Nieuwe eindtermen: ‘Leraars zijn niet meer verplicht om les te geven over de Holocaust’

© Anna Uru
Ann Peuteman

De nieuwe eindtermen voor het secundair onderwijs laten scholen en leerkrachten veel ruimte om hun lessen naar believen in te vullen. ‘Daardoor kunnen ze de lat zo laag leggen als ze zelf willen’, zegt onderwijsexpert Luc De Man.

‘De nieuwe eindtermen geven scholen en leerkrachten wel erg veel vrijheid’, vindt Luc De Man, onderwijsexpert en voorzitter van de valideringscommissie voor de eindtermen van de tweede en derde graad van het secundair onderwijs. ‘Daardoor zal de kwaliteit van ons onderwijs voortaan voor een groot deel afhangen van de keuzes die zij maken.’

De vorige versie van de eindtermen, die ondertussen tot ‘minimumdoelen’ zijn herdoopt, werd een dik jaar geleden door het Grondwettelijk Hof vernietigd. Daarmee volgde het rechtscollege de redenering van Katholiek Onderwijs Vlaanderen en de steinerscholen. Volgens hen waren de eindtermen zo gedetailleerd dat ze scholen amper nog ruimte lieten voor een eigen pedagogisch project. Na dat veelbesproken arrest gaf Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) de onderwijskoepels de opdracht om een nieuw voorstel uit te werken. Dat moest het uitgangspunt vormen voor de verschillende ontwikkelcommissies die per domein, zoals Nederlands, fysica of wiskunde, bepaalden wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Daarna was het aan de valideringscommissie om na te gaan of die voorstellen wel aan alle vereisten voldeden. ‘Om aan de bezwaren van het Grondwettelijk Hof tegemoet te komen, werd ook nog een overkoepelende commissie in het leven geroepen met vertegenwoordigers van de onderwijsverstrekkers (de onderwijsnetten en -koepels, nvdr)’, zegt De Man. ‘Het was de bedoeling dat zij het hele ontwikkelproces zouden bewaken, maar al snel werd duidelijk dat ze zelf wilden bepalen wat in de minimumdoelen zou staan.’

Zaten de onderwijsnetten dan plots op dezelfde lijn? Toen Katholiek Onderwijs Vlaanderen naar het Grondwettelijk Hof stapte, stonden ze nog lijnrecht tegenover elkaar.

LucDe Man: Kort na het arrest hebben ze elkaar blijkbaar weer gevonden. Wellicht beseften ze dat de zaak niet veel langer meer mocht aanslepen. Hun scholen en leerkrachten wilden zo snel mogelijk weten waar ze aan toe waren. De onderwijsnetten schakelden toen niet alleen een versnelling hoger, ze probeerden hun ideeën ook zo veel mogelijk op te leggen. Zo zouden zij uiteindelijk beslissen wat kinderen en jongeren moeten leren, terwijl dat eigenlijk de taak is van de samenleving en dus van het parlement.

Ben Weyts wekte bij zijn aantreden nochtans de indruk dat hij de onderwijsnetten juist minder macht wilde geven.

De Man: Het draait inderdaad om macht. (denkt na) De partij van minister Weyts heeft altijd verkondigd dat de middelen voor onderwijs rechtstreeks naar de scholen zouden moeten gaan in plaats van via de netten, zoals nu het geval is. Bij zijn aantreden liet de minister ook weten dat hij miljoenen wilde besparen op de pedagogische begeleidingsdiensten van de onderwijsverstrekkers. Door de pandemie werd dat plan uitgesteld, maar de weerstand werd er niet kleiner op. Toen Hilde Crevits (CD&V) nog Vlaams minister van Onderwijs was, leek niemand problemen te hebben met de vorm en de inhoud van de nieuwe eindtermen voor de eerste graad. Maar amper was Weyts haar opgevolgd of Katholiek Onderwijs Vlaanderen stapte naar het Grondwettelijk Hof. Is dat geen vreemd toeval?

Door de nieuwe eindtermen zal de ongelijkheid tussen scholen nog toenemen.

