‘In deze crisis moeten politici beslissen, op principiële eerder dan rationele gronden’

Enkel principes kunnen een vast, stabiel baken zijn in tijden waarin chaos dreigt, zegt professor klinische psychologie Mattias Desmet.

.

Vorige week publiceerde Knack een ondertussen veelgelezen opiniestuk van schrijfster Saskia De Coster. Ze vraagt zich af of we wel op de juiste manier bezig zijn in deze crisis. De bedoeling van de lockdown is om slachtoffers onder de oudere bevolking te voorkomen, maar precies voor die oudere bevolking lijkt de remedie erger dan de kwaal. Verkiezen onze ouderlingen echt om langdurig geïsoleerd te worden van hun geliefden, in volledige eenzaamheid, teneinde hun leven eventueel met een paar maanden te verlengen? Heeft iemand hen eigenlijk wel gevraagd of ze op deze manier ‘gered’ willen worden? En verblind door angst zien we niet dat we ondertussen massaal slachtoffers maken op andere vlakken, onder andere door toegenomen werkloosheid, uitgestelde operaties, partnergeweld, zelfdoding, armoede en verslaving.

Knack-redacteur Peter Casteels reageerde onder een titel die een beeld geeft van de teneur van zijn verhaal: Wil Saskia De Coster ouderen laten creperen?’ Hij vindt dat de becommentarieerde tekst getuigt van gebrek aan solidariteit met ouderen en dat hij bovendien gevaarlijk is. De bedoeling van de lockdown is om de curve van de corona-epidemie af te vlakken en te vermijden dat ons systeem van gezondheidszorg in elkaar stort onder een te hoge piekbelasting. Als De Coster vragen stelt bij de gevolgen van dit streven, dan zaait ze volgens hem tweedracht onder de bevolking op een moment dat we meer dan ooit een gezamenlijk doel moeten nastreven.

Het spanningsveld tussen beide meningen vind je terug in de hele maatschappij. Aan de ene kant is er een dominante stem in de publieke ruimte die zegt dat de lockdown noodzakelijk is; aan de andere kant oppert een kleinere – maar wellicht nog altijd substantiële – groep dat we met de lockdown te veel toegeven aan angst en bovendien het pad van de lemming kiezen.

De dominante stem schildert de afwijkende stem daarbij graag af als onverantwoord en gevaarlijk en probeert haar als dusdanig het zwijgen op te leggen. En dit gebeurt vooral in naam van de wetenschap. Dat is zowel ethisch problematisch, maatschappelijk contraproductief, als intellectueel onjuist. Beide stemmen hebben recht op spreken – beide stemmen verdienen het om beluisterd te worden.

In deze crisis moeten politici beslissen, op principiële eerder dan rationele gronden.

De wetenschap valt eigenlijk niet direct in het ene of in het andere kamp te situeren. Virologen hebben de lovenswaardige eerlijkheid om toe te geven dat er weinig zekerheden zijn in deze crisis. Het aantal mensen dat overlijdt aan het coronavirus staat verre van vast (er is zowel over- als onderrapportering), er is twijfel over zowel het aantal besmettingen als de besmettelijkheid van het virus, wetenschappelijke testen om besmetting vast te stellen hebben zeer aanzienlijke foutenmarges, het is nog altijd niet duidelijk welke afstand het virus kan overbruggen en of het zich al dan niet via de lucht kan verplaatsen enzovoort.

Gegeven het ontbreken van een duidelijke beschrijving van de aard en de omvang van het probleem, is het niet vreemd dat de wetenschappelijke wereld ook onzeker is omtrent wat de beste oplossing ervoor is. De door academici gepubliceerde opiniestukken tonen dat de meningen onder hen variëren van ‘de lockdown is een fatale fout en men kan hem niet snel genoeg afschaffen‘ tot ‘de lockdown kan niet streng genoeg zijn’.

De wetenschappelijke onzekerheid heeft onder andere te maken met het feit dat de complexiteit van iets als een virale infectie (zwaar) onderschat wordt. Het virus zelf, bijvoorbeeld, is een veel minder afgelijnde entiteit dan men zich voorstelt. Er zijn talloze varianten van die in hun gedrag en eigenschappen niet identiek zijn aan elkaar.

