Uw spaargeld: tips voor wie elke maand 200, 1000, 2500 of 5000 euro kan sparen

© Olivier Heiligers

Wat als u 200 euro per maand kunt sparen, 1000 euro, 2500 euro of 5000 euro? Knack vroeg het aan vier beleggingsexperts.

Maakt het eigenlijk uit hoeveel u kunt opzijleggen om te beslissen op welke manier u dat geld zult sparen? Hangt dat niet altijd af van de looptijd die u voor ogen heeft?’ vraagt Hans Bevers, hoofdeconoom van vermogensbankier Degroof Petercam zich af. ‘Wat is uw beleggingshorizon? Kunt u uw geld bijvoorbeeld één of acht jaar missen? Hoeveel risico wilt u lopen? Welk rendement hebt u voor ogen? Waarvoor spaart u? Om op vakantie te kunnen gaan of om over een spaarpotje te beschikken als u met pensioen gaat? Bepalen de antwoorden op zúlke vragen niet vooral wat iemand het best doet met zijn spaargeld?’

Alle beleggingsadviseurs met wie Knack sprak zijn het met de opwerpingen van Bevers eens. Het zijn vragen die elke spaarder zich vooraf moet stellen. Geldexperts zullen ook hameren op andere gulden regels, bijvoorbeeld dat u er altijd voor moet zorgen dat u een ijzeren spaarreserve van zes maandlonen aan de kant hebt staan, bij voorkeur op een spaarboekje, waar u onmiddellijk over kunt beschikken in geval van onverwachte uitgaven (een nieuwe wasmachine, hoge medische kosten enzovoort).

Danny Reweghs is cohoofdredacteur van het financieel-economische magazine Trends en volgt voor KanaalZ de beurzen. Hij haalt naast een buffer voor onvoorziene omstandigheden nog een andere reden aan waarom het voor iedereen verstandig is om wat geld op een spaarboekje te hebben: ‘Om klaar te staan als er zich opportuniteiten voordoen. Stel dat de beurzen morgen crashen, dan is het fijn om wat geld op het spaarboekje te hebben dat u onmiddellijk kunt gebruiken om koopjes op de beurs te doen. Daarom zou ik zeker een half tot één jaar loon op een spaarboekje aanhouden.’

‘Als u die spaarbuffer hebt opgebouwd, kunt u beginnen na te denken over wat u verder met uw spaargeld kunt aanvangen’, zegt Bevers. Hij denkt dan in de eerste plaats aan pensioensparen, wat fiscaal wordt aangemoedigd. Bij pensioensparen kunt u kiezen: ofwel stort u 990 euro per jaar (82,5 euro per maand) en dan krijgt u een belastingvermindering van 30 procent, dus maximaal 297 euro. Ofwel stort u meer dan 990 euro en maximaal 1270 euro per jaar (106 euro per maand) en dan bedraagt uw fiscaal voordeel 25 procent of maximaal 317,5 euro.

Met dat pensioensparen legt u een mooi spaarpotje aan. Stel dat u van uw 25e tot uw 65e voor 990 euro per jaar aan pensioensparen doet, dan hebt u na 40 jaar pakweg 40.000 euro gespaard, plus het rendement. Dat rendement is afhankelijk van waar uw bank of verzekeringsmaatschappij uw pensioenspaargeld in belegt en wat de opbrengst daarvan is. Stel dat u een reëel rendement van 2 procent haalt (we houden dus rekening met de inflatie), dan hebt u na 40 jaar iets meer dan 60.000 euro gespaard. U moet daar wel nog 8 procent belastingen op betalen, maar dan nog houdt u zo’n 55.000 euro over.

Als u spaart via het fiscaal aangemoedigde pensioensparen moet u wel kosten betalen aan de door u uitverkoren bank of verzekeringsmaatschappij. Die kosten knabbelen aan het rendement, de opbrengst van uw pensioensparen. U kunt ook op uw eentje sparen en zo die kosten uitsparen. Maar dan moet u wel de discipline hebben om elke maand, in goede en in kwade tijden, een vast bedrag te beleggen. Die discipline heeft niet iedereen. En ook niet iedereen heeft de interesse om dat geld dan ook nog eens verstandig te beleggen. Daarom is pensioensparen voor de meesten allicht een goede keuze.

Maar wat als u die spaarbuffer van zes maanden hebt opgebouwd en u doet al aan pensioensparen? Wat vangt u het best aan met het bedrag dat dan nog aan spaargeld overblijft? Wat als u maandelijks 200 euro, 1000 euro, 2500 euro of 5000 euro spaart?

