Camille Claudel, beschadigde ziel, gekooid verlangen

Camille Claudel is een bekende onbekende. Een baanbrekende beeldhouwster, gereduceerd tot een voetnoot in de kunstgeschiedenis en overschaduwd door leermeester Auguste Rodin. Ze was zijn minnares, model en muze. In Nogent-sur-Seine opent zondag het Musée Camille Claudel. Dat is geen moment te vroeg.

De laatste dertig jaar van haar leven zat Camille Claudel (1864-1943) opgesloten in een psychiatrische instelling: haar geest bleef helder, maar haar handen waren werkloos. Camille Claudel werd gekooid en monddood gemaakt omdat ze ‘de schande’ was van de familie. Tussen 1913 en 1943 bleef ze in isolement opgesloten: één jaar in de instelling van Ville-Evrard (Neuilly), de rest van de tijd in Montdevergues nabij Avignon.

Haar jongere broer, de bekende schrijver Paul Claudel, heeft haar in die dertig jaar maar elf keer bezocht. Haar moeder heeft ze nooit meer gezien. Erger nog: moeder Claudel gaf de dokters de uitdrukkelijke opdracht om de brieven die Camille Claudel schreef niet te versturen en haar geen bezoek te laten ontvangen.

Camille Claudel – dat ‘lastpak’, de ‘schande van de familie’ – moest zo mogelijk levend begraven worden, ergens ver weg in de Provence. Zo kwijnde een briljante kunstenares, passionele vrouw en door het leven getekende ziel weg in een onmenselijk isolement te midden van wat ze zelf beschreef als het verschrikkelijke, onuitstaanbare geroep en getier van krankzinnigen. Ze werd vergeten. Door iedereen. Zo meldde de gezaghebbende encyclopedie Larousse in 1960 dat Camille Claudel in 1920 overleden was.

Pas in 2012, bijna zeventig jaar na de dood van de kunstenares, kreeg de Franse arts en psychiater Michel Deveaux toegang tot het medisch dossier en de correspondentie van Camille Claudel.

Moeder Claudel aan dokter Ruelle: ‘Ik smeek u, monsieur, laat haar niet schrijven, aan wie dan ook; dat ze vergeten mag worden, dat is het beste wat er kan gebeuren.’

(brief van 21 juli 1913)

Was Camille Claudel gek? Het antwoord van arts Michel Deveaux is zeer genuanceerd. Ja, op een bepaald moment vertoonde ze tekenen van achtervolgingswaan. Maar haar geestelijke functies waren niet aangetast. Deveaux gelooft dat een opname in 1913 noodzakelijk was omdat Camille in een diepe depressie zat en zich bedreigd voelde. Ze sloot zich af van de buitenwereld, was verward en verzorgde zich niet: daarom moest ze wel geholpen worden. Maar een opsluiting van dertig jaar is in geen enkel opzicht medisch te verantwoorden, schrijft hij. ‘Was er een geheime overeenkomst tussen de familie en de instelling om Camille bijna dertig jaar lang opgesloten te houden…?’ Het antwoord op die vraag is simpel: ja.

Wie was Camille Claudel? In het Musée Rodin in Parijs is één zaal aan haar gewijd. Die werd geopend in 1953, tien jaar na de dood van de kunstenares. Ze kwam er na lang aandringen van kunstcriticus Mathias Morhardt, een vurig bewonderaar van de kunst van Camille Claudel. De zaal werd onlangs, samen met het hele museum, schitterend gerenoveerd.

