‘Europeanen zien Afrika als een soort Hof van Eden zonder zwarte mensen’

Han Renard

Natuurbescherming in Afrika als een nieuwe vorm van landroof: onderzoeksjournalist Olivier van Beemen schreef er een ophefmakend boek over, waarin ook de Britse prins Harry betrokken partij is.

Tijdens een reportage in Zambia stuitte Olivier van Beemen in 2020 bij toeval op African Parks. De journalist was direct gefascineerd door deze machtige maar relatief onbekende organisatie die begin deze eeuw mede werd opgericht door de Nederlandse industrieel Paul Fentener van Vlissingen. African Parks beheert inmiddels 22 natuurgebieden in 12 Afrikaanse landen, op een stuk grond vergelijkbaar met Groot-Brittannië.

Van Beemen deed ruim drie jaar onderzoek en schreef het onthullende boek Ondernemers in het wild – Het ontluisterende verhaal van een club witte weldoeners in Afrika. Daarin spreekt hij onder meer met vermeende daders en slachtoffers van ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder diverse vormen van marteling. Van Beemen: ‘Ik wilde vooral weten: werkt het model van African Parks?’

Hoe ziet dat model er precies uit?

Olivier Van Beemen: Met instemming van het gastland neemt African Parks het management van natuurgebieden in Afrika over van de regering. Dat wordt ‘gedelegeerd management’ genoemd, wat betekent dat de organisatie de volledige zeggenschap over zo’n park krijgt. Dat leidt vaak tot spanning, want ook al heeft hun regering er zelf mee ingestemd, inwoners van gastlanden ervaren het toch vaak als inbreuk op hun soevereiniteit.

Wat is dan het belang van het gastland?

Van Beemen: In de meeste Afrikaanse landen is natuurbeheer vanwege de beperkte middelen geen prioriteit. African Parks verkoopt zichzelf als een reddende engel en spreekt van een win-winsituatie. De ngo neemt een kostenpost weg voor de regering, beschermt wilde dieren en investeert in infrastructuur en toerisme, wat moet leiden tot economische ontwikkeling. Alleen valt dat in de praktijk vaak tegen. Zelfs in natuurparken in stabiele landen, zoals Zambia en Malawi, komen vrij weinig toeristen en zijn de inkomsten dus gering. Ik ben zelf in een park in Zambia geweest, dat in een jaar tijd nauwelijks 900 bezoekers trok.

De bevolking die rondom het park woont, heeft weinig te zeggen over wat er gebeurt in dat gebied, terwijl zij dat als hún grond beschouwen.

Het motto van African Parks is ‘a business approach to conservation’, maar wel business die in Afrika door vooral witte mensen wordt gerund?

Van Beemen: African Parks gelooft inderdaad in de kracht van de markt en resultaatgerichtheid, zoals in het zakenleven. Tegelijkertijd is de organisatie een dankbare subsidieslurper. Alleen al de Europese Unie droeg in de loop der jaren bijna 150 miljoen euro bij en individuele lidstaten deden daar nog miljoenen bovenop. Ook de VS doneerden tientallen miljoenen belastinggeld.

Het topmanagement van African Parks is voor 75 procent wit – tot voor kort was dat zelfs 100 procent. Oud-ANC-vrijheidsstrijder Mavuso Msimang, de enige zwarte oprichter van de organisatie, vertelde me dat er een koloniale mentaliteit heerst en dat de hoofdpersonen deel uitmaken van het oude Zuid-Afrika. De bevolking die rondom het park woont, heeft weinig te zeggen over wat er gebeurt in dat gebied, terwijl zij dat als hún grond beschouwen.

Chikwawa, nabij het Majete Wildlife Reserve in Malawi, het eerste park dat African Parks in 2003 heeft overgenomen.

Afrikaanse intellectuelen, schrijft u, spreken van een nieuwe vorm van landroof onder het mom van natuurbeheer. De lokale bevolking is immers vaak aangewezen op die natuurparken om in het eigen levensonderhoud te voorzien?