U spaart 200 euro per maand, 2400 euro per jaar

‘200 euro spaargeld per maand is een klein bedrag’, zegt Reweghs. ‘Ik zou daar heel voorzichtig mee omgaan en zeker niet te veel risico nemen. Want als zo’n investering slecht uitdraait, kom je er wel heel bekaaid af.’

Erik Joly, hoofdeconoom van ABN Amro Private Banking, is het daarmee eens: ‘Met alle respect voor elke eurocent die iemand kan sparen, maar 200 euro is een te laag bedrag om mee te beleggen. Ik zou al het spaargeld tot 1000 euro per maand op een spaarboekje plaatsen. Ik zou daarbij op zoek gaan naar de hoogste vergoeding die ik op een spaarboekje zou kunnen krijgen.’

Banken hebben de rente op het spaarboekje de laatste maanden lichtjes opgetrokken. ING België biedt bijvoorbeeld een rente van in totaal 3 procent (basisrente plus getrouwheidspremie) op zijn Tempo Sparen-rekeningen. Klanten kunnen maximaal 500 euro per maand op die rekening zetten en moeten hun geld er twaalf maanden laten staan om die rente te ontvangen. De Spaanse prijsbreker Santander Consumer Bank heeft formules waarbij de totale rente oploopt tot 2,85 procent, andere banken zoals KBC, Argenta en Keytrade Bank bieden 2,55 procent.

Op een website als spaargids.be worden de spaarrekeningen vergeleken en kunt u vinden wie de hoogste rente geeft. Joly: ‘Als het geboden rendement in vergelijking met andere financiële instellingen opvallend hoog is, zou ik achterdochtig worden en twee keer nadenken om mijn geld op zo’n spaarrekening te zetten. Want waarom ligt de rente op dat spaarboekje beduidend hoger? Daarop moet je dan het antwoord zoeken voor u het geld op zo’n spaarboekje plaatst.’

Het is daarnaast ook steeds aangewezen om goed de kleine lettertjes te lezen die bij elke spaarrekening horen, want om de hogere rente te krijgen moet er vaak aan voorwaarden worden voldaan. De renteopbrengsten van een spaarboekje worden niet belast als ze minder dan 980 euro per jaar bedragen (of 1960 euro, als u spaart als koppel).

U spaart 1000 euro per maand, 12.000 euro per jaar

Als u 1000 euro per maand kunt sparen, wordt al iets meer mogelijk, vinden de beleggingsadviseurs. Pierre Huylenbroeck, oud-hoofdredacteur van zakenkrant De Tijd en nu uitgever van het beleggersblad Mister Market Magazine, trekt zoals steeds voluit de kaart van de aandelen, tenminste ‘als u het geld twintig jaar kunt missen en niet in paniek slaat als de beurs eens flink zakt’.

‘Als belegger in aandelen moet u er vrede mee nemen dat het een rit wordt zoals de koninginnenetappe in de Tour de France’, vervolgt Huylenbroeck. ‘De start ligt in het dal, de aankomst op een col buiten categorie. Die rit bevat nog drie andere cols én je krijgt evenveel forse afdalingen. Het succes op het einde staat haast vast, maar wel enkel voor degenen die dat einde kunnen bereiken. Lang niet iedereen kan dat. Velen haken af tijdens een afdaling, nog meer stoppen ermee ergens in het dal en slechts een kleine minderheid kan volhouden tot de aankomst.’

Natuurlijk komt het erop aan gezonde ondernemingen te selecteren om in te beleggen, benadrukt Huylenbroeck. En ja, dat vergt wat opzoekingswerk als u dat op uw eentje wilt doen, maar u kunt ook kijken naar de tips of voorbeeldportefeuilles zoals van Mister Market Magazine en talloze andere beleggersblaadjes.

Huylenbroeck heeft ook een tip hoe een ‘luie spaarder’ in aandelen kan beleggen: ‘Gewoon zes keer per jaar, op een vooraf bepaalde dag, voor een vooraf bepaald bedrag een vooraf goed gekozen aandeel kopen. Dat zou afwisselend een holding zoals Ackermans & van Haaren of Sofina kunnen zijn, of een vastgoedgroep zoals Cofinimmo of Montea. Ook hier is het belangrijk om gedisciplineerd te werk te gaan.’

