Patrick Martens

Over het huidige integratiebeleid heeft ze geen al te hoge pet op en het migrantenstemrecht hadden de groenen in ’99 al moeten doordrukken. Paula D’Hondt baalt van het groeiende gebrek aan politieke geloofwaardigheid.

‘Vijf seconden. Zo lang streelt dat mijn ijdelheid.’ Dat zegt Paula D’Hondt over een oproep van Agalev-senator Meryem Kaçar. ‘Om de zaak van de allochtonen en nieuwe migranten goed op de sporen te zetten, heeft België opnieuw een charismatische figuur nodig zoals Paula D’Hondt destijds’, zei Kaçar in de De Standaard.

De voormalige Koninklijk Commissaris voor het Migrantenbeleid _ ze is 75 inmiddels en herstelt van een medische ingreep _ vindt het wel aangenaam dat ze tien jaar later niet vergeten is. ‘Dat is toch menselijk. Als ik zou worden afgebrand, dan zou dat kwetsen.’ Maar Paula D’Hondt weet ook zeer goed dat de allochtonen en nieuwe migranten in dit land niets kopen voor die erkenning.

Dat besef is nog toegenomen door de ontsporing van het zoveelste debat over het migrantenstemrecht. Fractieleidster Jeannine Leduc (VLD) schoot de hoofdvogel af. In haar ijver om een liberale neen-stem in de Senaat te verantwoorden, sloegen de stoppen bij haar door. Beleefd samengevat riep Leduc dat migranten maar meer moeten studeren en harder werken, en als het hen hier niet zint, mogen ze hun geluk altijd elders gaan beproeven.

Om de verontwaardigde reacties te counteren, wezen Leduc zelf en ook haar partijvoorzitter Karel De Gucht op de emoties van het moment. Haar ontvlambaar karakter had haar parten gespeeld in het heetst van de strijd, zo heette het. Paula D’Hondt gelooft er weinig van: ‘Ik ben zelf ontvlambaar en emotioneel, maar dat rechtvaardigt niet alles. Een politicus moet rationeel en beheerst zijn, zeker in discussies over gevoelige samenlevingsvraagstukken. Het is te eenvoudig om de uitspraken van Leduc te wijten aan haar karakter. Ze verwoordt minstens een bepaalde ondertoon in haar partij. Ze is ook de exponent van wat een deel van de bevolking denkt en zegt. Dat kan je ook afleiden uit de vele positieve lezersbrieven die over haar optreden in de kranten zijn verschenen. Populariteit hangt kennelijk meer en meer samen met ongezouten meningen geven en uitspraken doen met een hoog Pim-Fortuyngehalte.’

Jeannine Leduc meent inderdaad dat ze zegt wat de mensen denken en voelen.

Paula D’Hondt: Als fractieleidster moet zij de boodschappen uit haar omgeving filteren en binnen het kader van haar ideologische, liberale overtuiging plaatsen. Dat is absoluut noodzakelijk in politieke debatten die de humane evenwichten in een samenleving raken en die gaan over de verhoudingen tussen groepen en gemeenschappen. Een politicus moet luisteren naar de mensen, maar tegelijk voorgaan in de verdraagzaamheid. Leduc mocht en mag emotioneel zijn. Maar zij is op de tribune in de Senaat en daarna ook voor de tv-camera’s overgeschakeld naar cafépraat. Voor een verantwoordelijke politica is dat een zeer grote fout.

Intussen behandelt het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding (CGKR) een aantal klachten tegen de uitspraken van Leduc. Hebt u een advies ter zake?

D’Hondt: Het CGKR moet zeer voorzichtig zijn met juridische stappen, want onze rechtbanken getuigen niet van veel moed en zin voor vernieuwing als het over racisme gaat. Ik zou met de klacht over Leduc ook niet naar de rechter stappen. De vraag is of er voldoende grond voor een veroordeling bestaat. Het belang van het CGKR is daarmee trouwens niet gediend. Als het centrum telkens weer in het zand bijt in rechtszaken die een grote inzet hebben en de publieke opinie beroeren _ denk aan het proces tegen het Vlaams Blok _, dan wordt het imagoverlies alsmaar groter.