Met een groep delicate sculpturen hijst Camille Claudel zich moeiteloos naast le grand maître Auguste Rodin. Tegenover zijn grootschalig naturalisme, expliciete emoties en weidse gebaren, plaatst zij monumentale kleinschaligheid, intimiteit en dynamiek: een wervelend walsend koppel vol erotiek (La Valse), een delicaat kinderkopje (La Petite Châtelaine), enkele vrouwen die vol vuur in een hoekje zitten te praten (Les Causeuses) en drie naakte vrouwen in brons, die in zee baden en dreigen kopje- onder te gaan in een prachtige, wilde golf van onyx. Fragiele, vaak ontroerende beelden, soms met een onderliggend verhaal, altijd uitgevoerd met een adembenemend metier. Precies, overtuigend en ontwapenend. Boordevol beweging en onderhuidse spanning. Dat is haar essentiële bijdrage tot de klassieke, figuratieve beeldhouwkunst eind negentiende, begin twintigste eeuw.

In 1951 wijdde het Musée Rodin de eerste tentoonstelling aan haar werk, maar het publiek bleef weg. Daarna groeide langzaam de interesse. In de eerste plaats voor de mythe, zoals bij Vincent van Gogh: het verhaal van die vreemde vrouw die de minnares van de grote Rodin was geweest en haar verstand verloor toen hij haar in de steek liet.

Een geromantiseerde biografie, Une femme van Anne Delbée (1982), en twee films – één weelderig melodrama met Isabelle Adjani en Gérard Depardieu (1988) en één beklemmende bijna-documentaire met Juliette Binoche (2013) – hebben de belangstelling voorts aangezwengeld en vragen gesteld over haar lijdensweg en de betrokkenheid van de familie bij haar internering. Inmiddels is ook haar volledige briefwisseling uitgegeven: want brieven is Camille Claudel blijven schrijven, dat was haar verzet tegen de eenzaamheid en haar wapen tegen het sluipende gif van de krankzinnigheid die haar in de instelling omringde.

Twee jaar geleden zette de tentoonstelling Camille Claudel au miroir d’un art nouveau de kunstenares op een voetstuk. Er werd in La Piscine van Roubaix louter gefocust op haar werk en haar grote kwaliteit als beeldhouwster en – verrassende ontdekking – als tekenares. Het liep er storm: 106.000 bezoekers voor een klein museum ‘in de provincie’.

En nu, uitgerekend wanneer de grote festiviteiten losbarsten om de honderdste sterfdag van Rodin te vieren (zie kader), opent op een uur treinreis van Parijs het Musée Camille Claudel in Nogent-sur-Seine. Een terecht maar laat eerherstel.

In het museum neemt de sculptuur L’Âge mûr een belangrijke plaats in. Zoals veel werk van Camille heeft ook dat beeld autobiografische connotaties. Ze begon eraan te werken na 1894, toen de breuk met Rodin een feit was. Het is een sculptuur met behoorlijk wat symboliek, maar tegelijk een voorbeeld van het levensechte naturalisme, dat Camille bij Rodin leerde. Een figuur – ongetwijfeld De Tijd – leidt een oudere man zachtjes weg. Een naakte jonge vrouw laat zijn hand los en blijft alleen achter. Het is niet moeilijk om daarin het einde van hun verhouding te zien. De spanning zit onderhuids, maar zelfs in de sokkel zit een golvende dynamiek.

Er bestaan – zoals vaker het geval is bij Camille Claudel – verschillende versies van dit beeld. Soms heeft de jonge vrouw de hand van de oude man nog vast, dan weer heeft ze hem toch losgelaten. Stapt hij richting dood? En neemt Camille met dit beeld zo wraak op de ‘oude’ Rodin? Of treurt ze om het einde van hun passionele verhouding? Want hoe dan ook ademt het beeld tederheid, erotiek en verlangen.

Ongenaakbare moeder

Camille groeit op in een dorpje vlak bij Reims. Ze is de oudste van drie. Er is een zus. En een broer: Paul Claudel, de latere schrijver en diplomaat, met wie ze een vrij sterke band onderhoudt.

Als ze tien is, ontdekt ze de dikke rode klei waarvan dakpannen worden gemaakt. Ze creëert er vormen mee, zet haar eigen kleine atelier op en laat het gezin poseren. Camille wil kunstenares worden. En daar zal niets of niemand haar van afbrengen.

