Het najaar in Sint-Truiden lijkt meer en meer op dat van 1965. Als in de herhaling komt Anderlecht zaterdag langs voor een duel om de eerste plaats. Staf Henderix, Marcel Lemoine en Lon Polleunis, coryfeeën van het gouden STVV van Raymond Goethals, vertellen.

Altijd gaan spelers weg, altijd komen spelers ook terug. Marcel Lemoine vertrok in 1970 geblesseerd, na achttien jaar eerste ploeg. Lon Polleunis verhuisde in 1973 naar RWDM. En Staf Henderix ging een jaar later weg. Vandaag drinken ze koffie met uitzicht op de vernieuwde grasmat van het stadion dat nu Stayen heet. Ze lachen veel en laten duidelijke, ferme verhalen over tafel rollen zodat je uiteindelijk twee versies van hetzelfde hebt: het verleden en het vertelde verleden.

De tijd met zijn vlakgom. Verdwenen canadabomen. Opgeloste afdrukken van studs. Sommigen van toen zijn al dood. Raymond Goethals, de trainer. Linksback Lucien Boffin, ‘niet geraffineerd, je zag het aankomen als hij een overtreding ging maken’. Stopper Jean Claes. En middenvelder Lucien N’Dala, ‘hij schreef alles op wat hij meemaakte, was heel vroom, ging in het ziekenhuis op zijn beide knieën zitten toen hij doodziek de hostie gebracht kreeg.’

Even zitten de doden weer levend aan het tafeltje ernaast en roeren luidruchtig in hun koffie.

Is er veel veranderd?

MarcelLemoine: Het lijkt allemaal veel groter nu. Je ziet het doel nog nauwelijks staan. Er stond vroeger ook veel minder gras. Hoeveel turf hebben ze hier ooit aangevoerd, het lag metershoog langs het veld om uitgestrooid te worden. Ik ben hier niet meer geweest sinds medespeler Jean Vanoirbeek gestorven is, dat is bijna twintig jaar geleden. We kwamen samen naar de thuiswedstrijden kijken. Jean heeft mij op mijn 46e nog overgehaald om te leren tennissen.

LonPolleunis: Let op, geen gewone speler. Enkele jaren geleden is hij Belgisch kampioen bij de veteranen geworden.

StafHenderix: De club heeft mij een abonnement aangeboden. Maar een plaats die bijna het hele seizoen leeg zou blijven, vond ik verspilling. Ik kom hooguit een keer of twee per seizoen.

Polleunis: Guy, de zoon van Raymond Goethals, was laatst hier. Mooi, zei hij, maar de sfeer van vroeger hangt hier niet meer. Alle staanplaatsen zijn verdwenen. Vorige wedstrijd heb ik op de nieuwe tribune gezeten. Dat doe ik niet meer. ( grinnikt) Allemaal witte boorden, zo hebben we er toch tweehonderd hier, die niet voor de wedstrijd komen. Laat mij maar op mijn gewone plaats in de oude tribune zitten.

De verering voor Raymond Goethals hangt hier nog altijd. Een standbeeld, een Goethalsstraat onder de tribune, een zaal met die naam in het nieuwe complex.

Lemoine: Onder Goethals hebben we altijd met plezier getraind. Vier tegen vier, drie tegen drie, altijd wedstrijdjes.

Henderix: Ward Volckaert was zijn opvolger. Die had een papiertje om zijn arm in zijn mouw zitten. Daarop stonden de oefeningen. Als hij aan het elastiekje trok, kwam het naar buiten.

Lemoine: Goethals had mij graag. Na de wedstrijd deed hij bij mij het relaas zoals hij het aan de reporters wou vertellen: ‘Marcel, vindt ge ook niet dat de dingen zo en zo gebeurd zijn?’ Of hij kwam voor de ploegopstelling langs: ‘Zouden we die niet eens uitproberen, wat denkt ge?’ Hij controleerde altijd graag. Achteraf heeft hij mij bij de Rode Duivels tegen Frankrijk opgesteld. Ik was 33, ik was versleten.

Polleunis: Marcel stapte naar het bord, veegde alles af en zei: ‘Zo spelen we niet.’ Goethals vroeg: ‘Hoe dan wel?’ ‘Zo en zo’, antwoordde Marcel. ‘Goed,’ zei Goethals, ‘winnen of verliezen, het is voor u.’ Goethals kende de tegenstander heel goed en vroeg dan aan ons hoe we de zaken wilden aanpakken. En dat werd het dan.

