De geopolitiek van emotie is een van die zeldzame boeken die emoties in de internationale politiek behandelen. Auteur Dominique Moïsi trekt er de wereld mee rond en stond deze week voor de verzamelde Belgische diplomatie. ‘Na één jaar crisis zijn de gevoelens van angst en vernedering die de wereld de jongste jaren al meermaals deden opschrikken, alleen nog versterkt.’

‘Dit is de eeuw van de identiteit’, zegt de Franse politicoloog en adviseur van het in Parijs gevestigde Institut Français des Relations Internationales (IFRI). ‘Nog steeds’, aldus Dominique Moïsi, ‘denken wij, westerlingen, dat we het centrum van de wereld zijn. Maar onze westerse identiteit wankelt, staat zwaar onder druk.’

Weinigen schijnen het volgens hem te beseffen maar de zoektocht naar wie we zijn en welke plaats we als natie of als volk in de wereld bekleden, is de nieuwe motor van de geschiedenis geworden. ‘Emoties zijn dan ook meer dan ooit essentieel om de po-litieke gebeurtenissen te begrijpen’, vindt Moïsi, die deze week te gast was op de Belgische diplodagen, de start van het diplomatieke jaar 2010. Terwijl de wereldpolitiek vroeger het exclusieve schaakbord van een club van aristocraten was, beheerst door rationele regels, is de tijd rijp om de emoties die internationale relaties beïnvloeden onder de loep te nemen. Alsook de vraag naar de identiteit van elke grote regio.

Moïsi deed dat als een van de eerste politicologen in zijn boek De geopolitiek van emotie. In een tweede deel, dat volgend jaar zal verschijnen, ambieert hij dat werk verder uit te diepen. ‘Er zijn juiste en er zijn foute emoties’, legt Moïsi uit. De juiste: de gelukstranen van dominee Jesse Jackson bij de verkiezing van president Barack Obama. De foute: de drijfveren voor terroristische aanslagen, die niet zelden voortvloeien uit gevoelens van diepe vernedering.

‘Drie primaire emoties helpen om de huidige politieke verhoudingen te vatten’, aldus Moïsi. De belangrijkste emotie in het Westen is de angst, een reactie op gebeurtenissen en gevoelens elders, in de Arabisch-islamitische wereld van het Midden-Oosten bijvoorbeeld. Daar overheerst dan weer een gevoel van vernedering, veelal het gevolg van de historische teloorgang van de regio. Hoop, ten slotte, vindt Moïsi terug in Azië. Het is een gevoel dat van het Westen naar het Oosten is doorgeschoven. Daar is het zo sterk dat de stemmingskloof met de rest van de wereld steeds verbreedt.

Die drie emoties voeden de identiteits-crisissen in verschillende regio’s. Is er dan bijvoorbeeld zoiets als een Europese identiteit?

DOMINIQUE MOÏSI: Een moeilijke vraag. Gewapend met het verdrag van Lissabon, dat de werking van de Europese instellingen hertekend heeft, koestert de Europese Unie grootse ambities. Anderzijds blijven de grote Europese naties geloven dat zij hun wetten kunnen blijven opleggen. Dat leidt tot een absurde contradictie: de ambitieuze boodschap moet door de meest discrete boodschappers worden gebracht. Door de nieuwe president Herman Van Rompuy: een discreet man met een zeer groot potentieel. Maar vooral – en dat vond ik veel schokkender – door de Britse barones Catherine Ashton, de nieuwe Hoge Vertegenwoordigster voor Buitenlands Beleid van de Unie. Ze kent haar dossiers – wat dat betreft, staat ze sterk – maar ze heeft een onoverkomelijke handicap: ze straalt geen charisma uit en is een echte nobody, precies zoals de pers haar meteen heeft gekarakteriseerd.

Waar de 20e die van de ideologieën was, staat in de 21e eeuw identiteit centraal.

MOÏSI: Echte ideologieën verdwijnen inderdaad. Er zullen altijd wel antikapitalistische, extreemlinkse en extreemrechtse ideeën blijven bestaan. Maar door de bank genomen heeft het centrumdenken het steeds weer gehaald. Denk bijvoorbeeld aan de Franse president Nicolas Sarkozy. Hij mag dan al fundamenteel rechts zijn, economisch en sociaal voert hij een bijna links beleid. Daarmee kaapt hij het linkse programma, en zadelt hij links met een probleem op. De communistische droom, het socialisme, ze hebben vandaag geen enkele kans meer. Alle regeringen zijn centrumrechts of centrumlinks geworden. Ideologische debatten zijn vervangen door een debat over onze identiteit: wie zijn we en wat is onze plaats in de wereld?

