Kost studeren aan een universiteit vanaf volgend academiejaar 150 euro meer dan nu? Wel als het van de rectoren afhangt. ‘We doen dit niet graag, maar de overheid laat ons geen keuze’, zegt Bernard Vanheusden, voorzitter van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR).
Wie zich in Vlaanderen inschrijft voor een voltijdse opleiding in het hoger onderwijs betaalt daar vandaag als niet-beursstudent 1157 euro voor. Dat bedrag zou vanaf het volgende academiejaar opgetrokken kunnen worden tot 1307 euro.
Het studiegeld verhogen met 150 euro per student is volgens de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) nodig om de impact van de besparingen op te vangen die de Vlaamse regering vanaf 2026 wil doorvoeren. Vanaf dan moeten universiteiten en hogescholen het immers stellen met een basisfinanciering die structureel daalt met 46,3 miljoen euro. Met 34,9 miljoen euro is het aandeel van de universiteiten daarin bijzonder hoog.
‘De universiteiten worden binnen de begroting onderwijs disproportioneel hard getroffen’, zegt Bernard Vanheusden, voorzitter van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en rector van de UHasselt. Naast de bovengenoemde besparingen worden de universiteiten ook geraakt door een vermindering van 14,5 miljoen euro in het budget voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Bovendien zullen er bijkomende besparingen volgen als de federale begroting rond is. ‘We verwachten dat universitaire ontwikkelingssamenwerking met een kwart tot de helft zal moeten besparen’, aldus Vanheusden.
Onvermijdelijk
Al in het verkiezingsmemorandum van de VLIR – dat onder andere tot doel heeft om de gezamenlijke belangen van de universiteiten ten aanzien van het beleid te behartigen – waarschuwden de rectoren van de Vlaamse universiteiten voor het loslaten van het sociaal contract met het hoger onderwijs. ‘In dat geval zou de private financiering van het hoger onderwijs substantieel moeten toenemen en wordt onder meer een discussie ten gronde over de (verhoging van de) studiegelden onvermijdelijk.’
Zodra de zwaarte van de besparingen duidelijk werd, werd een verhoging van het studiegeld p tafel gelegd. Zowel in de media als in het Vlaams Parlement liet Vlaams minister van Onderwijs Zuhal Demir (N-VA) meteen weten dat ze daar niet voor te vinden was. ‘Ik vind het belangrijk dat we een democratisch systeem hebben. Elk kind, ongeacht zijn afkomst of rijkdom, kan naar de hogeschool en universiteit gaan. Dat wil ik zo houden.’
‘Het water staat ons aan de lippen. Daarom voelen we ons gedwongen om naar bijkomende inkomsten te zoeken.’
‘Het is geen voorstel dat we graag doen’, benadrukt Vanheusden. ‘Maar de overheid laat ons geen keuze. Wekelijks ontvang ik medewerkers die aangeven dat ze het niet langer trekken. Het ziekteverzuim stijgt en mensen vallen uit. Het water staat ons aan de lippen. Daarom voelen we ons gedwongen om naar bijkomende inkomsten te zoeken. Het inschrijvingsgeld is helaas een van die bronnen.’
Geen winst
De 150 euro per student werd door de VLIR berekend op basis van wat de minst getroffen universiteit nodig heeft om break-even te draaien. Dat blijkt de UGent te zijn. ‘De zwaarst getroffen universiteiten – de VUB en de KU Leuven – blijven ondanks zo’n verhoging nog steeds met zware verliezen zitten. UHasselt en UAntwerpen zitten ertussenin. We willen in elk geval vermijden dat de indruk ontstaat dat universiteiten winst zouden maken met die verhoging van het studiegeld.’
Onderwijsexpert Wouter Duyck, die ook vicevoorzitter is van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), vindt het voorstel van de VLIR niet alleen redelijk, maar ook belangrijk. ‘De financiering van het hoger onderwijs is een kwaliteitsrisico geworden’, waarschuwt hij. ‘Professoren in België – en voorlopig extrapoleren we dat naar Vlaanderen – bedienen tot 45 procent meer studenten dan het OESO-gemiddelde.’ Alleen India, Colombia, Peru, Brazilië, Indonesië en Griekenland doen het slechter. ‘Dat verklaart waarom instellingen aangeven dat het water staat hen aan de lippen staat.’
‘We hebben het vaak over innovatie en excellentie, maar dat bereik je niet vanzelf’, zegt Vanheusden. ‘Je kunt een spons uitwringen, maar op een gegeven moment scheurt ze. Zo voelt de situatie vandaag.’
‘Er zijn weinig landen waar burgers via inschrijvingsgeld minder bijdragen aan het hoger onderwijs dan in België.’
Verdedigbaar
In Vlaanderen betaalt een student zo’n 18 procent van de totale kosten van zijn traject in het hoger onderwijs. In de OESO ligt dat gemiddeld op 30 procent. Daarom vindt Duyck een milde verhoging van het studiegeld verdedigbaar. ‘Er zijn weinig landen waar burgers via inschrijvingsgeld minder bijdragen aan het hoger onderwijs dan in België.’
Maar het inschrijvingsgeld mag volgens de onderwijsexpert ook niet te sterk stijgen. ‘In OESO-landen levert een diploma hoger onderwijs gemiddeld 75 procent extra salaris op over een hele loopbaan. Door onze sterke fiscale herverdeling en lage loonspreiding, is dat in België slechts zo’n 35 procent. Als een diploma veel kost en relatief weinig opbrengt, is de kans kleiner dat mensen nog hogere studies aanvatten. Het moet immers motiverend blijven om naar de universiteit te gaan.’
Debat
Vanheusden wijst erop dat het debat over het inschrijvingsgeld, en over wat een redelijke bijdrage is in verhouding tot de kwaliteit en de toegankelijkheid van ons hoger onderwijs, het best met enige regelmaat gevoerd zou worden. ‘Door de besparingen voelen we ons genoodzaakt om dat versneld te doen. We hopen en schatten in dat die 150 euro geen drempel zal vormen voor niet-beursstudenten.’
Minister Demir gaf te kennen dat ze nog rond de tafel wil zitten ‘om te bekijken wat de andere opties zijn’. Voorlopig vond er nog geen overleg plaats, maar de VLIR zal het gesprek aangaan met de minister.