GEZOCHT: HARDWERKENDE BELG (M/V)

Volgens recent Nederlands onderzoek zijn Belgen zeker niet de hardste werkers van Europa. Onze werkdagen zijn kort en we hebben veel vrije tijd. Toch hebben we het allemaal ontzettend druk. Op zoek naar de hardwerkende landgenoot.

Sinds de doortocht van een niet nader te noemen Romeins politicus betwist niemand nog dat Belgen de dappersten aller Galliërs zijn. Bij gebrek aan martiale activiteit in de daaropvolgende eeuwen hebben we ons op de arbeid gestort. Woorden als ‘noest’ en metaforen met ‘klei’ worden aangehaald om onze nimmer aflatende werklust te loven. Het is immers alom bekend: Belgen zijn manhaftige wroeters, die werken tot ze erbij neervallen, om de volgende morgen weer even onberispelijk op het appel te verschijnen.

Tot zover de mythe. Er is namelijk niet echt statistisch bewijs om die werklustige reputatie te staven. Uit onlangs gepubliceerd onderzoek van het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau (zie tabellen ’24 uur in het leven van de Belg’) blijkt dat Belgen – net als Nederlanders – niet echt harder werken dan de doorsnee Euro-peaan. Integendeel. Volgens het NSCP, dat de tijdsbesteding in 15 Europese landen in kaart bracht, behoren Belgen juist tot de minst drukbezette inwoners van Europa.

We hebben ook meer vrije tijd. Per dag hebben Belgen gemiddeld 5 uur en 31 minuten vrije tijd. Enkel Noren en Finnen hebben meer vrije tijd. Ook aan onze kinderen zijn we dagelijks relatief weinig tijd kwijt. Belgen houden zich gemiddeld 42 minuten per dag met hun kinderen bezig. Enkel Letten, Litouwers en Bulgaren brengen minder tijd door met hun kroost.

Ook aan hun professionele leven besteden de Belgen minder tijd dan zogezegd ‘luie’ Zuid-Europeanen, zoals Spanjaarden of Italianen. Belgische mannen werken op een doordeweekse werkdag gemiddeld 7 uur en 54 minuten. Italianen werken 26 minuten langer, Spanjaarden zijn gemiddeld 43 minuten langer in de weer.

Vooral in de weekends is het verschil opmerkelijk. Spaanse mannen werken een uur en negen minuten langer dan Belgische tijdens het weekend, Italianen net geen uur. Belgische en Zuid-Europese vrouwen kloppen op weekdagen een vergelijkbaar aantal uren, maar tijdens de weekends werken Spaanse en Italiaanse vrouwen gemiddeld 51 en 34 minuten langer.

Bovendien ontzeggen we ons ook de geneugten des levens niet. We slapen nagenoeg even lang als het Europese gemiddelde (8 uur en 25 minuten) en nemen ruim de tijd om te eten (1 uur en 49 minuten). 77 procent van de Belgen neemt elke dag een rustpauze van minstens 10 minuten. Overigens begint ons ‘goede leven’ al in onze kindertijd. Belgische scholieren zijn dagelijks gemiddeld 16 minuten minder met school bezig dan de doorsnee-Europeaan.

Kaakslag voor reputatie

Het onderzoek is met andere woorden een kaakslag voor onze internationale reputatie. We werken inderdaad niet uitzonderlijk hard, stelt Ignace Glorieux, professor sociologie aan de VUB. ‘Het is een mythe die we kennelijk graag in stand houden. Nochtans doen we net het tegenovergestelde. Onze arbeidsmarktparticipatie is lager dan die van onze buurlanden. We gaan langer naar school en beginnen later met werken. Daarenboven zijn we kampioen in het vroeger stoppen met werken, door systemen als brugpensioen.’