U hebt weinig waardering voor de wijze waarop het debat over het migrantenstemrecht is gevoerd.

D’Hondt: Er zijn in de voorbije jaren twee cruciale momenten voor dat dossier geweest. In 1997, na de begrafenis van Loubna Benaïssa, was veel mogelijk. Jean-Luc Dehaene had dat begrepen, maar achteraf gezien is hij nog te terughoudend geweest. In mijn partij stonden de mannen met de lange messen klaar. Met een interne raadpleging heeft de toenmalige CVP een eersteklas begrafenis voor dat stemrecht georganiseerd. Ze had niet eens de edelmoedigheid om het idee een kans te geven.

Het tweede moment was de vorming van de paars-groene coalitie in 1999. Van Agalev had ik toen minstens verwacht dat ze haar onderhandelingspositie zou hebben gebruikt om het migrantenstemrecht door te drukken. De groenen hebben zich verkocht voor de snel-Belg-wet en de reguralisatie. Ik heb mijn woede en ontgoocheling daarover onmiddellijk tegenover Jos Geysels uitgesproken. Ik heb dat de groenen nog altijd niet vergeven. Sindsdien hebben we alleen een tactisch spel met veel windowdressing meegemaakt.

Meryem Kaçar en haar SP.A-collega Fatma Pehlivan (SP.A) hadden een hoofdrol in het debat. Boden zij met hun achtergrond dan geen nieuwe en andere dimensie?

D’Hondt: Ze stonden misschien op de eerste rij en ze hadden de steun van ervaren politici zoals Louis Tobback, maar uiteindelijk waren ze voor hun partijen toch maar de nummers twee. Kopstukken zoals Patrick Janssens en Jos Geysels hebben het dossier op de agenda gezet. Maar mij hebben ze nooit kunnen overtuigen dat het parlement zou beslissen over een punt dat niet in het paars-groene regeerakkoord is opgenomen. Ik ben te lang in de politiek geweest om niet te weten dat over cruciale dossiers niet wordt beslist in Kamer en Senaat.

Als Koninklijk Commissaris heeft u zelf ook meegedaan aan het tactische spel. Uw eerste rapport vermeldde het stemrecht nog, maar daarna heeft u niet aangedrongen omdat de rooms-rode partijen het niet wilden en er nog tijd was tot de gemeenteraadsverkiezingen van 2000.

D’Hondt: Dat is juist. Ik heb geen kruistocht voor het migrantenstemrecht gevoerd omdat het niet haalbaar bleek. Toen ik in 1989 begon als Koninklijk Commissaris was er veel weerstand. Ondanks mijn politieke ervaring onderschatte ik bijvoorbeeld de afwijzing van de mogelijkheden om het openbaar ambt voor migranten open te stellen. Daarom wou ik eerst krediet en geloofwaardigheid verwerven, om in een latere fase te kunnen overtuigen met juridische en menselijke argumenten voor het stemrecht. Uiteindelijk heb ik pas in 1993 in mijn eindrapport gezegd dat het debat daarover onvermijdelijk was.

Terwijl u boos bent op de groenen, was het ACW niet te spreken over de houding van de CD&V in verband met het migrantenstemrecht. Voorzitter Theo Rombouts vond ze laag-bij-de-gronds en opportunistisch.

D’Hondt: Rombouts had zijn kritiek ook moeten spuien onmiddellijk na het CD&V-congres in Kortrijk. Daar is het migrantenstemrecht als zodanig afgewezen en gekoppeld aan een evaluatie van de snel-Belg-wet.

In 1997 hoopte de CVP dat zoveel mogelijk allochtonen snel Belg zouden worden, zodat het politieke belang van het migrantenstemrecht zou verminderen. Nu vindt de CD&V dat migranten te snel Belg worden.

D’Hondt: Mijn voorstellen om de naturalisatie te versoepelen en de nationaliteitsverwerving te vergemakkelijken, zijn destijds tot mijn eigen verwondering zeer snel aanvaard. Ook op het communautaire vlak _ denk aan de verhouding tussen Franstaligen en Vlamingen in Brussel _ was dat immers een moeilijk punt. Het aannemen van een andere nationaliteit is voor de betrokkenen ook niet vanzelfsprekend. Migranten hebben een band met hun land van herkomst en ze moeten zich hechten aan een nieuw land. Paars-groen heeft bijna alle drempels weggehaald, maar een nationaliteit is geen snoepje. Dat is een groot obstakel voor de CD&V.