Hoe komt het dat de nieuwe versie van de eindtermen uiteindelijk bijna een jaar op zich liet wachten?

De Man: Doordat de hele procedure van bij het begin mank liep. Zo duurde het maanden voor de onderwijsverstrekkers het beoordelingskader dat wij hadden uitgewerkt, wilden goedkeuren. Altijd weer waren er nog een paar punten die ze aangepast wilden zien. Toen we de voorstellen van de ontwikkelcommissies wilden beginnen valideren, vonden de onderwijsverstrekkers dan weer dat we te veel opmerkingen hadden. Het was duidelijk hun bedoeling om de eindtermen zo vaag mogelijk te houden. Pas toen ik in februari samen met de andere leden van de valideringscommissie een brief schreef om ons ontslag aan te kondigden, bleken ze plots bereid om toegevingen te doen. De eindtermen zelf moesten nog altijd vaag blijven, maar in de memorie van toelichting mochten wel gedetailleerdere suggesties over de leerstof staan.

Toch stapten vier academici, onder wie onderwijswetenschapper Jan Vanhoof (UAntwerpen), een maand later uit uw valideringscommissie.

De Man: De dag ervoor hadden minister Weyts en de onderwijsverstrekkers in het Vlaams Parlement laten doorschemeren dat er witte rook was over de nieuwe eindtermen, terwijl een aanzienlijk deel helemaal nog niet gevalideerd was. Het vrij onderwijs had zijn leerplannen zelfs al aan de uitgevers van schoolboeken bezorgd. Dan vraag je je als commissielid natuurlijk af wat je daar nog aan het doen bent.

Waarom bent u dan toch als voorzitter aangebleven?

De Man: Omdat ik, net als de andere experts, vreesde dat er anders alleen heel vage minimumdoelen zouden worden opgesteld zonder enige garantie voor kwaliteitsvol onderwijs. Na veel gediscussieer zijn we er uiteindelijk in geslaagd om de minimumdoelen – zij het in de memorie van toelichting – wat concreter te maken. Dat we toch nog voor de zomervakantie zijn geland, is dankzij de tussenkomst van het kabinet van minister Weyts – ere wie ere toekomt. Anders waren we vandaag misschien nog aan het bakkeleien. Dat lag trouwens niet alleen aan de overkoepelende commissie. Ook wij hebben ons af en toe behoorlijk koppig opgesteld.

Bent u al bij al tevreden over het resultaat?

De Man: Ik vind het te vaag en te vrijblijvend. Leerkrachten en scholen krijgen erg veel vrijheid om te bepalen wat ze hun leerlingen leren en wat niet. Natuurlijk moeten ze genoeg ruimte krijgen om eigen accenten te kunnen leggen – meer dan in de oorspronkelijke eindtermen het geval was – maar de slinger is nu in de andere richting doorgeslagen. Het is veelzeggend dat de leerplannen van Katholiek Onderwijs Vlaanderen uit ‘wenken’ bestaan. Er staat niet in wat leerkrachten moeten doen, maar wel wat ze zouden kunnen doen. Zo kan een wiskundeleraar ervoor kiezen om louter abstracte, theoretische wiskunde te geven. Dat wil zeggen dat hij jongeren wel de stelling van Pythagoras moet uitleggen maar niet verplicht is om hen die ook te leren toepassen door bijvoorbeeld de diagonaal te berekenen van een deuropening waar een grote kast door moet kunnen. Nochtans peilen zowel het internationale PISA-onderzoek als de nieuwe Vlaamse toetsen juist naar de kennis op het vlak van toegepaste wiskunde. Een ander, meer tot de verbeelding sprekend voorbeeld is de Holocaust. In de eindtermen staat nergens dat leerlingen daarover moeten leren. Ook in de leerplannen van Katholiek Onderwijs Vlaanderen en het GO! gemeenschapsonderwijs vind je er niets over terug. Voor de experts van de overkoepelende commissie spreekt het vanzelf dat elke goede geschiedenisleerkracht uitgebreid ingaat op de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maar wat als een leraar op basis van zijn persoonlijke overtuiging besluit om dat niet te doen? Volgens de nieuwe minimumdoelen kan dat perfect.