Van Beemen: Het gaat hier ook over het verschil in de dominante perceptie van natuur, die in het Westen doorgaans anders is dan in Afrika. Europeanen houden van ongerepte natuur en zien in Afrika een soort Hof van Eden: een aards paradijs met landschappen zoals je die kent uit The Lion King, Out of Africa of van de BBC-documentaires van David Attenborough – zonder zwarte mensen. Maar Afrika is de afgelopen decennia ook sterk geürbaniseerd en in de nabijheid van parken leven vaak vele duizenden mensen, van wie velen voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van wat het park heeft te bieden. Die toegang wordt ze vaak ontzegd.

In onze ogen zijn stropers het absolute kwaad: ze maken deel uit van de georganiseerde misdaad, waardoor neushoorns, olifanten en leeuwen met uitsterven worden bedreigd. Een eyeopener voor mij was dat veruit de meeste stropers kleinschalig opereren. Die jagen veeleer op antilopen of zelfs knaagdieren, Ook houtsprokkelaars en vissers zijn volgens African Parks stropers en mogen bij arrestatie op dezelfde, vaak hardhandige manier behandeld worden als georganiseerde topcriminelen.

Dat zet veel kwaad bloed. In een van de jaarverslagen las ik over een man die in een park in Malawi een dode olifant vond, die volgens African Parks zelf aan een natuurlijke dood was gestorven. Hij had de slagtanden weggenomen, wat verboden is, maar kreeg daarvoor tien jaar gevangenisstraf én dwangarbeid, zo meldde African Parks trots in het jaarverslag. Dat lijkt mij geen proportionele straf.

African Parks neemt in en rondom de parken overheidstaken over, en dat loopt soms mis?

Van Beemen: Klopt, dat is deel van dat contract met de regering. Denk aan de wetshandhaving, inlichtingen en het toegangsbeleid. In sommige landen gaat het nog een stuk verder en ontfermt African Parks zich ook over grensbewaking of zelfs over terrorismebestrijding. Bovendien bemoeit African Parks zich ook met justitie, wat de organisatie zelf ontkent. In Benin gaan ze er bijvoorbeeld prat op dat ze er dankzij goed contact met een lokale rechtbank in zijn geslaagd de straffen voor stropers, die tot dan toe verwaarloosbaar waren, flink op te drijven, tot vier jaar celstraf. In Zambia kreeg een parkdirecteur de doelstelling om 75 procent van de vermeende stropers veroordeeld te krijgen. Maar stel nou dat de helft onschuldig blijkt? En dan hebben we het dus ook over mensen die illegaal hout sprokkelen of klein wild schieten.

In zijn biografie beschrijft Harry hoe William en hij elkaar flink in de haren zijn gevlogen over natuurbescherming in Afrika. William zou tegen Harry hebben gezegd: ‘Rhinos, elephants, that’s mine.’

U sprak met vermeende slachtoffers van ernstige mensenrechtenschendingen, maar ook met daders?

Van Beemen: Klopt. Het heeft er alle schijn van dat er veel geweld plaats vindt in en rondom de natuurgebieden. Ik sprak in Zambia een man die aan één oog blind raakte na een confrontatie met een patrouille van African Parks, terwijl hij naar eigen zeggen ongewapend was. In Congo sprak ik nabestaanden van jagers of stropers – het verschil is niet altijd duidelijk – die vertelden dat hun naasten in het park waren doodgeschoten of in gevangenschap waren overleden. En ik sprak de vader van een dertienjarig meisje in Benin, die me vertelde hoe zijn dochter was verkracht door een ranger van African Parks. Haar behandeling heeft hij naar eigen zeggen deels uit eigen zak moeten betalen.

Het viel me op dat oud-rangers opmerkelijk openhartig spraken over de manier waarop zij stropers behandelen, alsof het weinig voorstelt. In Congo vertelde een voormalige parkwachter me dat de mensenrechten in het nationale park niet gelden. En in Zambia vertelden meerdere oud-rangers me over brute martelmethoden die daar worden toegepast, zoals de schommel. Daarbij worden vermeende stropers met handen en voeten achter hun rug opgehangen aan een stok tussen twee bomen en krijgen ze slaag. Dat is zó pijnlijk, dat iedereen binnen enkele minuten elke beschuldiging bekent, zelfs als hij onschuldig is, aldus de parkwachters.