Maar moet dat daarom worden gekoppeld aan het stemrecht?

D’Hondt: Voor mij zijn het aparte kwesties. De verbetering van de nationaliteitsverwerving door migranten van de derde, tweede en eerste generatie had en heeft te maken met een goed burgerschap. Het gemeentelijk stemrecht als hefboom voor een deelname van de inwoners van een stad of een gemeente aan het lokale beleid is een grondrecht.

Veel allochtonen vinden dat het niet toekennen van gemeentelijk stemrecht van hen ’tweederangsburgers’ maakt.

D’Hondt: Doordat dit probleem blijft smeulen, komt het samenleven onder druk te staan. De symboolwaarde is zo groot geworden dat migranten denken dat wij hen dat stemrecht niet gunnen. Precies daarom zeg ik ook dat socialisten en groenen moesten weten dat hun onderneming gedoemd was om te mislukken. Er is valse hoop gewekt en de migranten zijn nu opnieuw zwaar beledigd.

Volgens Mohammed Chakkar, de coördinator van de Federatie van Marokkaanse Verenigingen, heeft het hele debat alleen maar het negatieve denken over migranten bevestigd. Hij zegt in ‘De Morgen’ dat het integratiediscours vastgelopen is. Chakkar vindt dat het moet gaan over gelijke kansen en gelijke rechten, want gelijke plichten hebben de migranten al.

D’Hondt: Ik ken zijn stelling. We moeten ons hoeden voor een spel met woorden. De inhoud is veel belangrijker. Daarom sta ik nog altijd achter de formulering van mijn opdracht als Koninklijk Commissaris. Ik moest voorrang geven aan maatregelen op het vlak van werkgelegenheid, huisvesting en het integratiebevorderend onderwijs in een van onze landstalen. Fundamenteel maakten we een keuze voor integratie en wezen we de andere opties _ assimilatie of apartheid _ duidelijk af.

U gebruikte het werkwoord ‘inpassen’, maar intussen wordt steeds meer over ‘aanpassen’ gesproken en dat niet alleen door het Vlaams Blok.

D’Hondt: Voor mij primeerde een concrete invulling van het begrip integratie: het aanvaarden van de Belgische wetten en van de sociale gedragsregels in verband met bijvoorbeeld de emancipatie van de vrouw en de scheiding van kerk en staat; het erkennen van de culturele verscheidenheid; het belang van participatie. We hebben echter te weinig de nadruk gelegd op wederzijdse acceptatie. Die is er nog steeds niet. Vragen aan migranten om zich aan te passen, is vragen dat ze een ander mens worden. Dat is onmogelijk. Tegelijk is dit voor sommige migranten de voornaamste reden om vast te houden aan hun nationaliteit. Van een vicieuze cirkel gesproken.

In het jongste jaarverslag van het CGKR staat dat het erkennen van en omgaan met diversiteit hét thema van de komende jaren wordt. Dat wordt al zo lang gezegd.

D’Hondt: Het migratievraagstuk is veel complexer geworden: de mensen die uit Oost-Europa komen, migranten die het slachtoffer zijn van mensensmokkelaars, enzovoorts. Tegelijkertijd probeert iedere nieuwe regering en elke nieuwe minister weer een nieuwe aanpak uit te vinden. En wat is het gevolg? De mensen zeggen foert, want ze hebben het al honderd keer gehoord en weinig gezien in de praktijk. Ook bij de migranten zelf stel je dat vast. Hun klachten over discriminatie zijn terecht, maar sommigen drijven ook mee in de Vlaamse zeurstroom.

Als Koninklijk Commissaris hebt u honderden voorstellen gedaan. Vele zijn in de schuif blijven liggen. Andere ideeën hebben te weinig opgeleverd. In het onderwijs wil minister Marleen Vanderpoorten (VLD) daarom een spreidingspolitiek ruilen voor een toelatingsbeleid om een halt toe te roepen aan witte en zwarte scholen.