Dat vroege uitstappen heeft te maken met de zogenaamde ‘samengedrukte loopbaan’, die de Vlaamse arbeidsmarkt typeert. Volgens dat model werken de meeste mensen min of meer intensief tot hun vijftigste, maar komen ze daarna minder aan de bak. Volgens socioloog Wim Herremans (K.U.Leuven) zijn er te veel mogelijkheden om vervroegd uit de arbeidsmarkt te stappen. ‘We hebben een hoge werkzaamheidsgraad bij mensen tussen 25 en 49 jaar. Buiten die leeftijds-categorie is de werkzaamheidsgraad veel kleiner. Veel mensen verlaten via brugpensioen de arbeidsmarkt veel te vroeg. Vooral bij mensen ouder dan 55 is de tewerkstellingsgraad gewoon te laag.’ Dat is een situatie die zich in de ons omringende landen minder voordoet.

Bovendien onderschatten we de ‘luie’ Zuid-Europeanen. ‘Het is een misvatting te denken dat men in Zuid-Europa minder werkt’, zegt Glorieux. ‘Men werkt ongetwijfeld iets minder efficiënt, maar de werkdagen zijn veel langer, ook in het weekend.’

Uitstervend ras

Als de mythe van de hardwerkende Belg aan diggelen gaat, is er misschien nog hoop voor de hardwerkende Vlaming? Iedereen is immers vertrouwd met het beeld van de noest arbeidende Vlaming en de potverterende Waal. Maar ook dat beeld moet bijgesteld worden, meent professor Glorieux, die in 2005 het tijdsgebruik van Belgen tussen 12 en 89 jaar onderzocht. Hij kwam tot de conclusie dat Vlamingen gemiddeld 15 uur en 4 minuten per week werken, en Walen slechts 12 uur 57 minuten. Het bewijs leek geleverd. Toch niet, preciseert Glorieux. ‘Het heeft zeker niet met een verschillende mentaliteit te maken. Die verschillen zijn te wijten aan de bevolkingssamenstelling en het opleidingsniveau. Een werkende Vlaming en een werkende Waal werken binnen dezelfde beroepscategorie ongeveer even veel.’ Hoewel de cijfers niet recent lijken, blijven ze volgens Glorieux nog steeds valabel, omdat leefpatronen doorgaans traag veranderen.

Wat is er misgegaan? Hebben we onze werklust collectief verloren? Wentelen we ons in zelfgenoegzaamheid? Zijn we met zijn allen lui geworden? De hardwerkende Vlaming bestaat nog steeds, stelt Glorieux ons gerust. ‘Kleine middenstanders, zoals bakkers en slagers, werken nog steeds zeer lang en zeer hard, maar dat is een kleine en krimpende bevolkingsgroep.’

Maar ook de hardwerkende, niet-zelfstandige Vlaming heeft wel degelijk bestaan. Zo onderzocht Glorieux de tijdsbesteding van katholieke grensarbeiders, toen die in de jaren vijftig in de Noord-Franse mijnbouw werkten. ‘Zulke mensen deden zes dagen in de week bijna niets anders dan werken. Als je hun dagelijkse pendeltijden erbij rekent, kwamen ze gemakkelijk aan 56 à 58 uur werken per week. Omdat ze onder de kerktoren bleven wonen, moesten ze soms al om twee uur ’s nachts vertrekken. Toch koesteren wij het romantische beeld van die werkers nog steeds. Ook al werken we vandaag toch een stuk minder.’

Drang naar drukte

We zijn dus allang de hardste werkers van Gallië en omstreken niet meer. Waarom blijven we dan vasthouden aan dat ideaalbeeld van de hardwerkende Belg? Dat is vooral een kwestie van sociale bevestiging, meent Glorieux. ‘Werkdruk is een statussymbool’, stelt hij. ‘Als we het allemaal zo druk hebben, is dat vooral omdat we dat nu eenmaal willen. Wie niet druk bezig is, telt niet mee. En wie het niet is, kan maar beter doen alsof.’