Daar komt bovenop dat de tests die gebruikt worden om het virus te detecteren op veel manieren kunnen uitgevoerd worden en complexe resultaten opleveren die moeten geïnterpreteerd worden binnen het totale ziektebeeld van de patiënt. Tot op bepaalde hoogte is dit proces onvermijdelijk een subjectieve aangelegenheid en afhankelijk van de expert die het uitvoert, zal het tot (sterk) verschillende besluiten leiden.

Sommigen vragen zich daarom terecht af of tests de verwarring niet eerder groter dan kleiner maken.Wat kan ik kennen?’ was voor Immanuel Kant, de grote Verlichtingsfilosoof, een van de grondvragen in het menselijke bestaan. Ze is in deze crisis alleszins brandend actueel.

De onzekerheid komt nog scherper naar voor als we beseffen welke factoren er allemaal een invloed hebben op het coronavirus. Zoals ik in een vorig opiniestuk schreef: ‘Men kan het verloop van een virale infectie niet begrijpen op basis van wat men ziet in de kleine lichtkring van een microscoop – de hele psychologische, sociologische en economische context speelt een wezenlijke rol’.

Men moet zich dit zeer concreet voorstellen: al deze contextuele factoren hebben een invloed op de immuniteit van de bevolking en dus ook op de dodelijkheid van het virus (voor een uitgebreide bespreking hiervan zie mijn artikel op Knack.be). Een dergelijke wetenschappelijke beschouwing opent de geest en verruimt de blik.

Tezelfdertijd noopt ze om simplistische zekerheden los te laten – bv. ‘de wetenschap/geneeskunde zal ooit dè oplossing vinden voor het virus’ – en als dusdanig leidt ze tot een tijdelijke intensifiëring van angst. Maar daar moeten we doorheen. Een dergelijke verruiming van de geest is het existentiële doel en de eigenlijke zin van deze crisis.

Ook op het niveau van de effecten van de gekozen controlestrategie moeten we trouwens de complexiteit van de zaak erkennen. We mogen niet blind zijn voor de gevolgen van de genomen maatregelen op economisch, sociologisch en psychologisch vlak.

Volgens een artikel in The Lancet vielen er door de crisis van 2008 een 260.000 extra doden alleen al aan kanker (door verminderde levenskwaliteit). Dergelijke inschattingen hebben een grote foutenmarge, maar ze tonen wel aan dat de wetenschap ervan uitgaat dat het aantal slachtoffers van de lockdown buitengewoon groot kan zijn.

Straks zal de telling van die slachtoffers beginnen en tegenover de telling geplaatst worden van het hypothetische, grootst mogelijke aantal slachtoffers van het coronavirus mocht er geen lockdown hebben plaatsgevonden. Artikels als ‘Hongersnood wordt erger dan coronavirus, waarschuwt VN’ (De Standaard, 22 april) en ‘Half miljard mensen in diepe armoede door coronacrisis’ (De Morgen, 9 april) laten ons al voorvoelen wat het resultaat kan zijn.

Als medeleven en gevoeligheid slechts gelden voor de ene groep en niet voor de andere, dan kantelen ze naar sentimentaliteit.

Laat me daarbij duidelijk zijn: ik pleit er niet voor om binnen een paar maanden een rancuneuze rekening te presenteren aan de huidige voorstanders van de lockdown. Ook dat is ethisch problematisch, contraproductief en intellectueel onjuist.

Maar we moeten de effecten van de genomen maatregelen wel op een zo breed mogelijke manier in kaart brengen, zodanig dat we in de toekomst met verruimde blik kunnen reageren in gelijkaardige situaties. En we moeten een soort selectief medeleven – een van de grote problemen in deze crisis – vermijden.

Het getuigt zonder meer van menselijkheid om mee te leven met slachtoffers van het coronavirus, maar dit betekent niet dat men andere slachtoffers – bijvoorbeeld deze van de lockdown – moet miskennen. Daarvoor waarschuwt Saskia De Coster en ze heeft gelijk. We zouden Casteels zijn eigen vraag kunnen terugspelen: vindt hij dat de jongeren, die de komende decennia op alle vlakken de tol voor de lockdown zullen moeten betalen, maar moeten creperen en desnoods zelfmoord plegen? Als medeleven en gevoeligheid slechts gelden voor de ene groep en niet voor de andere, dan kantelen ze naar sentimentaliteit.