Haar moeder is een vrome, hardwerkende huisvrouw. ‘Ze werd helemaal opgeslorpt door huiselijke taken. Ze had geen tijd om aan zichzelf te denken, en evenmin aan de anderen’, schrijft Paul veel later. ‘Moeder heeft ons nooit vastgenomen of gekust.’ De liefdeloze, ongenaakbare moeder zal later een cruciale rol spelen in het gekooide leven van haar dochter.

Helemaal anders is haar vader. Een ontvanger van de belastingen, een belezen en ruimhartige man, die zijn eigenzinnige dochter steunt in haar verlangen om naar Parijs te trekken, want daar zijn privéscholen en kunstacademies. Dat vraagt niet alleen een financiële opoffering, het vergt ook moed: de kunstwereld is een mannenwereld, waar vrouwen nauwelijks aan de bak komen.

In 1876 verhuist het gezin naar Nogent-sur-Seine. Hun toenmalige woonhuis is nu een deel van het nieuwe Musée Camille Claudel. Daarna gaat Camille studeren in Parijs, aan de Académie Colarossi, een van de weinige plekken waar vrouwen worden toegelaten.

Als beeldhouwer Paul Dubois haar eerste beelden ziet, zegt hij: ‘Je hebt les gekregen van monsieur Rodin.’ Vreemd genoeg kent Camille op dat moment Rodin nog niet. Maar daar komt snel verandering in. In 1883, ze is dan 19, wordt ze opgenomen in het atelier van Auguste Rodin. Rodin was niet het eenzame genie op een zolderkamer: de meester-beeldhouwer heeft al een ruim atelier met tientallen medewerkers. Hij is het creatieve brein, boetseert vooral in klei en laat al de rest over aan zijn ploeg gespecialiseerde assistenten: gipsafgieters, kleikneders, steenhouwers, marmerbewerkers, bronsgieters en patineerders. En de meester? Die ziet toe, corrigeert, drukt hier en daar zijn stempel, en behoudt de eindverantwoordelijkheid. Zoals Rubens in de zeventiende eeuw deed.

‘Ik neem geen leerlingen aan, alleen vakmensen’, is Rodins devies. En een van die medewerkers – naast Maillol, Bourdelle en Pompon – is Camille Claudel. Ze is niet zomaar een praticienne: zij wordt zijn assistente, een kunstenares met wie hij op gelijke voet omgaat en discussieert. Kort daarvoor heeft Rodin de opdracht gekregen om de monumentale deuren van het Parijse Musée des Arts Décoratifs te ontwerpen. Hij werkt jarenlang aan wat de Porte de l’Enfer zal worden, waaruit beroemde beelden als Le Penseur voortkomen. Rodin laat Camille vooral voeten en handen modelleren, twee zaken waarin hij niet zo bedreven is en die hem strikt genomen weinig interesseren. Maar al gauw ontdekt de meester de creatieve kracht en het uitzonderlijke talent van deze jonge vrouw. En hij ontdekt ook meer.

Zij is 19, hij is 43. Intussen vader, maar niet getrouwd met zijn vaste partner Rose Beuret. Camille Claudel wordt Rodins minnares, model en muze. Ze is in zijn lange leven niet zijn enige minnares, maar hun stormachtige en tumultueuze verhouding zal hen beiden voorgoed tekenen.

Ze delen het atelier, werken met dezelfde modellen, leven in harmonie. Hij beïnvloedt haar werk, zij staat model voor hem. Zij is te herkennen in sensuele, erotische beelden als L’aurore, La Danaïde en Le baiser. Camille maakt dan weer schetsen voor de Porte de l’Enfer en ook voor Les Bourgeois de Calais. Hoe groot haar aandeel in Rodins oeuvre is, zullen we vermoedelijk nooit te weten komen. Haar beeld Femme accroupie (1884-’85) – een gehurkte, getormenteerde vrouw – past helemaal in het Rodin-idioom van de Porte de l’Enfer. Hoeveel heeft ze er zo gemaakt, die níét aan haar worden toegeschreven? Ze maakt nog beelden, meer in een eigen stijl die ze langzaam ontwikkelt. Zo stuurt ze Cacountala – twee naakte geliefden – in voor de Salon van 1888, waar het beeld met lof wordt overladen. Het is het begin van de officiële erkenning. Ze is nog geen 23.

