John Vandaele
John Vandaele Journalist MO* en auteur van 'De melkboer en de geschiedenis' (EPO)

Opkomen voor vakbondsrechten en voor meer gelijkheid betekent in Indonesië risico lopen. Het verhaal van Muchtar Pakpahan.

DERTIG JAAR na de bloedige coup tegen zijn voorganger Sukarno, zit president Suharto (73) van Indonesië nog stevig in het zadel. Aangenomen wordt dat hij in 1998 een zevende ambtstermijn van vijf jaar aanvat. Hij kan ook bogen op prestaties. Suharto slaagde erin de archipel samen te houden en gaf het moslim-fundamentalisme geen kans. Vooral ekonomisch kan hij adelbrieven voorleggen.

De Indonesische opgang begon dankzij olie-inkomsten. Die werden deels geïnvesteerd in infrastruktuur, onderwijs (het analfabetisme daalde van 50 procent tot 20 procent) en gezondheidszorg. Sinds 1984 voorziet het land ook in de eigen behoefte aan rijst. Toen de olieprijzen in de jaren tachtig daalden, werd de afhankelijkheid van petroleum afgebouwd via industrializering.

Tegelijk vinden Japan, Zuid-Korea, Hongkong en Taiwan vooral in Java een groot reservoir goedkope arbeidskrachten. Hoewel Vietnam, bijvoorbeeld, waar de lonen nog lager zijn, op dat stuk een konkurrent is. Dus moeten de salarissen laag blijven om het ekonomische sukses in stand te houden. Statistisch vertienvoudigde het inkomen per hoofd tussen 1968 en 1993 wel, maar dat is misleidend. Het nationaal produkt wordt immers gedeeld door 188 miljoen inwoners, terwijl de rijkdom niet zo gelijkmatig is verdeeld. Integendeel, de kloof tussen arm en rijk is zeer groot.

Vier procent volkschinezen kontroleren twee derde van de ekonomie via tweehonderd konglomeraten. Suharto probeert de autochtone ekonomische macht te versterken middels monopolies, die hij zijn kinderen en maatjes toeschuift. De ekonomische, politieke en militaire macht ligt trouwens verstrengeld. Ministers en militairen zijn ook zakenlui en de “kommissielonen” voor ambtenaren pieken zo hoog dat ze een internationaal konkurrentienadeel vormen.

Wie het waagt kritiek te leveren op de militaire aanpak in Oost-Timor, de korruptie, de ongelijkheid of het gebrek aan vrijheid, riskeert aanhouding of uitschakeling. Dat ondervond Muchtar Pakpahan, voorzitter van ’s lands enige onafhankelijke vakbond SBSI. Hij verdween van vorig jaar tot mei dit jaar in de cel. Hij had een staking georganizeerd in Medan, werd opgepakt maar onder internationale druk vrijgesproken. De campagne daartoe van 127 vakbonden en vijfduizend verontwaardigde Nederlanders raakte versterkt met pressie van regeringen. Washington dreigde Indonesië de status van meest begunstigde handelspartner te ontzeggen. Het Westen beschouwde de arrestatie van Pakpahan als een bewijs dat Indonesië geen vakbondswerking toestaat en dat veroorzaakt, samen met dwangarbeid en kinderarbeid, “oneerlijke konkurrentie. ” Maar wat tracht de vakbond SBSI met zijn half miljoen leden bereiken ?

– MUCHTAR PAKPAHAN : Met de staking in Medan wilden we vrijheid van vakvereniging en een dertiende maand loon afdwingen. We wilden ook duidelijkheid over de dood van een vakbondslid wiens lichaam verminkt in een rivier werd aangetroffen. Als advokaat wist ik dat onze aktie legitiem was. Onze grondwet sluit vakbondsvrijheid niet uit en staat stakingen toe. De regering schendt echter de grondwet door een eenheidsvakbond te creëren die doet wat de regering vraagt.

Sinds mijn arrestatie en de internationale druk die daarop volgde, lijden we niet meer onder militaire bemoeienissen. Voorheen kwamen militairen, bij wijze van intimidatie, elke dag naar ons kantoor. Bij elk arbeidskonflikt daagden militairen op. Hoewel SBSI nog niet officieel is erkend, kunnen we nu de facto onze taken opnemen en onze leden verdedigen voor een rechtbank. Ze worden minder vaak ontslagen en niet langer gemarteld. Een opmerkelijke verandering, maar we blijven waakzaam. Het is immers niet duidelijk of het om een echte wijziging van het systeem gaat, dan wel om een tijdelijke charme-operatie ten overstaan van het buitenland.

– Ekonomische bloei, maar een sociale kloof : houdt dat de bond bezig of wil hij alleen de positie van zijn leden verbeteren ?

– PAKPAHAN : De twee vallen niet te scheiden. Bij opleiding leggen we onze mensen uit hoe het systeem in elkaar zit, zodat ze begrijpen waarom ze zo weinig betaald worden en bereid zijn de bestaande situatie te bestrijden. Wij willen geen geweld, maar voelen ons daarom niet machteloos. In Medan waren we vorig jaar met 60.000, wat zelden was vertoond. Ik ben ervan overtuigd dat we iets kunnen veranderen als we een week met een half miljoen kamperen voor de regeringsgebouwen.

– Nogal wat Aziatische leiders vinden demokratie en vakbonden westerse uitvindingen.

– PAKPAHAN : Onze strijd draait niet om westerse waarden. In onze grondwet staat dat Indonesië een demokratie is en dat maakt veel beleidsdaden onwettig. Dat sluit niet uit dat er kulturele verschillen bestaan tussen Oost en West. Maar er zijn ook universele waarden en demokratizering is daar één van.

– Vindt u dat landen die dwangarbeid kennen of vakbonden verbieden, commercieel moeten worden gestraft ?

– PAKPAHAN : Ja. Mensen moeten overal ter wereld het recht hebben zich te verenigen om te onderhandelen over hun arbeidssituatie en zo bij te dragen tot een betere verdeling van de rijkdom van hun land. Wat echter kinderarbeid betreft, mogen we niet vergeten dat die kinderen werken om hun familie een noodzakelijk inkomen te bezorgen. We moeten dus wel streven naar afbouw van de kinderarbeid, maar op termijn.

John Vandaele

Muchtar Pakpahan : “Onze strijd draait niet om westerse waarden. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content