Dirk Draulans
‘Wolf en zeearend impliceren helaas niet dat het goed gaat met onze natuur’
Bioloog en Knack-journalist Dirk Draulans verheugt zich af en toe op spectaculair herstel van natuurwaarden, maar het hele plaatje blijft kommer en kwel.
De voorbije weken waren soms mooi inzake natuurbeleving. Vooral roofdieren brachten hartverwarmende ervaringen: wolvensporen in Limburg, zeearenden in Oost-Vlaanderen, zeehonden op een Vlaams strand… Overal zie je buizerds en vossen (al dan niet doodgereden langs de weg). De soorten die wij ooit meedogenloos vervolgd en verdelgd hebben, komen terug. Dat is heel goed nieuws.
Maar het maskeert de lamentabele staat van de natuur in Vlaanderen. Lectuur van het laatste natuurrapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) stemt helemaal niet tot grote vreugde, ondanks het beeld van de otter op de cover – nog zo’n predator die het goed doet, met dank aan doorgedreven beschermingsmaatregelen en, in zijn geval, een verbeterde waterkwaliteit.
Wolf en zeearend impliceren helaas niet dat het goed gaat met onze natuur.
Roofdieren zijn doorgaans grotere soorten die wel wat menselijke aanwezigheid verdragen. Het zijn ook soorten die in het verleden het zwaarst geviseerd werden, zodat ze van héél ver moeten terugkomen en hun verrijzenis opvallend is, zeker voor mensen (zoals ik) die stammen uit een periode met zo goed als geen roofdieren in hun omgeving.
Maar ik kom wel uit een periode waarin ik als kind op een zonnige namiddag een tiental vlindersoorten in de ouderlijke tuin kon vangen. Ik kom uit een tijd waarin ik tijdens mijn eerste zwerftochten in de natuur overal zingende nachtegalen en wielewalen hoorde, waarin een waarneming van een patrijs normaal was, waarin er massa’s ringmussen en kneutjes rondvlogen en speciale soorten als korhoen en ortolaan te spotten waren.
De laatste twee zijn ondertussen als broedvogel uit Vlaanderen verdwenen. Akkervogels als ringmus en patrijs zijn zo goed als verdwenen, soorten als nachtegaal en wielewaal hyperzeldzaam geworden. Tegenwoordig schrik je als je een koninginnenpage ziet – dagvlinders doen het uitermate slecht. Het is fout te focussen op opvallende succesverhalen in de evaluatie van ons natuurherstel. Je moet naar het ganse plaatje kijken, en dat oogt héél somber.
Van de meer dan 2.700 soorten dieren en planten in Vlaanderen die de vorsers van het INBO in detail bekeken, bevindt meer dan de helft zich bijna of geheel in de gevarenzone voor verdwijning. Van de 44 speciale habitats uit de Europese habitatrichtlijn (zoals heiden en moerassen) bevinden er zich slechts drie in een gunstige staat. Er komt wel wat beschermde natuur bij in Vlaanderen, maar dat betreft doorgaans kleine gebiedjes zonder link naar andere natuurgebieden, waardoor ze kwetsbaar blijven en niet altijd een hoge biodiversiteit huizen. Het is beter dan niks, maar het is geen oplossing op lange termijn.
Slechts 7 procent van het Vlaamse landschap wordt natuurgericht beheerd, en slechts 15 procent wordt bedekt met natuur als bossen, heiden en moerassen. Natuur die tijdens de coronacrisis meer dan ooit belangrijk blijkt om mensen een gevoel van rust en ontspanning te geven (hoewel ze daar niet allemaal even dankbaar om zijn, gezien de opvallende toename van zwerfvuil langs de landelijke wegen).
De harde realiteit is dat er in Vlaanderen bijna geen ‘natuur’ meer voorkomt buiten de beschermde natuurgebieden. Een substantieel deel van ons landschap is biologisch leeg: er zitten geen noemenswaardige dieren en planten meer in. Dat heeft deels te maken met verstedelijking, maar menselijke aanwezigheid hoeft niet per se incompatibel te zijn met interessante natuur, getuige het succes van de predatoren.