D’Hondt: Zwarte scholen zijn een aanfluiting van integratiebevordering en roepen veel vragen op in verband met de onderwijskwaliteit. Op dat vlak moet dus iets gebeuren. Allicht ben ik te streng voor Vanderpoorten, maar ik betwijfel of haar agenda zuiver is ten opzichte van het vrij onderwijs. De manier waarop zij en vooral VLD-voorzitter Karel De Gucht zich opstellen in onderwijsdossiers, maakt mij zeer wantrouwig.

Misschien kunnen we in het spoor van de Gentse SP.A-schepen Freya Van den Bossche een stap terug zetten door migrantenkinderen in hun eigen taal op een bepaald onderwijsniveau te brengen en ze daarnaast in het gewone schoolgebeuren op te nemen. Uit het verleden weten we ook dat veel kan worden bereikt als ouders op een actieve manier betrokken worden. Een ander noodzakelijk punt is de waardering van de leerkrachten. En tegenover een bijkomende financiering moet een resultaatsverbintenis van de scholen staan, zodat allochtone kinderen en jongeren beter doorstromen en een diploma behalen.

Een diploma volstaat niet om werk te vinden. Het aantal allochtone werklozen is verdubbeld sinds 1995. Bij het CGKR gaat 15 procent van de behandelde dossiers over tewerkstelling. Dat behoort al vijf jaar tot de toptwee van de klachten.

D’Hondt: Op dat vlak blijven we falen. De werkgeversorganisaties proberen met diverse initiatieven het tij te keren, maar in veel bedrijven verandert er niets. In de publieke sector is het overigens niet beter. Migranten zie je wel achter het stuur van een bus of tram, maar verder kom ik er in overheidsdiensten zeer weinig tegen. Of het moet zijn bij de schoonmaakploegen die ’s avonds uitrukken om de kantoren op te ruimen.

U sprak destijds over ‘een werk van lange adem’. Het wordt wel een hele lange adem. Stemt dat niet bitter?

D’Hondt: Dat lost niets op. Ik ben er integendeel steeds meer van overtuigd dat de sleutel bij de begeleiding van de allochtone vrouwen ligt. Daarmee zaai je misschien onrust, maar ook heel veel hoop. Als Koninklijk Commissaris heb ik enkele grote bijeenkomsten met de vrouwen gehouden. Dat waren beklijvende, intense momenten. We putten er samen moed uit. Bij de vrouwen zit een enorme kracht.

In de allochtone gemeenschap is er kritiek op het CGKR. Het centrum wordt beschouwd als ‘een pleister op een houten been’ en ‘een buffer tussen het beleid en de belangen van allochtonen’.

D’Hondt: De impact van het Koninklijk Commissariaat en het CGKR verschillen. Maar je kan beide instellingen niet zomaar vergelijken. Het commissariaat was in handen van een oud-politica die een geëngageerd spreekrecht had. Het centrum wordt geleid door een ambtenaar die onafhankelijk moet zijn. Johan Leman kan mijn strijdende positie niet innemen. Voorts had ik veel contacten in wijken, scholen, organisaties. Het was bijna missioneringswerk. Dat bezorgde me een groot charisma. Leman heeft van het begin af gezegd dat het niet zijn opdracht was om voortdurend de baan op te gaan.

Jean-Luc Dehaene vond die inperking jammer. Ook ik blijf vinden dat je dicht bij de mensen moet staan om positief te kunnen werken, zonder evenwel te vleien. In die zin begrijp ik de wens van Meryem Kaçar dat er weer iemand zou komen die met de migranten meeleeft en die hen vertegenwoordigt. Die functie bestaat nu niet. Na mij is er geen minister of staatssecretaris voor het migrantenbeleid aangesteld. Eigenlijk zouden de migranten hun eigen Paula D’Hondt moeten hebben.

Zijn de vleugels van het CGKR niet te veel geknipt?

D’Hondt: De klachtenbehandeling door het CGKR stuit op een serieus probleem. Neem opnieuw het voorbeeld van de klacht tegen Jeannine Leduc. Wat moet Leman doen? Als hij geen juridische stappen doet, zullen de allochtonen hem dat kwalijk nemen. Als hij wel die richting inslaat, is de kans zeer groot dat er geen veroordeling komt en dat is dan weer slecht voor het gezag van het CGKR.

Een ander probleem is dat het integratiebeleid een zaak van de gemeenschappen is en dat het CGKR daar weinig invloed op heeft. Maar wat doen zij? Welke initiatieven neemt Vlaams minister Mieke Vogels (Agalev) om gelijke kansen te creëren? Allicht gebeurt er veel, maar je merkt er zo weinig van.

Mijn stelling is altijd geweest dat het CGKR het Britse voorbeeld van de Commission on Racial Equality moest volgen en zich alleen moest toeleggen op de strijd tegen het racisme. Nu wordt de kar overladen met alsmaar nieuwe opdrachten zoals het Observatorium voor Migraties en binnenkort ook de toepassing van een nieuwe anti-discriminatiewet.

Na de aanslag van 11 september op New York en door de oorlog tussen Israël en de Palestijnen nemen de spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen ook in ons land toe. Er zijn pesterijen en incidenten. Anderzijds lijken de verantwoordelijken van bijvoorbeeld de joodse en de moslimgemeenschappen verdraagzamer en beschaafder met elkaar te kunnen omgaan dan Belgen met allochtonen.

D’Hondt: De leiders van de verschillende allochtone gemeenschappen in ons land hebben een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Ze geven blijk van een maturiteit die velen bij ons _ in en buiten de politiek _ nog niet verworven hebben. Dat hebben ze bewezen tijdens de Golfoorlog en dat doen ze nu opnieuw.

Ik vind trouwens dat we ze meer verantwoordelijkheid moeten geven. Dat heb ik onder meer geleerd van een aantal projecten in verband met opvoedingsondersteuning die in Antwerpen aan allochtone ouders en probleemjongeren wordt geboden. Tien jaar geleden was ik terughoudend over dergelijke aparte initiatieven. Ik dacht dat ze de integratie in de weg zouden staan. Intussen heb ik gemerkt dat allochtone ouders ook vanuit hun cultuur zin en meerwaarde kunnen geven aan opvoeding.

Met de opkomst van Pim Fortuyn in Nederland wordt in ons land het cordon sanitaire weer ter discussie gesteld.

D’Hondt: Over dat thema ben ik standvastig. Ik heb ervaren en gezien hoe het nationaal-socialisme en het extreme nationalisme in de vorige eeuw hebben geleid tot een humane verschrikking en tot het muilkorven van mensen. Dat heeft mij tot in het diepste van mijn wezen geraakt. Er kan geen politieke verantwoordelijkheid worden gegeven aan mensen die zich bedienen van dezelfde vreselijke denkbeelden en slogans als toen. Het Vlaams Blok zou zijn migrantenprogramma herzien hebben, maar de essentie is gelijk gebleven. De partij is niet veranderd. Je kan en mag ze niet toelaten tot het beleid.

Het cordon sanitaire moet wel worden toegepast in een geest van democratie. Het mag door de democratische partijen niet worden misbruikt om coalities naar hun hand te zetten. Het is geen tactisch instrument, maar een politiek-ethische houding.

Volgens een aantal recente peilingen denken de mensen daar anders over.

D’Hondt: Dat heeft ook iets te maken met de heersende politieke sfeer: het gemak waarmee mensen overlopen naar een andere partij; politieke verantwoordelijken die zeggen dat ze persoonlijk voor het migrantenstemrecht zijn, maar hun fracties in het parlement tegen doen stemmen; de arrogante benoemingspolitiek van paars-groen; et cetera. Dat tast de politieke geloofwaardigheid steeds meer aan en naarmate die kleiner wordt, zal het Vlaams Blok beter scoren.

Premier Guy Verhofstadt (VLD) wil de prestaties van zijn regering nochtans toetsen aan het verkiezingsresultaat van het Vlaams Blok.

D’Hondt: Ik vrees dat hij het niet zal halen en dat het Vlaams Blok nog groter zal worden. De politiek zelf heeft daar veel schuld aan en ook de media gaan niet vrijuit. Ik baal er soms echt van.

Patrick Martens

‘Paars-groen heeft bijna alle drempels weggehaald, maar een nationaliteit is geen snoepje.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content