De onderwijsinspectie wordt voor een stuk buitenspel gezet.

U hebt niet zo heel veel vertrouwen in de professionaliteit van Vlaamse leerkrachten?

De Man: Natuurlijk wel. Alleen mogen we niet uit het oog verliezen dat niet elke leerkracht even sterk is. Om te beginnen is er vandaag een probleem met de basisvorming van de jongeren die aan een lerarenopleiding beginnen. Steeds meer studenten hebben zelf een tso-richting gevolgd. Dat wil zeggen dat ze in veel gevallen les zullen moeten geven over leerstof die ze zelf nooit hebben gekregen. Dat is niet vanzelfsprekend. Daarnaast staan er steeds meer zij-instromers voor de klas. Niet alleen hebben zij nog niet veel ervaring, vaak hebben ze ook geen lerarenopleiding of educatieve master gevolgd. En dan zijn er nog allerlei nieuwe vakken, zoals burgerzin, waar nog geen enkele leraar voor is opgeleid.

Ik vraag me trouwens af of leerkrachten zelf wel zo blij zijn met al die vrijheid. De meesten willen in de eerste plaats weten wat van hen wordt verwacht. Welke leerstof moeten ze hun leerlingen zeker aanleren en wat mogen ze daarbovenop nog geven? Met de nieuwe minimumdoelen is dat allesbehalve duidelijk.

Zullen de leerlingen daar iets van merken?

De Man: Ik vrees dat de nieuwe eindtermen de gelijke onderwijskansen niet bepaald ten goede zullen komen. Scholen krijgen immers de vrijheid om de lat voor hun leerlingen heel laag te leggen en sommige zullen dat wellicht ook doen. Daardoor zal de ongelijkheid tussen scholen nog toenemen en kan de waarde van hetzelfde diploma van school tot school verschillen. De leden van de valideringscommissie en ikzelf willen alle Vlaamse scholen dan ook met klem oproepen om de lat vooral zo hoog mogelijk te leggen. Al moeten ze vanzelfsprekend altijd rekening houden met wat voor hun leerlingen haalbaar is.

Is het niet de taak van de inspectie om te controleren of de onderwijskwaliteit overal hoog genoeg blijft?

De Man: Op zich wel, maar dat zal niet gemakkelijk worden. Als de onderwijsinspectie het niet eens is met de leerstof die een leerkracht geeft, dan kan hij of zij straks gewoon zeggen: ‘Volgens de minimumdoelen heb ik het recht om die keuze te maken.’ Door de eindtermen zo vaag te houden, wordt de inspectie dus voor een stuk buitenspel gezet.

U leidt vanaf september ook de commissie die de eindtermen voor de eerste graad en het zevende jaar van het secundair onderwijs moet valideren.

De Man: Dat klopt. Eerst zullen de onderwijsverstrekkers weer een aantal keuzes moeten maken, op basis daarvan gaan de ontwikkelcommissies aan het werk en uiteindelijk moet de valideringscommissie zich over het resultaat buigen. Ik kan alleen maar hopen dat daarbij rekening zal worden gehouden met de lessen die we uit de ontwikkeling van de eindtermen voor de tweede en derde graad kunnen trekken. Tijdens een hoorzitting in het Vlaams Parlement heb ik daartoe in naam van de valideringscommissie een paar adviezen naar voren geschoven. Het is in elk geval geen optie om de scholen en de leerkrachten wéér tot het eind van het scholjaar in het ongewisse te laten.

Luc De Man

1949: Geboren in Berchem. Studeerde psychologie en pedagogie.

1972‑1982: Docent in de lerarenopleiding (RNS Gent).

1982‑2007: Leraar psychologie en opvoedkunde, atheneumdirecteur, pedagogische begeleider.

2007‑2009: Onderwijsinspecteur.

2009‑2014: Hoofd pedagogische begeleidingsdienst van het GO!

2014‑2018: Voorzitter Raad Secundair Onderwijs bij de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR).

2019-nu: Lid van de raad van bestuur van het GO!

2022‑2023: Voorzitter valideringscommissie eindtermen 2e en 3e graad SO.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content