Tobias Ceulemans

‘De terugkeer van de wolf wil niet zeggen dat het met onze natuur de goede richting uitgaat’

Tobias Ceulemans Post-doctoraal onderzoeker voor het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek

Dr. Tobias Ceulemans plaatst kanttekeningen bij het hoeraverhaal van de terugkeer van de wolf in onze contreien. ‘Voor een wolf maakt het niet uit of onze natuur gezegend is met een uitstekende milieukwaliteit en een grote biodiversiteit. Het enige wat wolven vereisen is dat ze niet meedogenloos bejaagd worden en dat ze voldoende toegang hebben tot wijdverspreide prooisoorten als reeën en everzwijnen.’

De nieuwsstroom over Naya, een Duitse wolvin die zich ergens in Limburg ophoudt na omzwervingen door Duitsland en Nederland, is ondertussen gaan liggen. Er passeerden vlijtig headlines als ‘de wolf is terug’ en ‘België is straks wolvenknooppunt’ in de media. Nog sterker waren de uitspraken dat het opduiken van een wolf in Vlaanderen het bewijs is dat we ‘goed bezig zijn met de natuur’ en dat ‘inspanningen voor natuurherstel eindelijk vruchten afwerpen’. Misschien is het dan nu tijd om even stil te staan bij deze beweringen. Zijn we wel zo goed bezig?

Laat me eerst starten met te benadrukken dat ik opgetogen ben dat dit magische roofdier ergens in onze natuur ronddwaalt, en dat voor de eerste keer in meer dan een eeuw. Maar een zwervende wolf aangrijpen om gewaagde uitspraken te doen alsof onze natuur de goede richting uitgaat, is minstens misleidend. Bovendien leidt het de broodnodige aandacht af van de kritische staat waarin onze natuur zich daadwerkelijk bevindt.

De terugkeer van de wolf wil niet zeggen dat het met onze natuur de goede richting uitgaat.

Omdat een wolf een groot leefgebied nodig heeft, wordt de opmars van de wolf als bewijs aangehaald voor natuurherstel. Maar voor een wolf maakt het niet uit of onze natuur gezegend is met een uitstekende milieukwaliteit en een grote biodiversiteit. Het enige wat wolven vereisen is dat ze niet meedogenloos bejaagd worden, zoals in het verleden, en dat ze voldoende toegang hebben tot wijdverspreide prooisoorten als reeën en everzwijnen. Het voorkomen van de wolf in onze regio is met andere woorden enkel een indicatie van ‘wolfherstel’ en niet van natuurherstel.

De natuur is namelijk veel meer dan alleen één (zwervende) wolf. Het is een geheel van allerlei fauna en flora die in verschillende milieus een onderkomen proberen te vinden. Welnu, volgens de meest recente wetenschappelijke rapporten is gemiddeld een kwart van onze inheemse flora en fauna bedreigd, waaronder een kwart van onze broedvogels, de helft van onze amfibieën en dagvlinders en een derde van onze planten, sprinkhanen en krekels. Soms lijken soorten, zoals de wolf, erin te slagen om langzaam uit de rode cijfers te kruipen, maar dat is de uitzondering en zeker niet de regel.

De voornaamste oorzaak van deze schrijnende en blijvende achteruitgang van onze biodiversiteit is zeer goed gekend, namelijk een gebrek aan voldoende grote natuurgebieden met tegelijk een goede milieukwaliteit. Jammer genoeg falen we schaamteloos in het realiseren van een goede milieukwaliteit in robuuste natuurgebieden. Hoe kan het ook anders?

Ten eerste wordt er bij planologische afbakening van gebieden bijna nooit rekening gehouden met de noodzakelijke randvoorwaarden voor de ontwikkeling van een gezond ecosysteem. Onze natuurgebieden worden namelijk vaak doorkruist door percelen met intensieve landbouw waardoor die natuurgebieden gebukt gaan onder een constante instroom van bestrijdingsmiddelen en meststoffen. Noodzakelijk voor landbouwvoering, maar desastreus voor de milieukwaliteit en de biodiversiteit. Pogingen om dit planologisch probleem aan te kaarten worden vliegensvlug neergebliksemd als ecologisch extremisme die alle economische leefbaarheid van landbouw op de helling wil zetten. Het is evenmin mogelijk om landbouw nabij natuurgebieden te beperken tot meer milieuvriendelijke teelten, omdat het principe van vrije teeltkeuze heilig is.

Ondertussen proberen natuurbeheerders in vele natuurgebieden om met gericht beheer de impact van negatieve milieu-invloeden tegen te gaan. Daarnaast worden wetenschappers aangespoord om met kant-en-klare natuurherstelmethoden op de proppen te komen. Dat is echter dweilen met de kraan open. Ooit geprobeerd een waardevol moeras te beheren als er jaarlijks mest instroomt van de akker iets hoger op de helling? Maar zelfs als beheer wel voldoende zou zijn, ontbreken vaak adequate middelen hiervoor. Daardoor staan regelmatig slechts enkele professionele arbeiders in voor alle natuurbeheer in regio’s ter grootte van halve provincies, een onbegonnen taak.

Soms lijken soorten, zoals de wolf, erin te slagen om langzaam uit de rode cijfers te kruipen, maar dat is de uitzondering en zeker niet de regel.

Natuurlijk moet ook niet elk moerasje, bos of heidegebied optimaal behouden worden. Hier ligt dan weer een belangrijke opdracht voor de natuursector. Plaatselijk moet men ook durven om natuurdoelen ondergeschikt te laten. Pijnlijk voor de ‘natuurminnende mens’, maar niet minder pijnlijk dan omgekeerd voor de ‘economische mens’. Niettemin blijft het dan een moeilijkheid waar de grens gelegd moet worden want vaak zijn zelfs schijnbaar overduidelijke scenario’s geen vanzelfsprekendheid.

Neem het voorbeeld van de lentevuurspin in Lommel. Op wereldschaal bedreigd, met de belangrijkste wereldpopulatie in Lommel: onze eigen reuzenpanda als het ware! Toch moet er hemel en aarde worden bewogen voor een compromis tussen een industriepark met zonnepanelen en een natuurgebied. Een compromis bovendien zonder wetenschappelijke garantie op de levensvatbaarheid van de lentevuurspinnen in de toekomst. In dat proces werden nogmaals opmerkingen vanuit natuurverenigingen of wetenschappers weggezet als ‘groen fanatisme dat vooruitgang in de kiem wil smoren’. Bezorgdheid over het voortbestaan van een soort op wereldschaal is voor sommigen blijkbaar fanatisch.

Tegen die achtergrond kun je het de natuurminnende mens niet kwalijk nemen dat een rondzwervende wolf een lichtpuntje is, en bijgevolg aanleiding geeft tot enthousiasme. Maar laat dat ene hoopvolle voorbeeld ons alsjeblief niet verblinden voor de ontoereikende beleidsaandacht die onze natuur krijgt en de levensgrote problemen waarmee onze natuur blijft worstelen.

Dr. Tobias Ceulemans is conservatiebioloog verbonden aan de KULeuven en gemandateerd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen.

Partner Content