De klimaattop van Kopenhagen, die een flop werd, wilde iedereen verenigen. Is het oprukkende ‘ecologisme’ geen nieuwe vorm van ideologie?

MOÏSI: Ik zou het eerder zien als een extra stap naar de eindmeet van de eeuw van ideologieën. Het gaat hier niet om een strijd van de Aziaten tegen Europa, of van Amerika tegen Afrika. Zowel de uitdaging – de planeet redden – als het antwoord daarop zijn mondiaal. We moeten ons met andere woorden met zijn allen verenigen. Het is iedereen tegen de opwarming van de aarde, of de opwarming van de aarde tegen iedereen.

Uiteraard bestaat er zoiets als een groene ideologie, maar die kan gevaarlijk radicaal worden. Sommige ecologisten richten zich immers tegen de mens. De planeet staat voor hen centraal. Wat mij betreft, staat de planeet nog altijd ten dienste van de mens, en niet omgekeerd.

In Kopenhagen was de Amerikaanse president Obama de langverwachte gast: zijn aanwezigheid aan het einde van de top leek onontbeerlijk. Toch boeten de Verenigde Staten almaar meer aan macht in. Hoe valt dat te rijmen?

MOÏSI: Naar de komst van Obama werd inderdaad uitgekeken maar zonder een consensus met China, India en de Europese Unie durfde hij geen knopen door te hakken. Dat maakte pijnlijk duidelijk dat de VS niet zoveel meer te zeggen hebben. De Verenigde Staten blijven dé onmiskenbare macht in de wereld maar ze moeten almaar meer rekening houden met de anderen.

Barack Obama werd verkozen als de verpersoonlijking van de hoop. Heeft hij de verwachtingen van zijn volk tot dusver kunnen inlossen?

MOÏSI: Ik vrees dat de president van de hoop zijn bevolking op verschillende vlakken zwaar ontgoocheld heeft. Net na de verkiezingen kenden de Amerikanen een gevoel van diepe trots. We’ve made it, dachten ze. Als enige land ter wereld hadden ze met het rassenprobleem afgerekend. Obama leek het tij te zullen keren en een eind te zullen maken aan de al jaren durende cultuur van angst. Maar toen sloeg de crisis toe en piekte de werkloosheid. Wat bleek? Zelfs de meest innovatieve en dynamische president slaagde er niet in om de angstgevoelens weg te krijgen.

Obama ontstemde zijn aanhangers om nog een andere reden. Hij had beloofd om de president te worden ‘van alle Amerikanen’. Maar ondanks zijn centrumgerichte politiek kon hij niet verhinderen dat het antizwarte racisme en het extreme conservatisme bleven voortbestaan. Hij werd de president van slechts de helft van Amerika. En dat was, ook voor hem, een pijnlijke verrassing.

Wat is de invloed van de oorlog in Afghanistan op het gevoel van angst in Amerika?

MOÏSI: Wat die oorlog voor de Amerikanen zo moeilijk maakt, is dat ze hem niet kunnen begrijpen. Ten eerste omdat hij onmogelijk gewonnen kan worden, en voor een Amerikaan is het ondenkbaar dat een probleem niet kan worden opgelost. Bovendien is het een complexe oorlog. Met zijn ingewikkelde stammenstructuur is Afghanistan veel te moeilijk uit te leggen aan de doorsnee-Amerikaan. Dat leidt tot veel frustratie. En tot nieuwe angst.

Onder president George W. Bush wilde Amerika democratische waarden uitvoeren, om zijn identiteit in de wereld te verstevigen. Daarin verschilt het zeer sterk van de nieuwe macht China.

MOÏSI: Onder president Bush voerden de VS effectief een normatief beleid. Gelukkig heeft Obama die ambitie opgegeven. De Afghaanse regering kan nu haar land regeren zoals ze dat zelf wil, als ze maar streeft naar stabiliteit en veiligheid.

Onder Bush was er in de geopolitieke verhoudingen tussen Amerika en China een soort van asymmetrie ontstaan. De twee belangrijkste spelers op het wereldtoneel, samen met India, waren niet alleen ongelijk qua macht en invloed, hun wereldbeeld was ook compleet verschillend. Zo is het nooit de zorg van het huidige China of India geweest om waarden naar andere landen uit te dragen. Ze hebben ook de economische crisis beter doorstaan.

