Chomsky mocht niet naar Ramallah

De Amerikaanse linguïst Noam Chomsky (81) werd vorige zondag door Israëlische soldaten de toegang tot de West Bank, Palestijns territorium, ontzegd.

Chomsky, een Joodse intellectueel die bekendstaat als een criticus van de Israëlische bezetting van Palestijns gebied, wilde vanuit Jordanië verder reizen naar Ramallah, waar hij een lezing wilde geven aan de Birzeit-universiteit.

Chomsky vertelde zijn relaas aan de Israëlische krant ‘Haaretz’. Volgens Chomsky werd hij aan de grensovergang aan de Allenby-brug drie uren verhoord. Israëlische grenswachters aan de Israëlisch-Jordaanse grens vroegen hem waarom hij niet ook aan een Israëlische universiteit een lezing gaf. Uit die vraag moest hij wel afleiden dat het afzien van een voordracht aan de universiteit van Tel Aviv een inreisverbod in Palestijns gebied tot gevolg kon hebben, aldus Chomsky. Zoiets kon men zich wellicht alleen in stalinistische regimes voorstellen, aldus nog Chomsky, die in zijn pas een ‘inreis geweigerd’ gestempeld kreeg.

Chomsky was des te meer verbaasd omdat het onderwerp van zijn lezing niets te maken had met de conflicten tussen Palestijnen en Israëli’s, want in Ramallah wilde hij spreken over ‘het liberalisme in de Europese geïndustrialiseerde samenlevingen’.

Nagenoeg de hele Israëlische pers noemde het inreisverbod voor Chomsky een idiotie. Bij monde van woordvoerster Sabine Haddad noemde het Israëlische ministerie van Binnenlandse Zaken het incident achteraf een misverstand. Maar Israël controleert wel alle buitengrenzen van de autonome Palestijnse gebieden en beslist wie erin mag en wie niet.

Dat geldt helemaal voor bezoekers die Israël als doorreisland naar de Palestijnse gebieden willen gebruiken. Eind april landde de Spaanse clown Ivan Prado in de Ben Gurion-luchthaven in Tel Aviv, maar werd meteen naar huis teruggevlogen. Prado wilde op de westelijke Jordaanoever een clownfestival helpen organiseren, maar de Israëlische geheime dienst verdacht hem ervan contacten met Palestijnse terreurorganisaties te onderhouden.

Piet de Moor