Auguste Rodin aan Camille Claudel: ‘Leg je lieve handen op mijn gezicht, laat mijn vlees gelukkig zijn, laat mijn hart voelen hoe je goddelijke liefde zich opnieuw uitstrekt.’

(brief uit 1883)

Op 12 oktober 1886 sluit Rodin een wonderlijk ‘huwelijkscontract’ af, waarin hij toegeeft aan de eisen van zijn ‘wilde vriendin’: hij zal zich niet meer ‘inlaten’ met andere vrouwen en belooft het jaar nadien met haar te trouwen. Die belofte komt hij niet na, hij zal altijd bij Rose blijven.

Toch beleeft Camille Claudel met Rodin de gelukkigste jaren van haar leven. In kunstenaarskringen is hun relatie bekend, haar ouders weten echter nergens van.

Vanaf 1887 reizen Rodin en Camille geregeld naar de Touraine en verblijven er op het Château de l’Islette. Die uitstapjes zijn met vragen omringd. Heeft Camille kinderen gehad van Rodin? Zijn die in ‘de provincie’ opgevoed? Er is een foto opgedoken uit 1885 waarop Camille duidelijk zwanger is. En er bestaan zo’n tien verschillende versies van het ontwapenend kinderportret La Petite Châtelaine (‘Het kasteelmeisje’), dat ze rond 1892 maakte. Haar eigen dochter?

Er is ook sprake van een of meerdere abortussen. Rodin schrijft erover in een brief van 4 juli 1891. Abortus was toen een strafbaar feit. Jaren later gewaagt Paul Claudel van ‘een misdaad’ en schrijft dat zijn zus waanzinnig van berouw over haar zonde zou zijn geworden. Maar dat zijn de woorden van een op dat moment tot het katholicisme bekeerde schrijver.

Blijft de vraag: hoe erg hebben deze pijnlijke ervaringen Camille getekend en beschadigd?

Camille Claudel aan Rodin: ‘Ik slaap helemaal naakt zodat ik zou geloven dat u hier bent maar als ik wakker word is het niet hetzelfde. Ik omhels u. Bovenal, bedrieg me niet opnieuw.’

(brief van juli 1891)

Rodin helpt haar met het verkrijgen van openbare opdrachten. Hun verhouding raakt alom bekend. Rodin helpt zelfs broer Paul om diens diplomatieke carrière van de grond te krijgen. Toch bekoelt vanaf 1893 hun relatie: Camille verbreekt na tien jaar stilaan alle banden met Rodin. Een van de redenen kan zijn geweest dat hij Rose Beuret niet wilde verlaten. Maar misschien vond Camille dat ze te weinig erkenning kreeg voor haar bijdragen aan het oeuvre van Rodin.

Na de breuk met Rodin maakt ze haar sterkste beelden. Die getuigen van een grote subtiliteit en sensitiviteit. Vaak gaan ze over tederheid en afscheid, maar ook over vreugde en samenzijn.

Ze begint zich meer en meer af te zetten tegen Rodin en vindt op den duur zelfs positieve kritiek verdacht. Ze beschouwt het als manieren om haar te recupereren en krijgt waanideeën over een ‘bende van Rodin’ die het op haar en haar creaties gemunt heeft. Ze beschuldigt Rodin zelfs van ideeëndiefstal en plagiaat. Misschien zit er in dat laatste wel een grond van waarheid, wie zal het zeggen?