Voor de hedendaagse lezer, vertrouwd als hij is met het beeld van druk gsm’ende, rondhollende managers, zal die drang naar drukte niet verbazend zijn. ‘Die mentaliteit lijkt ons logisch, maar dat is het echt niet’, benadrukt Glorieux. ‘Honderd jaar geleden was nietsdoen het toppunt van status. Een dandy ging wandelen met zijn schildpad, om te tonen dat hij tijd had. Nietsdoen – en vooral ook tonen dat je niets deed – was toen het summum. Dat is vandaag helemaal anders. Mensen die meetellen, hollen door de straat.’

Dat wil echter niet zeggen dat we ons inbeelden dat we het druk hebben. Vooral de hoogopgeleiden maken vaak lange dagen, meent Glorieux. ‘Daar merk je inderdaad een stijging van de werkdruk. Al moeten we de invloed van het werk niet dramatiseren. Onze vrije tijd zorgt voor minstens evenveel stress als het werk.’

Kiezen is verliezen

Vroeger was het eenvoudiger. Er waren immers niet zoveel activiteiten waarmee de grensarbeider zich tijdens zijn schamele vrije tijd kon bezighouden. De overdaad aan keuzes waarmee de Belg nu tijdens zijn vrije tijd geconfronteerd wordt, heeft volgens Glorieux een paradoxaal effect. ‘We moeten constant keuzes maken. Als we een boek lezen, kunnen we niet gaan sporten. Als we sporten, kunnen we niet naar de bioscoop. Wat we ook doen, er is altijd een gevoel dat we iets missen.’

Volgens Glorieux zijn het vooral die keuzemomenten die het gevoel van druk genereren. Bovendien is het een illusie te denken dat nieuwe technieken daaraan kunnen verhelpen. ‘Innovaties maken een mens niet noodzakelijk gelukkig’, meent Glorieux. ‘Dat is nu net de paradox. De auto maakt het leven een stuk moeilijker. We zijn mobieler, we kunnen veel meer doen, maar tegelijk moeten we daardoor weer extra keuzes maken. We hebben meer middelen, maar worden ook ambitieuzer in onze tijds-besteding.’

De druk valt weg wanneer er geen keuzes zijn, vervolgt Glorieux. ‘Monniken in een benedictijns klooster hebben dat probleem niet. Elke minuut ligt vast. Ze weten wanneer ze moeten bidden, slapen en eten. Ze hoeven over hun tijdsbesteding geen overwegingen te maken. Dat is best een geruststellende gedachte.’

Vloek der hoogopgeleiden

Vooral hoogopgeleiden vallen ten prooi aan de drang naar stress en drukte. Dat komt in de eerste plaats omdat hoogopgeleiden in hun beroep doorgaans redelijk wat autonomie hebben. ‘Ze hebben het druk, maar ze doen het zichzelf voor een stuk aan’, meent Glorieux. ‘Dat maakt het een stuk draaglijker. Het maakt het in zekere mate aangenaam.’ Het geeft hen ook de mogelijkheid de druk enigszins te controleren. Bovendien delen hoogopgeleiden hun vrije tijd ge-varieerder in dan laagopgeleiden. Daardoor hebben ze het zelfs in hun vrije tijd druk.

Al is het natuurlijk lang geen vloek om hoogopgeleid te zijn. ‘Hoogopgeleiden zijn zeker niet te beklagen’, sust Glorieux. ‘Zolang het beheersbaar blijft, genieten mensen van drukte. We klagen en zuchten, maar eigenlijk zouden we het niet anders willen. Bovendien voel je jezelf best belangrijk als je tot ’s avonds moet werken.’

We zijn in België dus tot hardwerkendheid en stress veroordeeld, zelfs al werken we echt niet uitzonderlijk lang. En dat is misschien maar goed ook, vindt Glorieux. ‘Nietsdoen is een leuk idee, maar eigenlijk zit niemand erop te wachten.’

DOOR JEROEN ZUALLAERT

‘Onze vrije tijd zorgt voor minstens evenveel stress als het werk.’

‘Honderd jaar geleden was nietsdoen het toppunt van status.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content