Lemoine: Hij kon het selectiecomité ook naar zijn hand zetten. In die tijd had de trainer nog niet het alleenrecht om de ploeg op te stellen. Boven in Ons Huis op de Grote Markt zette hij de opstelling op een biervilt-je en legde die voor aan schatbewaarder Gerard Mathijs. Hij gaf er ook uitleg bij. Dan had hij al één man voor zich gewonnen. En zo ging hij voort.

Polleunis: In Sint-Truiden is dat lang een plaag geweest. Iedereen in het bestuur vond dat hij zijn zeg moest hebben. Toen ik hoofdtrainer was, belden ze mij geregeld op. Ik wilde er niets mee te maken hebben. We wonnen met 3-0 van Sint-Niklaas. Kwam er achteraf een bestuurslid bij mij langs om te vragen waarom ik een bepaalde speler niet had opgesteld. Ik vroeg hem naar de uitslag van de wedstrijd. Ja, ja, zei hij, maar het kon nog beter. Dat werd mij op den duur allemaal te veel.

De STVV-verdediging van de jaren zestig is eigenlijk verplichte stof op elke trainersschool. In het bijzonder de buitenspelval met keeper Leon Bosmans en de achterspelers Luc Martens, Jean Claes, Marcel Lemoine en Lucien Boffin.

Polleunis: Niemand die graag tegen Lemoine en Boffin speelde. En zeker niemand die Luc Martens tegenover zich wilde. Toch zijn ze zelden uitgesloten. De scheidsrechters waren diplomatischer vroeger. Maar een vuile fout leidde altijd tot zes weken schorsing.

Lemoine: In de eerste wedstrijd die ik in eerste klasse speelde, werd ik al naar de kleedkamers gestuurd. Met beide voeten vooruit ingegaan op Joseph Givard van Standard. Ik was een jonge speler, daar hielden ze in Brussel rekening mee. Ik kreeg maar vier weken. Ik ben twee keer in heel mijn loopbaan uitgesloten, dat is weinig.

Polleunis: Ik een keer of vijf, zes.

Lemoine: Over die buitenspelval zal ik nu eens eerlijk en oprecht de waarheid vertellen, ik ga geen woord liegen. Raymond Goethals had Jean Claes bij Union Sint-Gillis gehaald. Stopper, goed positiespel, uitstekend met het hoofd. Voor het seizoen speelden we een bekerwedstrijd. Bij elke aanschietende bal liep Claes naar voren om zijn tegenstander buitenspel te zetten. Ik was het gewoon om in onderlinge dekking te spelen, dus ik mij maar reppen om de gaten te dichten. Na een tijd zei ik tegen mezelf: dat blijf ik niet doen. En samen met Claes zette ik een stap vooruit. Zo is de buitenspelval bij ons ontstaan, niet anders.

Henderix: Maar interessant is dat niet als verdediger.

Lemoine: ( geamuseerd) Ik heb toch nooit zo weinig gelopen als toen.

Polleunis: Van dan af zijn we erop beginnen te trainen. De middenvelders en voorspelers moesten druk op de bal zetten. En we hadden het voordeel dat Leon Bosmans meer als libero dan als doelman speelde. Hij stond doorlopend ter hoogte van de grote backlijn. De verdedigers speelden kort tegen de middenlijn. Als er toch een tegenstander door de mazen van het net glipte, was er maar één middel: pakken! Meestal kwam Bosmans aangestoven. Altijd man en bal. Ook op training. Als hij dat nu zou doen kreeg hij elke wedstrijd rood.

Lemoine: Een jaar of twee hebben we zo gespeeld. Bosmans voetbalde mee, hij had een uitstekende traptechniek.

Polleunis: Voor we op buitenspel speelden, stonden we met negen achter de bal. De ploeg van nu speelt ook met zeven verdedigers: doelman, vier achterspelers en twee verdedigende middenvelders. In dat opzicht is er weinig veranderd. Goethals gaf overigens alleen tactische richtlijnen aan de verdedigers. Ik kan me niet herinneren dat hij mij ooit met een opdracht het veld heeft ingestuurd.

Lemoine: Goethals zei: ‘Tot tien meter over de middenlijn. En geen meter verder, Marcel.’

Henderix: Ik heb Lucien Boffin eens in een wedstrijd tegen Standard vervangen. Mijn tegenspeler Leon Semmeling plooide ver terug. ‘Nee,’ gebaarde Goethals, ‘achter de middenlijn blijven!’ Dan kwam Semmeling al van ver aangelopen. Ik herinner mij een zondag dat Goethals ziek was. Opeens stond zijn vrouw aan de deur van de kleedkamer. Ze had een brief van hem bij zich met zijn richtlijnen voor de wedstrijd. Tovenaar of niet? We hebben ook mindere jaren onder hem gekend.