Sommigen beweren dat dit alles te maken heeft met het Chinese centralistische model. Niet-democratische regimes zouden beter toegerust zijn om op economische crises te reageren.

MOÏSI: Sommigen gaan er inderdaad van uit dat het centralistische China, dat niet in het liberale kapitalisme ingekapseld zit, de economie beter kan controleren en dus beter werkt. Maar dat is de simplistische visie. Als China, net als India, de crisis beter heeft doorstaan, is dat vooral omdat de financiële markten er veel minder sterk ontwikkeld zijn dan in de VS. Die achterstand in de tijd heeft China en India beschermd en ervoor gezorgd dat het systeem nog niet is ingestort.

Amerika moet de duimen leggen voor nieuwe wereldmachten. Slaagt het er nog in zijn relaties met Iran, dat zich vrij arrogant opstelt, te beheersen?

MOÏSI: De interactie met de buitenwereld is niet essentieel voor Iran. De binnenlandse situatie is veel doorslaggevender, in die mate zelfs dat ze Amerika en Europa een sleutel biedt om hun relaties met het land te verstevigen en tegelijk het re-gime van Iraans president Mahmoud Ahmadinejad te verzwakken. Dat is een hachelijke onderneming, want ze kan gemakkelijk leiden tot een reactie van nationale trots.

Wat vinden de Iraniërs van Ahmadinejads uitspraken over Israël, als het land dat van de kaart moet worden geveegd?

MOÏSI: Dat is een ingewikkeld debat. Vermoedelijk is de meerderheid van de Iraniërs voorstander van kernenergie. Ik denk zelfs dat velen ook een kernbom voor hun land zouden willen. Maar dat betekent nog niet dat ze Ahmadinejad ook volgen in zijn provocatieve discours over Israël.

Voor de Arabische wereld was de stichting van de staat Israël in 1948 een van de grootste vernederingen uit de geschiedenis, zo schrijft u: ‘Het was een regelrechte schok, het bewijs van hun eigen achteruitgang.’

MOÏSI: Het had ook veel met de timing te maken. Die stichting kwam er op het slechtst denkbare moment: net toen de dekolonisatie elders goed op gang kwam. In die zin was het een anachronisme.

Maar er is ook het identiteitsprobleem. In het hart van de Arabische wereld moet de islam de belangrijkste religie zijn, vindt men in het Midden-Oosten. Dat gevoel is door de jaren alleen maar versterkt. De aanwezigheid van Israël is voor de moslims een teken dat ze geen controle hebben over hun geschiedenis. Het is de westerse wereld die heeft beslist. Zonder hen. En vooral tégen hen. Dat creëert grote frustratie.

Er is in de wereld een soort vermiddenoostelijking aan de gang, schrijft u ook. Zo heeft het Midden-Oosten radicale emoties naar de islamitische delen van Azië geëxporteerd. In landen zoals Pakistan leidt dat tot identiteitscrisissen. Hoe ziet u de evolutie van dat land, dat steeds in één adem met Afghanistan wordt genoemd als het om de militair-strategische aanpak van de regio gaat?

MOÏSI: Pakistan is een land dat vanuit India op een strikt religieuze basis is gecreëerd. Het gevolg daarvan is dat het Pakistaanse leger geobsedeerd blijft door India en zijn troepen concentreert rond de Pakistaans-Indiase grens, in plaats van zich te focussen op de taliban en op Al-Qaeda. Amerika noch Europa begrijpt dan ook hoe het probleem van Afghanistan of Pakistan op te lossen. Als een land dat onderworpen is aan een dubbel proces van islamisering – met een islam die enerzijds in Azië geworteld is en anderzijds uit het Midden-Oosten geïmporteerde elementen in zich draagt – kampt Pakistan met een zware identiteitscrisis. Zonder de hulp van Aziatische landen zoals China en India komt het Westen er niet uit.

DOMINIQUE MOïSI, DE GEOPOLITIEK VAN EMOTIE. HOE CULTUREN VAN ANGST, VERNEDERING EN HOOP DE WERELD VERANDEREN, NIEUW AMSTERDAM, ISBN 978-90-468-0576-3.

DOOR INGRID VAN DAELE

‘Zonder de hulp van landen als China en India komt het Westen er in Pakistan en Afghanistan niet uit.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content