Het is vooral de verregaande vervuiling die ons parten speelt en het milieuherstel hypothekeert. Iedereen speelt er zijn rol in, maar een grote vervuiler, en een hardnekkige, is de landbouwsector. Meer dan de helft van Vlaanderen bestaat uit landbouwgrond, maar slechts enkele procenten daarvan worden natuurvriendelijk beheerd. Het is geen toeval dat akker- en weidevogels nog bijna uitsluitend in natuurgebieden broeden, en niet meer in hun oorspronkelijke biotopen, want die zijn er niet langer geschikt voor.
Bovendien zijn verdroging en vermesting twee gevolgen van de landbouwpraktijk die een vernietigend effect op onze natuur hebben. Het zijn ook twee aspecten wier effect steeds erger wordt, ondanks de inspanningen die in het verleden geleverd zijn om er iets aan te doen. Maar dat was een kwestie van het oogsten van laaghangend fruit, waar niet veel moeite voor moest worden gedaan. Nu het er echt om draait en er inspanningen nodig zijn, geeft de landbouwsector niet meer thuis.
Iemand als Boerenbondvoorzitter Sonja De Becker, die steeds wilder om zich heen slaat en zich steeds meer opsluit in haar eigen wereldje en haar eigen gelijk, wil zelfs niet meer meewerken aan een bijsturing van het mestactieplan zolang ze niet op andere vlakken versoepelingen voor de boeren krijgt, bijvoorbeeld inzake omgevingsvergunningen. Het is een klassiek geval van ouderwetse wafelijzerpolitiek ingegeven door een selectieve blindheid voor de problemen veroorzaakt door de eigen sector. De rest moet de gevolgen maar verwerken, de landbouw moddert en mest verder.
Het is niet te verbazen dat steeds minder mensen, inbegrepen de voor natuur en milieu bevoegde minister Zuhal Demir (N-VA), openstaan voor een constructieve dialoog met De Becker. Ze schiet in haar eigen voet met haar halsstarrige houding. Haar sector zal zich substantieel moeten heroriënteren naar een véél milieu- en vooral natuurvriendelijker aanpak als hij wil vermijden dat hij aan belang zal inboeten. Steeds minder mensen pikken het dat onze natuur wordt opgeofferd aan op export gerichte grootschalige landbouw.
Ondertussen wordt er her en der gewerkt aan grootschalige natuurprojecten, zoals in de Waaslandpolders. Er is een prachtig project in de maak: het grenspark Groot-Saeftinghe. Ook dat stuit op weerstand van behoudsgezinden met affiliaties naar de landbouw, maar het zal noodzakelijk zijn als we op zijn minst de indruk willen wekken dat we het menen met het creëren van nieuwe natuur.
Volgens sommige hardleersen is die natte nieuwe natuur niet meer dan een modderbak vol vuil slib en oud riet (en vol muggen), maar ze dwalen. Natte natuur is een belangrijke speler in de strijd tegen de klimaatopwarming en haar gevolgen, niet alleen door het als een spons opzuigen van extra CO2 (moerassen zouden belangrijker zijn als CO2-opruimer dan bossen), maar ook door het creëren van waterbuffers voor het tegengaan van een nog verdere daling van ons grondwater en van overstromingsgebieden om de risico’s van een aan de klimaatopwarming gebonden zeespiegelstijging voor steden en gemeenten op te vangen.
Er is alleen te winnen met het inzetten op natuur, nieuwe en bestaande, tot spijt van wie het benijdt. Er is alleen te winnen met het natuurvriendelijk maken van landbouwgebieden, ook voor de boeren. Er is alleen te winnen met het bosvriendelijker maken van Vlaanderen, niet alleen voor de in deze coronatijden op wat ontspanning beluste mensen. Een wandeling in een bos krijgt toch een ander cachet als je er een zwarte specht of een kuifmees in kunt spotten. Biodiversiteit bevordert ook de gezondheid van de mens, mentaal en fysiek.
Investeren in natuur is investeren in menselijk welbevinden. Al de rest is niet meer dan vervelend gemorrel in de marge. Alleen blijft het frustrerend dat die boodschap slechts moeilijk doordringt tot de cenakels die menen dat ze zullen verliezen als er natuur bijkomt. Ze moeten dringend hun visie aanpassen aan de harde realiteit. Lectuur van het INBO-rapport kan daarbij helpen. Sonja De Becker en de uwen, waag uw kans om eindelijk eens constructief te zijn in het broodnodige natuurvriendelijker beheren van ons landschap. Zelfs uw eigen boeren zullen u er – op termijn – dankbaar voor zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier