In de jaren tachtig lagen ze samen in een tent van Chiro Bilzen, het ene jaar bij het kasteel van Remersdaal in Voeren, andere keren in de Limburgse bossen rond Opitter. Knack-journalist Walter Pauli was toen leider van een groep met daarbij Kamerlid Wouter Raskin (N-VA) en Vlaams Parlementslid Johan Danen (Groen). Het is een merkwaardig maar herkenbaar parcours, van de zomerse chirokampen van weleer naar de harde realiteit van de Wetstraat van vandaag. En hoe daar te overleven. Een egodocument.

Het was een merkwaardige foto die vorig jaar op de Facebook-accounts van zowel Johan Danen als Wouter Raskin werd gepost. Op de markt in het Zuid-Limburgse stadje Bilzen blikken de twee politici samen in de camera. Onderschrift: ‘Vroeger samen in de Chiro. Fantastisch mooie momenten beleefd en er veel van opgestoken.’ Daarbij het commentaar van hun leeftijdgenoot Bart S.: ‘Het mooie aan Chiro Bilzen is dat er plaats was voor veel meningen.’

Dat is zo. Het is geen toeval dat generatiegenoten Johan Danen (1971) en Wouter Raskin (1972) in een andere partij terechtkwamen. Raskin was al in zijn jonge jaren het type dat liever door de muur ging dan errond. Hij ging voorop in elke strijd, van het bosspel via een potje honkbal tot een spelletje Risk. Danen was de ‘valse trage’: altijd iets te laat, maar door zijn ontwapenende aanpak een van de sfeermakers in de groep, en zo kreeg hij opvallend vaak gedaan wat hij wilde. Danen en Raskin waren twee trekkers van een uitzonderlijk fijne groep.

JOHAN DANEN: ‘Als kind kom je naar de Chiro om te spelen, punt uit. Maar de jaren zeventig waren toch anders dan vandaag. Zelfs toen ik nog maar bij de speelclub zat (de jongste afdeling van de Chiro, toen voor kinderen van het eerste tot het vierde leerjaar, nvdr.) gingen we al betogen. Het was allemaal heel speels, maar de boodschap was niet mis te verstaan: de Chiro was tégen de bouw van een nieuw bejaardentehuis. Het lag in de Katteberg, een bosgebied waarin wij zo graag speelden. En nadien betoogden we ook nog eens tegen de aanleg van een nieuwe ringweg, omdat daardoor een ander stuk van de Katteberg werd opgeofferd. Blijkbaar kon dat, toen. Het was de tijd van de CVP-staat, en iedereen die niet bij de CVP was, kwam daartegen op.’

Ook ten huize Danen werd daar geen punt van gemaakt. ‘Mijn vader was weliswaar actief in het ACW en het ACV, maar wij waren geen politieke familie. Uiteindelijk ben ik bij Agalev terechtgekomen, maar zelfs dat was geen fanatieke keuze. Het kon ook de Volksunie van die dagen geweest zijn, of de linkervleugel van de CVP. Maar als puntje bij paaltje kwam, lag het groene gedachtegoed toch het meest in het verlengde van het engagement dat ik bij de Chiro had opgenomen.’

Bij Raskin ligt het iets anders.

WOUTER RASKIN: ‘Mijn beslissing om aan politiek te doen, was ook het logische vervolg op mijn engagement in de Chiro. Maar ik was gedetermineerd door het Vlaams-nationalisme. Mijn oom, Evrard Raskin, was de eerste volksvertegenwoordiger van de Volksunie in Limburg. Zijn jongere broer, mijn vader Paul Raskin, was studentenleider geweest in de tijd van ‘Leuven Vlaams’. Later werd hij onderzoeksrechter in Hasselt, en als magistraat moest zijn politieke engagement onder de radar blijven. Maar hij was en bleef wel een Vlaams-nationalist en een VU’er. Mijn broer Arnoud en ik werden altijd meegenomen naar de IJzerbedevaart en het Vlaams Nationaal Zangfeest. Ik ben dus opgegroeid met politiek. Bij de zondagse bezoeken aan grootmoeder hing de hele familie aan de lippen van Evrard als hij straffe verhalen vertelde over de Wetstraat.’

Van dat politieke engagement was in de Chiro weinig te merken. Het was alsof er een schot stond tussen de jeugdbeweging en de partijpolitiek.

DANEN: Wij hadden nochtans de gewoonte om af en toe, na een ‘praktische’ leiderskring, nog een uur of twee uit te trekken voor een ‘inhoudelijke avond’. Dan bespraken we de maatschappelijke problemen die ons bezighielden.

RASKIN: Dat ging bijvoorbeeld over de hoofddoek op school, toen al.

DANEN: Of hoe we de kinderen uit de sociale wijk Gansbeek zouden kunnen bereiken. Want in theorie staat de Chiro wel open voor iedereen, in de praktijk is het nog te veel een fijne club voor de witte middenklasse.

RASKIN: Johan en ik wisten toen al dat we politiek op een andere lijn zaten.

DANEN: In de Chiro ontdekten we dat het grote gelijk niet bestaat.

Jullie maakten in die tijd een merkwaardige studiekeuze. Wouter, ‘de harde’ van de twee, trok naar de sociale school. Johan, de groene jongen, koos voor een eerder ‘harde’ richting: economische wetenschappen.

RASKIN: Mijn studiekeuze was nochtans 100 procent politiek geïnspireerd. Ik weigerde om mij in te schrijven aan een hogeschool die met een zuil verbonden was. Concreet: ik wilde niet naar de bekende sociale hogeschool van Heverlee, want daar zwaaide het ACW de plak. En dus koos ik heel bewust voor Geel. Dat was een heel gedoe, een omweg van jewelste.

Daarna heb ik in Diepenbeek management in de non-profitsector gestudeerd, en heb ik vele jaren lang een grote sociale werkplaats in Sint-Truiden geleid. Daar heb ik gemerkt hoe rigide ons sociaal systeem is, en hoe juist het is van Bart De Wever (N-VA) om in te beuken op de pampercultuur. Wij probeerden werk te verschaffen aan psychiatrische patiënten. Dat zijn heel kwetsbare mensen, maar we moesten bijzonder creatief zijn met onze sociale wetgeving om ze aan het werk te krijgen en te houden. Vandaar dat ik ook niets wilde weten van vakbonden. Probeer hen maar eens te overtuigen om sociale regelgeving soepel te interpreteren.

DANEN: Ik heb toegepaste economie gestudeerd in wat nu de Universiteit van Hasselt heet. De campus ligt in Diepenbeek, een buurgemeente van Bilzen. Ik bleef het liefst dicht bij huis: ik was niet alleen leider bij de Chiro, maar ook dj bij een lokale vrije zender, Radio Vrij Bilzen. (lacht)

Dat was een heel volkse vrije zender, waar men weleens een plaatje durfde aan te kondigen van ‘Elvis Spresley’.

DANEN: Mijn naam als dj was Gerrie Ter Daan. Lach niet, Walter, want op die zender presenteerde jouw mama het parochiale programma, Antenne. (bulderlach) Later heb ik nog internationale politiek en sociologie gestudeerd. Ik heb nadien aan de universiteit en de hogeschool gedoceerd, maar mijn eerste job was in de reconversiesector in Winterslag, om doelgroepen zoals voormalige mijnwerkers aan een job te helpen. (tegen Raskin) ’t Is een van die verschillen tussen ons, Wouter, en tussen onze partijen. Natuurlijk klopt het een beetje dat mensen verantwoordelijk zijn voor hun eigen ongeluk, maar ook niet te veel. Sommige mensen hebben gewoon pech. Maar als we in het Vlaams Parlement over sociale economie spreken, geeft de regering-Bourgeois voortdurend de indruk dat het grotendeels de eigen schuld is van de mensen die er gebruik van maken.

Politiek engagement is mooi, maar het is niet zonder risico. In 2003 werd de N-VA in de Kamer gereduceerd tot de eenmanspartij Geert Bourgeois, en had Agalev zelfs helemaal geen verkozene.

DANEN: Belangrijke mensen kwamen mij toen zeggen: ‘Het zal u nooit lukken in de politiek. Groen krijgt geen stemmen, en uzelf zult dat ook nooit doen.’ Men vond dat blijkbaar ‘goede raad’. Ik dacht: we zien wel. Ik heb nooit getwijfeld. Ik ben sterk maatschappelijk geëngageerd, maar ik was toen niet getrouwd met de politiek en ik ben het nog altijd niet. Als in 2003-2004 het verhaal van Agalev/ Groen afgelopen was, dan was dat zo. Dan had ik het tenminste geprobeerd.

RASKIN: Hoe onwaarschijnlijk moeilijk dat moet zijn geweest, besef ik wanneer ik vandaag Aldo Carcaci bezig zie, het enige Kamerlid van de Parti Populaire. In zo’n situatie heb je amper medewerkers, geen omkadering, en je loopt je de benen van onder je lijf. Het is bijzonder lovenswaardig dat Bourgeois dat heeft willen doen.

Waarom volgde u Geert Bourgeois en niet Bert Anciaux? Anciaux was toen toch de überchiroleider?

RASKIN: Toen de jonge Bert Anciaux pas VU-voorzitter werd, had hij al mijn steun. Ik herinner me nog dat Jaak Gabriels in volle zomer vanuit zijn zwembad in Toscane in Humo kwam uitleggen dat hij geen toekomst meer zag voor zijn partij. De tv-zenders hebben Bert toen van een chirokamp geplukt, en in T-shirt en met een haarband om heeft hij Gabriels van antwoord gediend: de VU zou blijven bestaan. Dat was een heel hoopgevende houding voor militanten zoals ik. Maar nadien heeft Anciaux op zijn beurt snel de bocht gemaakt naar een totaal ander project. Hij heeft de partij willen verruimen, en het Vlaamse kernverhaal is toen bijna gestorven. Ik heb geen moment getwijfeld aan het project van Geert Bourgeois, ook niet toen hij de enige N-VA’er was om in het parlement de honneurs waar te nemen.

Johan Danen, u hoorde bij de groep die aanstuurde op een provinciaal kartel met de SP.A. U werd in het najaar van 2003 aangeduid als de man die namens Limburg de andere Vlaamse groenen van dat standpunt moest overtuigen – en dat op het beruchte partijcongres waar Steve Stevaert werd uitgeroepen tot ‘schijnheilig paterke van Hasselt’.

DANEN: Dat was mijn vuurdoop: ik moest voor het nationaal congres als bleuke het Limburgse standpunt verdedigen. Die dag kreeg ik alle dikke legumen van de partij over mij heen. Het ging er hard toe. De meerderheid van Limburg was voor een kartel, maar de grote meerderheid van Groen-Vlaanderen was vierkant tegen. En dat heb ik mogen horen.

Was het zo’n dag waarop je in één klap drie jaar ouder werd?

DANEN: Ach, het is alweer dertien jaar geleden. En ook al kregen we toen een nee, progressieve samenwerking zit nog altijd in ons DNA. In Bilzen zijn we zowel in 2006 als in 2012 met een rood-groen kartel naar de kiezer gegaan, en in 2012 was dat ook onze formule voor de provincieraadsverkiezingen. Maar dat betekent nog niet dat we door de SP.A opgeslokt willen worden. Achteraf bekeken was dat in het najaar van 2003 wellicht de bedoeling van Steve Stevaert. Maar op dat moment, en met de kennis die ik toen had, vond ik een rood-groen kartel een legitieme keuze.

In 2014 beleefden jullie allebei je triomf: de N-VA werd ook in Limburg de grootste partij en Groen had voor het eerst in twaalf jaar weer een Limburgs parlementslid. Johan Danen werd in het Vlaams Parlement verkozen als lijsttrekker, Wouter Raskin werd Kamerlid als opvolger van Steven Vandeput, de nieuwe minister van Defensie.

DANEN: Toen het de avond van de verkiezing duidelijk werd dat ik het had gehaald, schoot het ineens door mijn hoofd: ‘Dju, wat ga ik in godsnaam moeten doen in het Vlaams Parlement?’ Ik had nog geen seconde tijd gehad om na te denken wat ik zou moeten doen eenmaal ik echt verkozen was. Als parlementslid moet je alles zelf uitzoeken. Niemand komt je zeggen: ‘Johan, we zullen het u even uitleggen, jongen.’ Ook niet de anciens in je eigen partij.

RASKIN: Je macht als parlementslid is zéér relatief. Zo veel invloed heeft een eenvoudig parlementslid niet, zeker niet in een meerderheidsfractie.

DANEN: Als het een troost mag zijn: in de oppositie ook niet.

RASKIN: Hoe gaat het er toe in een parlementaire fractie? Na de verkiezingen mogen eerst de anciens kiezen welke thema’s ze willen volgen. Zij hebben vaak al jaren gewerkt op een dossier, zij schermen hun specialiteit af, en ze hebben de eerste keuze uit de lekkerste brokken. Voor de nieuwkomers blijven dan de restdossiers over. Toen vier maanden na de verkiezingen de regering was gevormd, kwamen er nog eens drie opvolgers bij – onder wie ik. Voor ons waren er zelfs geen restdossiers meer over, hooguit een paar kruimels. Dat wil zeggen dat je je moet realiseren dat je eerst een vol jaar onder de radar zult moeten werken en cijfers verzamelen en vragen stellen over zaken die voorlopig niemand interesseren behalve jou.

De NMBS wordt stilaan uw dossier. Dat kunt u toch geen kruimeltje vinden?

RASKIN: Eigenlijk is de NMBS het dossier van Inès De Coninck, en zij doet dat erg goed. Ik mocht me concentreren op Limburgse dossiers, en verder op Infrabel. Dat zijn de meest technische dossiers die er over het spoor bestaan. Vandaar dat ik mij heb ingewerkt in Infrabel-dochters zoals TUC-Rail. Normaal haal je daar nooit het nieuws mee, maar toen gebeurde er een dodelijk treinongeval bij Saint-Georges-sur-Meuse. Ik wist dat ik iets te vertellen had: dat op de plaats van het ongeval geen modern TBL1+-sein was geïnstalleerd (een automatisch noodremsysteem wanneer een rood licht wordt genegeerd, nvdr.). Dat was nochtans beloofd aan het parlement.

Vandaar dat onmiddellijk na het ongeval de woordvoerder van Infrabel in de media kwam verklaren dat alle seinen in orde waren. Ik wist dat hij niet de waarheid sprak, en ik wist ook dat geen enkel ander parlementslid de ware toedracht kende. Alleen ben ik zelf geen ingenieur: ik ben niet in staat om ter plaatse te gaan controleren welk sein er werkelijk ligt. Ik moet afgaan op ‘betrouwbare bronnen’. Er is dus altijd een minimale marge van onzekerheid.

Voor een journalist klinkt dat zeer herkenbaar.

RASKIN: Ik was 99,99 procent zeker van mijn zaak, maar ik wist dat Infrabel het kleinste foutje in mijn relaas zou uitbuiten en dat ik dan met de billen bloot zou gaan. Maar de spanning viel van mij af toen ceo Luc Lallemand verklaarde ‘dat de heer Raskin gelijk had’. Bovendien had ik ontdekt dat de laatste jaren alle – álle – aanbestedingen in de provincie Luik toegewezen waren aan één en dezelfde firma uit Oost-Vlaanderen. Ik stel mij daar vragen bij. En ik niet alleen, want ineens mocht ik het op tv komen uitleggen.

Dat noemt men: un moment de gloire.

RASKIN: Ach, over het algemeen is het debat in het halfrond een poppenkast. Het echte werk gebeurt vooraf: de voorbereiding met de fractiemedewerkers, dan het overleg binnen de meerderheid, en eventueel wordt er nog wat bijgevijld aan teksten in de commissies. Maar de plenaire vergadering is politiek theater. Maar in die zaak kon ik eindelijk mijn rol als parlementslid spelen. Het was het resultaat van een vol jaar dossiers vreten, in volslagen anonimiteit. Eindelijk heb je iets relevants te vertellen. Het leven van een parlementslid is bijzonder frustrerend. Je vertrekt ’s morgens vroeg naar Brussel en je komt ’s avonds laat terug thuis, en als mijn vrouw dan vraagt hoe mijn dag geweest is, moest ik meestal zeggen: ‘slecht’ of ‘frusterend’. Er is in de Kamer altijd wel een andere reden waarom dit of dat niet kan of politiek onmogelijk is. En dan beginnen er te vragen: ‘Wat doet die daar eigenlijk in Brussel? Niks, zeker?’

Johan Danen, u was ook zo’n diesel. Vorig jaar nog twijfelde uw fractieleider, Björn Rzoska, of u het politieke metier in de vingers hebt, dit jaar hebt u zich ontpopt tot een geduchte criticus van Annemie Turtelboom met de biomassacentrales en van Joke Schauvliege over bedreigde natuurgebieden.

DANEN: Vorig jaar werkte ik al keihard, maar ook als oppositielid moet je je plaats afdwingen. Officieel zijn alle partijen voorstander om het parlement meer macht te geven, maar in de praktijk heb ik nog niet meegemaakt dat de meerderheid er ook maar aan dénkt om een voorstel van een oppositielid te steunen. En ook in het Vlaams Parlement zelf maak je het verschil niet. Ik stelde in 2015 al vragen over het beschermde bos in Genk dat het transportbedrijf Essers wil kappen: er was toen geen hond in geïnteresseerd. Pas toen vele maanden later Wouter Deprez de aandacht wist te vestigen op de zaak-Essers kwam ik daarmee ook in de media.

Toen ik ontdekte dat twee derde van de zogenaamde Turteltaks diende als miljardensubsidie voor het verbranden van pellets van de biomassacentrale in Langerlo ben ik meteen naar TV Limburg en Het Belang van Limburg gestapt. De dag nadien kwam Wouter Van Besien mij op mijn schouder kloppen: ‘Proficiat Johan, knap gedaan. Jij bent nu al zeker van je herverkiezing in 2019.’ (trots lachje)

Als Annemie Turtelboom (Open VLD) ontslag neemt als Vlaams minister omdat ze zich heeft klemgereden in haar aanpak van die biomassacentrales, voelt u dan trots? Of denkt u: ‘Ik had het wat minder hard moeten spelen’?

DANEN: Ik heb nooit leedvermaak als een minister ontslag moet nemen. Maar mijn beste tussenkomst vond ik mijn eerste publieke confrontatie met Joke Schauvliege in het Vlaams Parlement. Ik stelde vragen over een beschermd bos in Kaulille dat opgeofferd dreigt te worden voor zandwinning. Eerst ontkende Schauvliege alles: ‘Er is geen dossier.’ Er was geen afgewerkt dossier, dat klopt. Maar we kunnen toch niet wachten op de voldongen feiten?

RASKIN: Maatschappelijk relevant kunnen zijn, daarvoor doen we het toch? Toen ik laat in de avond van de Infrabelkwestie thuis de deur opendeed, wist ik eindelijk: ‘Mijn werk in het parlement is toch niet helemaal voor niets geweest.’

DOOR WALTER PAULI, FOTO’S FRANKY VERDICKT

‘In de sociale werkplaats heb ik gemerkt hoe juist het is om in te beuken op de pampercultuur.’ Wouter Raskin

‘Toen het duidelijk werd dat ik verkozen was, schoot het door mijn hoofd: “Dju, wat ga ik in godsnaam moeten doen in het Vlaams Parlement?'” Johan Danen

‘Het leven van een parlementslid is frustrerend. En dan beginnen er te vragen: “Wat doet die daar eigenlijk in Brussel?”‘ Wouter Raskin

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content