Polleunis: En ook hij heeft tegen de degradatie gespeeld. (Laat duim en wijsvinger over elkaar schuiven. Het opnameapparaatje gaat noodgedwongen dicht. Volgt een reeks van verhalen over gearrangeerde wedstrijden, mislukte en geslaagde akkoorden, met trefplaatsen, spelers en bestuursleden, nvdr)

Werd er ook wel eens gewoon gevoetbald?

Lemoine: Maar dat waren praktijken van de laatste vijf speeldagen van het seizoen. En we hebben het nu over de gebeurtenissen van vele jaren samen.

Polleunis: Het gebeurde bij ons niet meer dan ergens anders. Zoals nu nog altijd, trouwens. ( guitig) Het is alleen veel duurder geworden.

Het bestuur had de roep heel spaarzaam te zijn.

Lemoine:(fel) We verdienden te weinig. Na Jean Vanoirbeek ben ik aanvoerder geworden. Boven in Ons Huis ging ik samen met Boffin reclameren. Maar we kregen geen gehoor. De week daarop vroeg ik in de kleedkamer om erover te stemmen: spelen we zondag of niet? Niemand wou spelen. Alleen Claes zweeg. Ik ging ermee naar het bestuur en opeens was het in orde. Maar het was ook het einde van mijn rol als aanvoerder.

Polleunis: We hebben eens tegen Werder Bremen gespeeld. Bomvol stadion. Het bestuur kwam zeggen dat het die wedstrijd als een training beschouwde en ons ook volgens dat tarief zou betalen. Terwijl er buiten 15.000 toeschouwers te wachten stonden.

Henderix: In de Beker van België speelden we in de halve finale tegen Zottegem. Voor het seizoen waren we overeengekomen dat we in bekerwedstrijden tegen tweedeklassers driekwart van de gangbare premie uitbetaald zouden krijgen. Maar we stonden ook op één wedstrijd van de finale. Tot twintig minuten voor het beginuur hebben we geweigerd om ons om te kleden. Toen kwam het voor mekaar. We hebben met geluk met 1-0 gewonnen.

Polleunis: Het geld was er. In de kas, tenminste. Met uitzondering van Frits Vandeboer en Jean Claes hadden ze geen dure aankopen gedaan. En wij zorgden voor veel volk.

Lemoine: Lon had een contract. Vandeboer ook, denk ik. De anderen werden van week tot week uit de hand uitbetaald.

Polleunis: Dat gebeurde in de kleedkamer na de wedstrijd. Ik herinner me een match op Cercle Brugge. Ik had mijn geld van de ploegafgevaardigde gekregen. Maar toen ik uit de douche kwam, betaalde hij mij per vergissing opnieuw uit. Even later kwam uit dat hij geld te weinig had. Drama: ‘Maar dat kan niet!’ Ik heb hem uiteindelijk uit zijn lijden verlost.

Lemoine: Ik laat je raden hoeveel ik in achttien jaar eerste ploeg, waarvan twaalf in eerste klasse, opgeteld verdiend heb. Ik was zeventien toen ik de eerste keer mocht meedoen. Vanwege mijn leeftijd mochten ze mij dat eerste jaar niet betalen, ze stortten het geld op een spaarrekening. Toen ik achttien werd, heb ik er een fiets mee kunnen kopen. Hoeveel in achttien jaar, denkt ge? Ik zal het zeggen: alles samen 1.200.000 Belgische frank (30.000 euro).

Polleunis: Ik had twee verschillende mannen die mij uitbetaalden De ene betaalde de helft, de tweede helft kreeg ik in het zwart van een andere. Ongelooflijk. Bij twee textielzaken mocht ik één keer per jaar een nieuw kostuum gaan kiezen. Een van de twee handelaars gaf mij vooraf het geld. ‘Dan is mijn vrouw ook tevreden’, zei hij. Ze mocht niet weten dat het gratis was.

Lemoine: Er waren ook dingen die het bestuur goed voor ons regelde. Ik werd op mijn achttiende beroepsmilitair in Kleine Brogel. Ik zei dat ik dan niet meer kon komen trainen. Met de hulp van de socialistische minister…

Polleunis: … Odilon Knops…

Lemoine:… hebben ze er toen binnen de kortste keren voor gezorgd dat ik naarBrustem overgeplaatst werd. Na de training mocht ik gewoon thuis gaan slapen. De overste die de wachtbeurten moest regelen, zorgde ervoor dat ik altijd als reserve genoteerd stond. Voor die gunst kreeg hij een tribuneabonnement.

Henderix: Ik had mijn werk op de suikerfabriek in Orye ook aan het voetbal te danken.

Polleunis: Roger Maes was vrachtwagenchauffeur, maar kon praktijkleraar worden. Toine Leenders kreeg een job op de tuinbouwschool. En mij brachten ze in het opzoekingsstation van Gorsac onder.

Lemoine: De jaren daarop zijn ze duurdere aankopen beginnen te doen. Eerst de Nederlanders Eddy Koens, Michel Vanderloop en Leo Ouwens. Daarna een reeks Duitsers. Wij hadden het geld voor hen verdiend.

Polleunis: Ik ben weggegaan toen ik nog een contract voor twee seizoenen had. Daarin stond ook hoeveel ze mij in het zwart zouden uitbetalen. RWDM wou mij ondanks een meniscusblessure hebben. Maar van een vrije transfer na twaalf jaar wilde het bestuur niet weten. Ik heb in een winkel op de Grote Markt zelfs een overeenkomst moeten ondertekenen dat ik afzag van het verschuldigde zwarte geld. ( enigszins geïrriteerd) Het jaar daarop had Sint-Truiden de punten nodig. Ik ben benaderd maar heb tegen mezelf gezegd: ‘Nu gaan ze af.’ RWDM heeft met 4-3 gewonnen en ik heb ook nog gescoord. STVV is toen gedegradeerd.

Lemoine: Maar al met al waren we tevreden. Er was veel kameraadschap. En plezier.

Henderix: Roger Nilis, vader van Luc, heeft eens een doelpunt gemaakt met een retro. Lon heeft toen een fotograaf naar de training laten komen die de retro in beeld zou brengen. Nilis heeft die fase misschien honderd keer overgedaan. Maar de fotograaf was nep. (lacht)

Polleunis: Ik had hem gezegd dat het voor de Franse krant Le Premier Avril was.

Henderix: Achteraf vroeg Nilis waar die krant te koop was. In Brussel, zegden wij. Toen hij vertelde dat hij een dag vrij wou nemen, hebben we het wel moeten zeggen.

Sint-Truiden werd in 1965 herfstkampioen nadat het al zijn wedstrijden had gewonnen en één keer had gelijkgespeeld. Nog altijd een record. Thuis won het met 2-0 van Anderlecht. Het volk zat tot op de zijlijn.

Polleunis: We werden in Brussel als peren- en appelboeren afgeschilderd. ‘Het knollenveld van Sint-Truiden’ enzovoort. Dat hebben onze supporters nooit aanvaard. De reeks die we toen neergezet hebben, is er ook dankzij geluk gekomen. We hebben dit seizoen ook al meeval gehad: een afgeweken bal in doel, verre trappen, goals tegen de gang van het spel in. Die 2-0 van toen was gewoon verdiend.

Lemoine: Je kon die zondag geen hoekschop nemen tenzij je tussen de toeschouwers ging staan, zo dichtbij zaten ze. Van scheidsrechter Vital Loraux hebben we vooraf aan Anderlecht de toestemming moeten vragen of we al dan niet konden beginnen. De wedstrijd is overigens onder voorbehoud gespeeld.

Polleunis: In de terugmatch verloren we met 6-0. Toen hebben we volgens een ander systeem gespeeld. Marcel Lismond moest als rechtsback spelen tegen Wilfried Puis. Luc Martens kon niet. Als hij erbij was geweest, zou Puis geen bal geraakt hebben.

Henderix: Na afloop van het seizoen speelden we in Zaragoza tegen de Spaanse nationale ploeg. De afspraak was dat ze in de voorbereiding op het Wereldkampioenschap een wedstrijd tegen de Belgische landskampioen zouden spelen. Om een of andere reden kon Anderlecht niet en zijn wij als tweede in de eindstand voor hen ingevallen. Met 5-1 verloren.

Polleunis: We hebben toen ook de buitenspelval gehanteerd, maar de lijnrechter liet de Spanjaarden altijd hun gang gaan. Toen de twee bussen met supporters aankwamen, was de wedstrijd al afgelopen. De Spanjaarden hadden het beginuur vervroegd.

En zaterdag?

Polleunis: Zaterdag pakken we de flosj!

DOOR PIET COSEMANS/foto’s jelle vermeersch

‘Op een zondag was Goethals ziek. Opeens stond zijn vrouw aan de kleedkamer. Ze had een brief van hem bij zich met zijn richtlijnen voor de wedstrijd.’ (Staf Henderix)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content