Walter Pauli

‘Eric Defoort was zo’n flamingantische buitenbeen waarop het Vlaams-nationalisme een patent heeft’

Eric Defoortwas intelligent en zelfs intellectueel, een non-conformist, tegenstander van het (Belgische) establishment, maar tegelijk gewaardeerd en gerespecteerd, ook buiten de eigen Vlaamsgezinde kring. Historicus Defoort heeft trouwens door één kleine daad zijn plaats verworven in de geschiedenis: hij was het die per telefoon Bart De Wever uitnodigde om toe te treden tot het groepje VU’ers met grote plannen. Zo lagen Defoort én De Wever mee aan de wieg van een nieuwe partij, de N-VA.

'Eric Defoort was zo'n flamingantische buitenbeen waarop het Vlaams-nationalisme een patent heeft'

In de jaren zestig behoorde de West-Vlaming Eric Defoort (27 juni 1943 – 17december 2016) tot de generatie jonge Vlaamse universitairen die de voorlopers waren van de echte ‘achtenzestigers’, zij van ‘Leuven Vlaams’ en ‘Bourgeois buiten’ – voor de jonge lezer: niet Geert Bourgeois, maar de francofone burgerij.

Samen met leeftijdsgenoten als een Frans Verleyen (ex-hoofdredacteur en -directeur van Knack), Edi Clijsters (ex-De Morgen, nadien medewerker aan Doorbraak en De Gravensteen-groep) of Jaak Vandemeulebroucke (oud-Volksunie-politicus en bekend van zijn strijd tegen de hormonenmaffia) was ook de jonge Defoort in gedachten al een soixanthuitard toen het jaar 1968 nog niet aangebroken was: hij was Vlaamsgezind, en tegelijk was hij sociaal, vooruitstrevend en zelfs ‘links’ – geen waterige sociaaldemocraat à la Dijsselbloem, maar iemand die zich herkende in waarvoor de nieuwe linkervleugel toen opkwam: democratisering van de machtsstructuren (dus tegen de zuilen), een rechtvaardigere en dus gelijkere samenleving en principieel pacifistisch (‘nooit meer oorlog’).

Eric Defoort was een flamingantische buitenbeen waarop het Vlaams-nationalisme een patent heeft

Zijn doctoraat – nog altijd zijn opus magnum – vertaalde dat dubbele engagement: ‘Charles Maurras en de Action Française in België – Defoort behaalde er in 1975 zijn graad van doctor mee, en onder die titel werd dat werk in 1978 in boekvorm uitgegeven. De figuur wiens invloed Defoort bestudeerde, de genaamde Charles Maurras (1868-1952) was een aartsconservatieve, integristisch-nationalistische denker, schrijver en politicus. Maurras lag aan de basis van de Action française, een extreemrechtse beweging die veel ophef veroorzaakte met haar ‘nationalisme intégral’ – een nationalisme dat zich afzette tegen de Verlichting, het liberalisme en eigenlijk tegen de democratie tout court. Zo geloofde Maurras niet in de onschuld van (de joodse) legerkapitein Alfred Dreyfuss. Nadien was hij een bewonderaar van Mussolini en Franco; tijdens de Tweede Wereldoorlog schaarde hij zich aan de kant van maarschalk Pétain en het collaborerende Vichy-regime. Ook bij Belgische – en vooral francofone – rechts-conservatieve katholieken had Maurras in de jaren twintig en dertig best wel aanhang, en dat ondanks een pauselijke veroordeling van zijn beweging. Die man, Charles Maurras dus, en zijn ideeën en de invloed ervan was het studiewerk van Eric Defoort.

Zijn studie is nog altijd het lezen waard, want nauwgezet onderzoekt hij bijvoorbeeld de invloed ervan op de (collaborerende) Vlaamse beweging. Defoort vond “geen belangrijke aanwezigheid) van maurrasiaanse inspiratie, want de leidende rechts-radicale Vlaamse intellectuelen van toen lieten zich niet leiden door Frankrijk, maar door Duitsland. Defoort ontdekte dat de invloed van Maurras ook niet erg groot was bij de gekende extreemrechtse partijen die zich nadien bezondigden aan de collaboratie, zoals het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) of Rex, de Franstalige collabo-partij van Léon Degrelle. Als er ergens in de Belgische politieke kringen beduidende invloed van Charles Maurras was waar te nemen, betoogde Defoort, “moet men dat in de jaren dertig niet buiten maar binnen de katholieke zuil zoeken.”

Ranzig rechts-populisme

In dat besluit reikt de linkse intellectueel in Defoort de hand aan zijn alter ego, de gedreven Vlaams-nationalist: wat we vandaag zouden omschrijven als ‘ranzig rechts-populisme’, etterde helaas ook bij politici, partijen en bewegingen die zogezegd bekommerd zijn of verantwoordelijkheid dragen om het staatsbestel en het staatsbelang.

Op het moment dat Eric Defoort die besluit op papier schrijft, is er van Vlaams Blok of Vlaams Belang nog geen sprake. De oorlog is nog niet helemaal verteerd, veel voormalige collaborateurs leven nog. Wat een Vlaams-nationalist als Eric Defoort ergerde, was dat ook veel figuren uit het (Belgische) establishment mee hadden opgestapt in de nieuwe orde van de jaren dertig en soms ook in de collaboratie van de jaren veertig, maar daaraan nadien liefst niet meer werden herinnerd. In de strijd tegen dat sectaire ‘geheugenverlies’ vond Defoort overigens een bondgenoot bij figuren als wijlen Walter De Bock, onderzoeksjournalist bij Knack (in de jaren zeventig) en bij De Morgen (1979-2004). Puttend uit de schat aan historisch feitenmateriaal waarover hij beschikte, voorzag Defoort zijn vriend De Bock wel eens van argumenten en feiten over de ‘foute’ achtergrond en aangebrande ideologie van deze of gene vooraanstaande uit de Franstalige en/of Brusselse bourgeoisie. Dat ging niet ongemerkt voorbij, zeker niet in de jaren zeventig en tachtig, toen Paul Van den Boeynants en zijn rechtse kliek van de CEPIC (Centre Politique des Indépendants et des Cadres Chrétiens) veel invloed hadden op de christendemocratie en het bestuur van het land.

Defoort vond de N-VA van in het begin veel te rechts naar zijn smaak, en Bourgeois een man zonder maatschappelijk project of ideeën.

Het leverde Eric Defoort de reputatie op van “linkse Vlaams-nationalist”, en vriendschappen die verder reiken dan de klassieke flamingantische clubs en middens.

Het zorgde ook voor een meanderend politiek parcours. In de jaren tachtig van vorige eeuw voelde Defoort zich aangesproken door de Socialistische Partij (SP) van Karel Van Miert. Waarom niet? Die had nog maar een paar jaar gebroken met de PS, Van Miert zelf had naam gemaakt als een van de (Vlaamsgezinde) Rode Leeuwen van Brussel, en lag zijn strijd tegen de plaatsing van de raketten, in volle Koude Oorlog, niet in het verlengde van het ‘Nooit meer Oorlog’ van de Ijzerbedevaart en de Vlaamse Beweging? Nog later, omstreeks 1995, zat Eric Defoort mee aan tafel toen ‘Het Sienjaal’ verscheen, een initiatief en oproep die uitging van Norbert De Batselier en Maurits Coppieters om Vlaamse progressieven samen in één politiek project te krijgen, over levensbeschouwelijke scheidingslijnen heen. Eric Defoort was bij uitstek een man die zich kon laten charmeren door een behartenswaardige samenwerking tussen een Vlaamsgezinde socialist (De Batselier) en een sociale Vlaamsgezinde (Coppieters).

Onverzettelijk

Eric Defoort
Eric Defoort© Wikipedia

Maar uiteindelijk belandde hij opnieuw bij het georganiseerde Vlaams-nationalisme, namelijk de Volksunie. Inzake maatschappelijke oriëntatie zat de nieuwe VU-voorzitter, Bert Anciaux, ongetwijfeld dicht bij de inzichten van Eric Defoort. En toch heeft het niet geklikt. Want al was Defoort wel links van inborst, wanneer hij vermoedde dat een VU-politicus om één of andere reden in den duik afscheid aan het nemen was van het Vlaams-nationalisme, of zich niet verzette tegen wat manifest inging tegen ‘het Vlaamse belang’ of ‘de Vlaamse zaak’, dan werd hij onverzettelijk. Dan was hij even koppig en vasthoudend in het verdedigen van zijn Vlaamse principes dan in het huldigen van zijn progressieve inzichten. En het partijbelang primeerde dan niét. Zoals hij zei toen hij in 1998 door Patrik Vankrunkelsven gevraagd werd om ondervoorzitter te worden, met een citaat van François Mitterrand: “Je ne suis pas l’homme d’un parti, mais un homme de combat à travers un parti.”

In 2001 gebeurde dat toen de VU ja of neen moest stemmen over de communautaire akkoorden van Lambermont-(bis) van de regering-Verhofstadt. De partijraad stemde voor, Defoort was een van de schaarse tegenstemmers, en met tranen in de ogen was hij de eerste om te zeggen: ‘Ik stop ermee.’ Waarna hij weg beende met een citaat van Friedrich August III van Saksen: ‘Macht euern Dreck alleine’ – doe jullie vuile werk maar alleen. (het was niet de eerste en niet de laatste keer dat Eric Defoort zich van een historisch citaat bediende om zijn actuele punt te onderlijnen).

Defoort was op dat moment ondervoorzitter geworden van de Volksunie, maar dat had hem niet belet om al enkele maanden daarvoor in een discreet restaurant aan de Kortrijksesteenweg in Sint-Denijs-Westrem met enkele medestanders samen te vergaderen over de toekomst van de Volksunie. Andere medestanders van het eerste uur waren, in wisselende samenstelling, Geert Bourgeois, Danny Pieters, Jan Loones, Karel Van Hoorebeke, Fons Borginon, Frieda Brepoels en wijlen Chris Vandenbroeke (1944-2007) – nog een jonggestorven historicus in het gezelschap.

Het restaurant waar het groepje bijeenkwam heette ‘Oranjehof’, vandaar dat de samenzweerders zich ‘Oranjehofgroep’ noemden. Uiteindelijk zetten ze in op het einde van de Volksunie en de stichting van een nieuwe Vlaams-nationale partij, de N-VA. En de verdienste van Defoort was niet gering. Volgens een kroniekschrijver van de Gazet van Antwerpen was hij het die op een bepaalde dag zijn telefoon nam en een jonge Antwerpse politicus uitnodigde om zich bij de groep aan te sluiten. Dat was Bart De Wever. De rest is geschiedenis.

Overjaarse Johan Anthierens

Defoort is geen N-VA-partijman gebleven. Eerst had hij misprijzen voor de groep rond Bert Anciaux – toen de Volksunie nog bestond, vormden ze een eigen club, ID geheten, zodat de VU zich voortaan als ‘VU-ID’ presenteerde. Nadien zouden ze zich onder de naam ‘Spirit’ aandienen bij de SP.A, hoewel ook een aantal ‘ID’ers’ of ‘spiritisten’ elders onderdak zocht en vond: Sven Gatz en Vincent Van Quickenborne bij Open VLD, Bart Staes bij Groen, enzovoort. Defoort: “Kruideniers die te paard stijgen, wanen zich snel huzaren.”

Al snel steeg ook de irritatie met zijn nieuwe partij, de N-VA, en de koers die de partij voerde onder leiding van voorzitter Geert Bourgeois en diens alomtegenwoordige woordvoerder, Ben Weyts. Defoort vond de N-VA van in het begin veel te rechts naar zijn smaak, en Bourgeois een man zonder maatschappelijk project of ideeën. Een en al vormelijke degelijkheid en ernst, maar ook van politieke een grijsheid waarvan het vel van muizen is gemaakt. Een provinciaal ook, stiekem uit op erkenning van la Belgique à papa. Defoort: “Daarom noemde ik hem wel eens Gérard d’Udekem d’Izegem‘.

Bij de Kamerverkiezingen in 2003 haalde de N-VA alleen in West-Vlaanderen de kiesdrempel en dus een zetel (Geert Bourgeois), in 2004 kwam de partij op in kartel met de CD&V van Yves Leterme. Voor Defoort was het al vóór de noodlottige verkiezingen van 2003 voldoende. Hij verliet de N-VA, zogezegd omdat het niet mogelijk was zijn politieke en academische carrière te combineren, “maar het is niet de enige reden”, gaf hij destijds toe. Maar verder zweeg hij: ‘Ik wens daarover niet van gedachten te wisselen. Men heeft het recht ontgoocheld te zijn. Men heeft niet het recht te bevuilen. Ik wil geen schade toebrengen aan het project dat ik zelf heb helpen creëren.”