Op bezoek in Sangou, een dorp nabij de ingang van het nationale park Pendjari.

Uw onderzoek voor dit boek liep niet van een leien dakje. U kreeg te maken serieuze tegenwerking van African Parks en in Benin werd u van spionage beschuldigd en het land uitgezet.

Van Beemen: Mijn vorige boek Bier voor Afrika was een kritisch onderzoek naar de Afrikaanse activiteiten van de beroemde Nederlandse bierbrouwer Heineken. Tijdens lezingen en interviews krijg ik vaak de vraag of dat gevaarlijk was. Om eerlijk te zijn, antwoord ik dan, viel dat best mee en heb ik me nooit echt bedreigd gevoeld.

Maar bij dit onderzoek liep het anders en heb ik van begin tot eind problemen gehad, waarbij het niet altijd duidelijk is of African Parks een rol heeft gespeeld. Vooral in Benin liep het helemaal uit de hand. Daar heb ik samen met een Beninse collega vier dagen vastgezeten, werden we officieel van spionage beschuldigd en moesten we voor een terrorismetribunaal verschijnen. Gelukkig werd mijn collega vrijgelaten voor het zover kwam, en ben ik zelf op het eerste vliegtuig naar Parijs gezet.

Na het lezen van uw manuscript is African Parks met een zware delegatie naar Amsterdam gekomen om u en uw uitgever Prometheus te ontmoeten, in het gezelschap van een vooraanstaande Nederlandse media-advocaat. Ze stonden erop dat u belangrijke conclusies in uw boek zou aanpassen en er hangt u en uw uitgever een dreigement met een zware schadeclaim boven het hoofd?

Van Beemen: Dat was zo’n vreemde situatie. Ik zou verkeerde conclusies hebben getrokken en African Parks stond erop dat ik die zou herschrijven en dan ter goedkeuring aan hen zou voorleggen. Mijn uitgever en ik zijn er natuurlijk niet op ingegaan, maar het is behoorlijk intimiderend. Ze verwijten mij bovendien dat ik een aantal donororganisaties en andere betrokkenen mijn bevindingen heb voorgelegd en om een reactie heb gevraagd. Als die zouden beslissen om hun steun in te trekken, dan verhalen ze de schade op mij en mijn uitgever. Dat kan in de miljoenen lopen, schreven ze me letterlijk.

Uw onthullingen over martelpraktijken en mensenrechtenschendingen door rangers van African Parks haalden de voorpagina van The Times en kregen veel aandacht in andere Britse kranten, omdat prins Harry bestuurder is van African Parks. Prominente royaltywatchers fulmineerden dat prins Harry daar per direct moet opstappen.

Van Beemen: Persoonlijk heb ik niet heel veel met koningshuizen, maar prins Harry, die sinds 2017 betrokken is bij de organisatie en vorig jaar bestuurder werd, heeft voor African Parks natuurlijk veel nieuwe deuren geopend, ook financieel. African Parks leunt niet alleen op overheden, maar ook op giften van steenrijke zakenmensen en filantropen. Maar nu is Harry ook een probleem geworden, want door zijn aanwezigheid is African Parks voor de Britse pers veel relevanter. Het gaat in de kranten niet over African Parks, maar over ‘Harry’s Charity’. Ik denk dat prins Harry zelf ook met de onthullingen in zijn maag zit.

Er speelt ook nog een oude vete met zijn broer William. In zijn biografie Spare beschrijft Harry hoe William en hij elkaar flink in de haren zijn gevlogen over natuurbescherming in Afrika. William zou tegen Harry hebben gezegd: ‘Rhinos, elephants, that’s mine.’ Ik noem deze anekdote niet voor niks in het hoofdstuk over de koloniale wortels van de natuurbeheer in Afrika.