‘Het kan zelfs nóg luier’, vervolgt Huylenbroeck. ‘Koop elke maand een tracker.’ Een tracker of Exchange Traded Fund (ETF) schaduwt een beursindex of een bepaalde korf van aandelen. Het grote voordeel is dat u zelf helemaal niets hoeft op te volgen en dat een tracker goedkoper is dan een beleggingsfonds dat uw bank u zal voorstellen. Maar ga goed na wat de transactie-en andere kosten zijn en vergelijk de verschillende aanbieders van trackers. Het grote nadeel van trackers is dat u overgeleverd bent aan de grillen van de beurs.

Het aanbod van trackers is heel groot. Huylenbroeck: ‘U kunt al via een beperkte inleg van een paar honderd euro’s per maand een tracker kopen, bijvoorbeeld de ‘iShares MSCI World Quality Dividend ESG UCITS ETF’. Ja, dat is een mondvol, maar het is een korfje van kwaliteitsaandelen van wereldbedrijven waarvan de dividenden worden uitgekeerd, dus u geniet niet alleen als de koers van de tracker stijgt, maar deelt ook in de winst van de bedrijven.’

Reweghs klinkt wat voorzichtiger: ‘Jarenlang luidde het advies: koop een tracker zoals MSCI World, maar vandaag zou ik dat niet meer zo durven te zeggen. Met de oorlogen in Gaza en Oekraïne is het risico reëel dat bijvoorbeeld de energieprijzen zullen stijgen. Wat zal dat alles voor gevolgen hebben voor de wereldeconomie? Bovendien zou ik vandaag zeker kijken naar obligaties, die zijn opnieuw aantrekkelijker geworden.’

Obligaties kunt u het best beschouwen als een vorm van een lening die u geeft aan de overheid (dan spreken we van een staatsbon) of aan een bedrijf (dan gaat het om bedrijfsobligaties). Het grote verschil met een aandeel is dat u met een obligatie geen eigenaar wordt van het bedrijf (zelfs niet voor een heel klein deeltje), maar wel schuldeiser. Obligaties zijn vaak veiliger dan aandelen, zeker als ze uitgegeven worden door betrouwbare landen en ondernemingen.

Jarenlang waren obligaties niet zo’n interessante investering, omdat de rente veel te laag stond. Maar nu de Europese Centrale Bank sinds begin dit jaar de rente verhoogde van 0 naar 4 procent, worden obligaties weer interessant als belegging. Getuige daarvan het succes van de zogenaamde Van Peteghem-staatsbon, waarmee de Belgische schatkist begin september 22 miljard ophaalde.

‘Ik zou zeker eens kijken naar een gemengd beleggingsfonds, waarin dus zowel aandelen als obligaties zitten’, zegt Reweghs. Daar is Bevers het mee eens: ‘Als u het geld voor langere tijd kunt missen, bijvoorbeeld 10 jaar, zou ik overwegen om de helft in aandelen en de helft in obligaties te investeren, om zo enerzijds meer rendement te behalen dan op een klassiek spaarboekje en anderzijds toch meer zekerheid in te bouwen dan als u alles in aandelen belegt.’

U spaart 2500 euro per maand, 30.000 euro per jaar

‘Als u 2500 euro per maand kunt sparen, dan spreken we over een bedrag waar al echt iets mee aan te vangen valt’, zegt Joly. ‘Om te beslissen wat ik ermee zou doen, zou ik mezelf eerst wat vragen stellen, zoals welk risico wil ik lopen en hoelang kan ik het geld missen? Als ik weinig risico wil lopen en het geld maar voor korte tijd wil beleggen, zou ik gaan voor kortlopende obligaties, met een looptijd van twee tot drie jaar. Ik zou ook kiezen voor de meest kredietwaardige overheden en ondernemingen die obligaties uitgeven. Als ik meer risico wil nemen en het geld voor een langere tijd kan missen, zou ik in aandelen stappen. Vandaag lijkt me een combinatie van beide het meest aangewezen.’

Reweghs volgt Joly: ‘Ik zou het grootste gedeelte van mijn spaargeld spreiden over aandelen en obligaties, maar met een klein bedrag zou ik toch eens kijken naar beursgenoteerde vastgoedbedrijven of vastgoedfondsen.’

Als u in vastgoed wilt beleggen, hoeft dat niet altijd onmiddellijk om een woning of appartement te gaan. Dat vergt zeer grote bedragen en dat is niet voor iedereen weggelegd. U kunt ook voor een beperkt bedrag investeren in vastgoed, namelijk in papieren bakstenen: op de beurs noteren een aantal vastgoedaandelen. Dat zijn bedrijven die vastgoed kopen en verhuren. Het kan gaan om appartementen, winkelcentra, rusthuizen, noem maar op. Bekende vastgoedaandelen zijn Aedifica, Cofinimmo en Care Property Invest die vooral in rusthuizen investeren, Montea dat gespecialiseerd is in logistiek vastgoed en Xior dat studentenkamers verhuurt.

