeuren. ‘De index dient om ieders koopkracht te beschermen, niet om aan inkomensherverdeling te doen.’ Gert Peersman (UGent) is een voorstander om het eenmalig te doen. ‘Iemand moet de schok opvangen. Normaal komt de indexering voor iedereen min of meer overeen met koopkrachtverlies, maar momenteel worden de hoogste inkomens overgecompenseerd. Energiekosten en ook voeding nemen een verhoudingsgewijs kleiner deel van hun inkomen in beslag. Door alle indexeringen gaan zij er dit jaar dus zelfs op vooruit.’

Paul De Grauwe is niet voor de aanpassingen gewonnen. ‘We moeten opletten dat we niet beginnen aan prutswerk dat het hele systeem nog complexer maakt’, zegt hij. ‘Gewoon een indexsprong doorvoeren lijkt mij eenvoudiger, want zulke tijdelijke maatregelen blijken later meestal permanent.’

Zoals gezegd: zolang het indexmechanisme niet wordt aangepast, krijgen zo’n 850.000 mensen aan het einde van dit jaar alle indexeringen van de afgelopen twaalf maanden. Het gaat om zo’n 40 procent van de werknemers, waar, geheel terzijde, ook de redacteuren van dit weekblad toe behoren. Het zorgt ervoor dat de loonkosten van die bedrijven in één klap met meer dan 10 procent stijgen. ‘We kunnen hen moeilijk overslaan als andere werknemers die indexeringen al wel hebben gekregen. Dat gaat niet’, zegt De Grauwe. Pieter Timmermans houdt zijn hart al vast, hoewel hij ook niet zo ver wil gaan om te pleiten voor een aftopping van die superindex. ‘Er moet een oplossing voor komen’, is momenteel het verste dat hij wil gaan. ‘Of willen we dat er in januari bedrijven over de kop gaan en mensen massaal hun job verliezen? Hoeveel koopkracht denkt u dat ze dan overhouden?’

Het is het ultieme, altijd terugkerende argument in deze discussie: als onze bedrijven niet competitief zijn met die in de buurlanden, verliezen we jobs doordat hun marktaandeel afneemt. ‘U weet toch dat de export de belangrijkste driver is van onze economie?’ vraagt Timmermans. ‘Van die koopkracht gaat 30 tot 40 procent weer naar het buitenland, omdat mensen bijvoorbeeld online winkelen of grensaankopen doen. Dat geld zijn we kwijt.’ Het is een argument waar Jan Bouckaert, de econoom die in de indexcommissie zit, het niet mee eens is. ‘Koopkracht moet wel degelijk de belangrijkste maatstaf zijn van onze economie’, oordeelt hij. ‘Productie en export zijn interessant voor bedrijven, want daarmee maken zij de meeste winst. Maar we kunnen ons als land ook arm exporteren, als er geen fatsoenlijke lonen tegenover staan voor alle inwoners. De index dient juist om die koopkracht te beschermen.’

Partner Content