De martelpraktijken die ik aanstip, noemt African Parks ‘incidenten’. Maar als je langer onderzoek doet, vind je waarschijnlijk veel meer van zulke gevallen.

Zijn er ook Belgen of Belgische geldschieters bij de organisatie betrokken?

Van Beemen: De Belgische afdeling van het WWF is een belangrijke sponsor van parken in Malawi en Zambia en er zijn in de loop der jaren sowieso veel Belgen bij de organisatie betrokken geweest, vaak afkomstig van de onderzoeksinstelling Gembloux Bio-Tech, onderdeel van de Universiteit van Luik. Ook is gepoogd een Belgische stichting op te richten voor fondsenwerving, maar die is om onduidelijke redenen nooit goed van de grond gekomen. De speciale gezant voor Franstalige landen, Baudouin Michel, die tot voor kort werd genoemd als directielid, is ook een Belg.

Ziet u tot slot toch ook pluspunten in het natuurbeheermodel van African Parks?

Van Beemen: African Parks zorgt voor enige werkgelegenheid op plekken waar die vaak schaars is en betaalt parkwachters relatief goed. Het is voor sommigen een schaarse kans op een goede baan met carrièreperspectief. Ik wilde ook graag geloven dat African Parks in elk geval goed nieuws was voor de dieren en ecosystemen, maar zelfs op dat gebied heb ik inmiddels ernstige twijfels. Een straffe claim van African Parks is dat dierenaantallen binnen vijf jaar na overname van een park met liefst 50 procent zouden toenemen. Ik heb ze om bewijs daarvoor gevraagd, maar dat weigerden ze op te sturen.

Zelf ben ik dan gaan kijken naar de aantallen die in hun jaarverslagen worden genoemd. Dat is geen compleet overzicht, maar als je alles naast elkaar zet, blijkt dat de groei die zij zelf voorspiegelen soms zwaar overdreven is. Ze zijn het succesvolst in kleinere parken, waar ze een hek omheen zetten en veel dieren invliegen vanuit andere parken. Critici spreken van veredelde dierentuinen.

Wat mij misschien wel de meeste zorgen baart, is dat African Parks volledig overtuigd lijkt te zijn van het eigen gelijk en kritiek niet serieus neemt. Eerder schreef Le Monde al eens een kritisch artikel en verscheen er een rapport van de Nederlandse denktank Clingendael, waarin African Parks er niet goed van afkwam. African Parks leert daar niet van, maar beweert dat de betreffende journalisten en onderzoekers vooringenomen zijn en er niets van begrijpen. Bovendien intimideert de organisatie de instellingen waarvoor zij werken: zij zouden niet langer geloofwaardig zijn – precies zo ging het bij mij en mijn uitgever.

De martelpraktijken die ik aanstip, noemt African Parks ‘incidenten’. In vergelijking met de 16.000 arrestaties die zij in de loop der jaren zouden hebben verricht, is dat een verwaarloosbaar klein aantal, vinden ze. Maar als je langer onderzoek doet, vind je waarschijnlijk veel meer ‘incidenten’. Het werkelijke probleem is in mijn ogen de gewelddadige aanpak en de cultuur van gemilitariseerd natuurbeheer, waarin rangers wordt verteld dat ze in oorlog zijn tegen stropers die neutraal gesteld dienen te worden. Als ze dat lukt – dood of levend – krijgen ze een bonus. Die harde aanpak voedt de spanning tussen park en omgeving. Zoals een bron me vertelde: je schept op deze manier vijanden van natuurbeheer.

Olivier van Beemen (Haarlem, 26 juli 1979) is onderzoeksjournalist voor onder meer Follow the Money en De Groene Amsterdammer. Eerder schreef hij Bier voor Afrika (2018) over de activiteiten van Heineken in Afrika. Voor dat onderzoek won hij De Tegel, de meest prestigieuze prijs voor journalistiek in Nederland, en hij gaf lezingen aan onder meer Princeton, Harvard en Sciences-Po. Hij studeerde Frans en journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam en was tussen 2002 en 2012 correspondent in Parijs voor diverse media.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content