Toen de obligaties uit de gratie waren vanwege de lage rente, vormden de vastgoedaandelen een erg populair alternatief. Maar sinds de inflatie en de rente stijgen, hebben die vastgoedaandelen veel van hun glans verloren. Hun aandelenkoersen kregen rake klappen. Reweghs: ‘Misschien staan hun koersen nu zo laag dat ze opnieuw aantrekkelijk zijn? En vergeet niet dat de Belgische gereglementeerde vastgoedvennootschappen, kortweg gvv’s, de wettelijke verplichting hebben om minstens 80 procent van de winst uit te keren. Het dividend is voor vastgoedaandelen een – excuseer me voor de woordspeling – heilig huisje.’

U spaart 5000 euro per maand, 60.000 euro per jaar

‘Als u voor de lange termijn kunt gaan én het risico aan kunt, zou ik met een spaarbedrag van pakweg 5000 euro per maand overwegen om toch wat meer risico te nemen en dus wat meer te beleggen in aandelen’, aldus Joly. Financiële instellingen kunnen u eventueel helpen om een plan uit te werken, waarbij u bijvoorbeeld elke maand een bepaald bedrag investeert, zodat de koersschommelingen worden uitgevlakt. ‘Maar’, benadrukt Joly, ‘het is van belang dat u dat plan voldoende lang, zeker 7 of 8 jaar volhoudt en er niet de brui aan geeft als het eens wat minder gaat. Dat is waarschijnlijk de beste strategie.’

Natuurlijk kunt u ook zelf een plan uitwerken, zonder bemiddeling van een bank. Joly schetst wat u bijvoorbeeld zou kunnen doen met uw 5000 euro spaargeld per maand. Van die 5000 euro kunt u 3000 euro in aandelen investeren door trackers te kopen. U zou daarvan dan 1500 euro kunnen beleggen in de MSCI World-tracker, waarin pakweg 1650 aandelen uit 23 ontwikkelde (westerse) landen zitten. Dan 500 euro in de Euro Stoxx 50-tracker waarmee u investeert in vijftig belangrijke aandelen uit de eurozone zoals Siemens, TotalEnergies, L’Oréal en LVMH Moët Henness. Dan ook nog 500 euro in de S&P 500-tacker waarmee u deelt in het succes van technologische bedrijven als Apple, Tesla, Microsoft, Amazon en noem maar op.

De resterende 500 euro kunt u spreiden door bijvoorbeeld telkens 100 euro te investeren in beursindexen, zoals de Dax-index die de prestatie van de Duitse beurs weergeeft en de Bel20 die vertelt hoe de Brusselse beurs het doet. Van de 5000 euro spaargeld blijft dan nog 2000 euro over en die kunt u beleggen in obligaties of obligatiefondsen.

Als u 5000 euro per maand kunt investeren, of een groot bedrag erft of als schenking krijgt, kunt u misschien eens aankloppen bij een vermogensbankier. Elke grootbank heeft een afdeling waar de gefortuneerde klanten in de watten worden gelegd. Er bestaan ook gespecialiseerde vermogensbanken zoals Bank Delen, Degroof Petercam, Dierickx Leys Private Bank enzoverder.

Joly: ‘Bij zo’n vermogensbankier kunt u vanaf 250.000 euro terecht voor discretionair vermogensbeheer.’ Dat wil zeggen dat u de experts van de bank de opdracht geeft om uw beleggingen te beheren en alle beslissingen om te kopen of te verkopen door hen laat nemen, natuurlijk binnen de gemaakte afspraken, bijvoorbeeld hoeveel procent aandelen maximaal in uw portefeuille mag zitten. Zij kunnen u ook helpen met uw successieplanning. Neem die 250.000 euro trouwens niet te letterlijk, bij sommige vermogensbanken zwaait de deur al open bij lagere bedragen, zeker als u een ‘beloftevolle’ klant bent.

‘Weet u wat ook een goede investering is?’ vraagt Hans Bevers. ‘Investeren in renovatie, geld steken in isolatie, bijvoorbeeld, waarmee u verwarmingskosten uitspaart. Daarnaast belegt u zo in de waarde van uw huis: een woning met een lage EPC-waarde is véél meer geld waard op de vastgoedmarkt. Misschien houdt investeren in uw woning ook meer steek dan beleggen in aandelen en obligaties: renovatie brengt niet alleen geld op, maar is ook nog eens duurzaam, goed voor het milieu.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content