Het actieve, (para)-politieke leven van Eric Defoort doet bijna vergeten dat de man ook een cultuurmens was, een historicus die zijn inzichten in een mooi Nederlands op papier kon zetten.

In een interview met De Standaard nadien kwam de ware reden al meer naar boven. Hij werd verweten ‘een einzelgänger’ te zijn – volgens hem zelf was hij stilaan “de naughty boy van het clubje, een overjaarse Johan Anthierens, zij het wat minder begaafd in de taal.” Het Vlaamse ontvoogdingsstreven, wat voor hem altijd zo belangrijk was geweest, werd door de N-VA steeds rechtser en conservatiever vertaald. Eric Defoort zei achteraf dat hij het had kunnen weten, maar niet had zien aankomen: Een van mijn grootste droefenissen — en mijn colère — is dat ik besef dat een deel van de VU-ID-mensen die ik bestreden heb niet volledig ongelijk had. Dat heb ik lang niet willen toegeven voor mezelf.”

Masturbatieclubje

Toen al stond in de sterren geschreven dat Bart De Wever de nieuwe sterker man zou worden. Voor de N-VA zou ‘zijn’ De Wever ontegensprekelijk een betere voorzitter zijn dan Geert Bourgeois, dat zag Eric Defoort ook wel. Maar niet voor hemzelf: “Bart De Wever heeft de ambitie om voorzitter te worden. De Wever, il est fort en gueule. Het is goed dat er na de vlotte ernst iemand komt die wat brutaler is. Maar zijn gedachtegoed, en hij verbergt dat niet, is meer rechts georiënteerd. En dat is niet mijn cup of tea. Ik denk er zelfs niet aan om lid te worden van een N-VA onder zijn leiding.”

Daarmee waren alle bruggen nog niet opgeblazen tussen Eric Defoort, Bart De Wever en de N-VA. Tot op de dag van zijn dood was Eric Defoort lid van de Raad van Bestuur van de VRT, en hij zetelde daarin namens de N-VA. En nog in de laatste maanden voor zijn dood nam hij herhaaldelijk posities in om de N-VA te verdedigen, vooral tegen kritiek vanuit de klassieke, (vaak radicaal-rechtse) Vlaamse Volksbeweging (VVB) – Defoort (nota bene zelf ex-voorzitter van de VVB) noemde die in Het Nieuwsblad “een masturbatieclubje”: “leuk onder elkaar de Vlaamse onafhankelijkheid uitroepen, maar compleet onvruchtbaar.” Hij voegde eraan toe: “De echte Vlaamse beweging zit in het parlement.” Noem die echte Vlamingen, eventueel, N-VA’ers.

Het actieve, (para)-politieke leven van Eric Defoort doet bijna vergeten dat de man ook een cultuurmens was, een historicus die zijn inzichten in een mooi Nederlands op papier kon zetten, een schrijver met scherp omlijnde inzichten en een zachte pen. Zijn interesses beperkten zich niet tot de Vlaamse zaak. Zijn boeken dragen titels als ‘Neef Doff, Leven na Keetje Tippel’ (1993) of ‘Laat mij droef en treurig wezen’ (2014), of de aangrijpende kroniek van zijn eigen familie tijdens de Eerste Wereldoorlog, Dat kleine boekje kreeg niet de aandacht dat het verdiende, en werd haar boodschap weggedrukt door die overdaad aan dikkere en belangrijkere publicaties die toen de markt overspoelden. En zo deelde Defoorts laatste geschrift het lot van de auteur: ze werden opgemerkt, maar ze waren misschien net een tikje te persoonlijk en misschien ook te broos voor de harde wereld van vandaag.

Bij het nieuws van zijn overlijden, wees N-VA-voorzitter Bart De Wever er (ondermeer) terecht op dat Eric Defoort “als Vlaams-nationalist een francofiel was. Hij kon uit het hoofd hele alinea’s van Franse auteurs citeren. Zijn intellectuele leefwereld bevond zich ten zuiden van Samber en Maas.” Ook de laatste regels van Defoorts laatste boek eindigden met zo’n citaat, van Guillaume Apollinaire:

Passons passons, puisque tout passe

Je me retournerai souvent

Mes souvenirs sont cors de chasse

Dont meurt le bruit parmi le vent.

De culturele en maatschappelijke inbreng en belang van Eric Defoort, situeerden zich gelukkig ook in het noorden van het land.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content