Camille Claudel vereenzaamt, sluit zich op in haar atelier, verzorgt zich niet en eet nauwelijks. Een dieptepunt wordt bereikt als ze in vlagen van zinsverbijstering haar eigen beelden kapotslaat omdat ze een panische angst heeft dat Rodin ze zal komen stelen.

In deze periode van zware depressies zou Camille gesteund moeten worden door haar familie, maar haar moeder negeert haar en broer Paul is diplomaat in verre landen.

Als op 2 maart 1913 haar vader sterft, zonder dat zij op de hoogte wordt gebracht, is het hek van de dam. Vader Claudel was de enige die zich het lot van zijn dochter aantrok, haar geld bleef sturen en stimuleerde om voort te werken. Op 10 maart 1913 wordt Camille in haar atelier overmeesterd door twee verplegers en weggevoerd naar de psychiatrische inrichting Ville-Evrard in Neuilly, net buiten Parijs. De opdracht daartoe kwam van haar moeder en haar broer. Camille was een lastpak geworden, de schande van de familie. Ze moest verdwijnen.

Auguste Rodin: ‘Zoudt u er zorg voor kunnen dragen dat mevrouw Say [‘C’ – fonetisch – staat voor Camille] het wat gemakkelijker krijgt tot ze uit dat helse oord is?’

(brief uit 1913)

Camille wordt opgesloten en zal nooit meer vrijkomen. De Parijse pers lanceert nog een campagne tegen deze onvrijwillige opsluiting, deze ‘monsterlijke misdaad’: een gevolg van de wet van 1838 op het krankzinnigenbeleid, die toelaat dat ‘mensen die gezond van lichaam en geest zijn zomaar opgesloten worden’. Ook de rol van de kerk wordt bekritiseerd. De familie Claudel ervaart het als een ‘walgelijke’ lastercampagne en stelt zich nog onverzoenlijker op: Camille moet voorgoed aan het oog onttrokken worden.

Rodin probeert nog voor haar te zorgen, maar is er zelf slecht aan toe. Nadat hij een beroerte heeft gehad, vraagt hij aan Rose Beuret naar ‘zijn vrouw’: ‘Mijn vrouw die in Parijs zit, heeft ze wel geld?’ Hij doelt op Camille, de vrouw die uit zijn leven is gestapt maar nooit uit zijn gedachten is verdwenen. Rodin overlijdt in 1917.

En Camille? Zij wacht en wacht op een vrijlating die er nooit zal komen. Ze schrijft brieven, heldere brieven, die zelden of nooit de geadresseerde bereiken. ‘Ik hoor hier niet, je moet me na veertien jaar dat ik nu opgesloten zit weghalen uit deze omgeving’, schrijft ze op 3 maart 1927 aan broer Paul. Maar die is meer met zijn schrijverscarrière bezig en kan de zorg voor een lastige zus missen.

Na verloop van tijd legt Camille zich neer bij haar opsluiting. Ze wordt zelf een beeld, gevangen in de tijd. Ze wordt oud. Ze sterft, vermoedelijk door ondervoeding, in 1943. Ze is dan 78. Niemand in de inrichting weet dat ze een kunstenares was. Ze wordt begraven op het kerkhof van Montfavet. Er is niemand van de familie aanwezig. Als Pierre Claudel, de zoon van Paul, in 1955 op zoek gaat naar haar graf is het al jaren daarvoor geruimd.

Auguste Rodin: ‘Ik heb haar laten zien waar ze het goud kon vinden, maar het goud dat ze heeft gevonden is wel degelijk van haar.’

(Citaat uit 1898)

Musée Camille Claudel, rue Gustave Flaubert 10, Nogent-sur-Seine, Frankrijk. www.museecamilleclaudel.fr

Door ERIC RINCKHOUT

Ze beschuldigt Rodin van ideeëndiefstal en plagiaat. Misschien zit er in dat laatste wel een grond van waarheid, wie zal het zeggen?

Paul Claudel schrijft dat zijn zus waanzinnig van berouw over haar zonde zou zijn geworden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content