Maar laat me terugkeren naar het thema van de wetenschappelijke onzekerheid. Dit heeft directe gevolgen voor de vraag wie tijdens deze crisis de leiding moet nemen. Niet de wetenschappers maar de politici moeten in deze crisis regeren en ze moeten dat primair doen op basis van principes en pas in de tweede plaats op basis van rationele analyses.

Dat ligt – ietwat paradoxaal – helemaal in lijn met de wetenschap van de twintigste eeuw. Het befaamde waterrad van de Amerikaanse wiskundige en meteoroloog Edward Lorenz is hier misschien nog het meest illustratief. Het betreft een rad dat beweegt doordat er bovenaan water instroomt. Van zodra de instroom een bepaalde waarde overschrijdt, worden de bewegingen van het rad totaal onregelmatig en onvoorspelbaar. Lorenz kon aantonen dat het rad zich desalniettemin strikt volgens een wiskundige formule gedraagt, maar – fascinerend – dat men zelfs met deze formule in de hand de bewegingen van het rad geen moment op voorhand kan voorspellen. Maar wat wel duidelijk is, is dat je het rad te allen tijde tot rust kan brengen en regelmatig kan laten bewegen als je gewoon het principe begrijpt dat het de instroom van het water is die bepaalt of het rad al dan niet onregelmatig, chaotisch gedrag gaat vertonen. Beetje bij beetje kwam de wetenschap tot het besef dat dit voor alle complexe en dynamische systemen geldt: je kan hun gedrag wel wiskundig beschrijven maar niet op een rationeel-mechanistische manier voorspellen – de enige manier om er op een adequate manier mee om te gaan is dan ook door de principes van hun functioneren te begrijpen en hen volgens die principes te benaderen.

Dat is van beslissend belang in deze crisis: rationele kennis van virologen, epidemiologen, psychologen, sociologen en economen is intrinsiek onvolledig en verschuivend van aard (dat heeft iedereen ondertussen tot grote frustratie al ondervonden), en daarom moeten politici regeren, weliswaar onder advies van wetenschappers, maar primair op basis van principes. Enkel principes kunnen een vast, stabiel baken zijn in tijden waarin chaos dreigt.

Wat die principes zijn, dat vraagt een blijvende ondervraging van het menselijke wezen, maar de principes van de Verlichting lijken me geen slecht vertrekpunt. Ik spreek dan niet over de blinde idealisering van de ratio die tot op bepaalde hoogte eigen is aan de Verlichtingstraditie maar wel over de humanistische nadruk op het recht op vrije meningsuiting en zelfbeschikking. Ik heb veel voorstanders van de Verlichting de (ten onrechte) aan Voltaire toegeschreven woorden horen citeren ‘Ik ben het niet eens met wat je zegt, maar ik zal je recht om het te zeggen tot der dood verdedigen’. Nu is het moment om het te bewijzen.

Dit is een verantwoordelijkheid van politici èn van burgers. Er zijn geen moedige politici zonder een moedige bevolking. Onder leiding van politici moet de maatschappij voor een bepaalde aanpak kiezen – voor een lockdown of tegen een lockdown – maar voor wat we ook kiezen, de principes moeten overeind blijven.

Dit zal niet beletten dat er slachtoffers vallen – misschien zelfs veel – maar de mens als mens zal blijven bestaan. Dat betekent: een mens die zijn mening mag blijven uitspreken, die een ruimte heeft voor intimiteit en privacy, die gerespecteerd wordt in zijn lichamelijke integriteit en van wie zijn psychische en lichamelijke band met geliefden en medemensen niet permanent in het gedrang komt. Op al die punten heeft de mens het principiële recht om zijn persoonlijke voorkeuren te volgen, zonder dat hij daar noodzakelijk op een ‘rationele’ manier verantwoording voor dient af te leggen.

Als we als maatschappij die fundamentele rechten niet meer respecteren, als we de angst zo ver laten escaleren dat iedere vorm van eigenheid, intimiteit, privacy, persoonlijk initiatief en voorkeur als een ontoelaatbare bedreiging van ‘het collectieve welzijn’ beschouwd wordt, dan zou het waterrad van de maatschappij wel eens op hol kunnen slaan. Als we daarentegen de tijdloze principes van menselijkheid wel respecteren, zal het rad uiteindelijk tot rust komen. Vraag maar aan Lorenz.

Partner Content