Stephanie Kelton blaast mythes rond overheidsuitgaven op: ‘Begrotingstekorten zijn meestal te kléín’

Stephanie Kelton: 'Ook als het goed gaat, moet de overheid soms tekorten voorzien om iedereen aan het werk te houden.' © Isopix
Peter Casteels

Stephanie Kelton pleit voor een radicaal andere manier om naar begrotingstekorten te kijken. En de Europese Centrale Bank moet volgens de Amerikaanse econome ook veel verder gaan. ‘Waarom zou ze niet jaarlijks een som geld overschrijven naar elke lidstaat?’

Willen is kunnen: als landen meer geld willen uitgeven dan hun begroting toelaat, moeten ze de drukpersen van hun centrale bank maar in gang zetten. Heel wat economen hebben al met die gedachte gespeeld, zeker tijdens de coronacrisis, en ook politici zijn ongetwijfeld al in de verleiding gekomen, maar het is Stephanie Kelton die de discussie in The Deficit Myth echt op scherp zet. De Amerikaanse econome is de belangrijkste woordvoerder van de Modern Monetary Theory (MMT), een economische denkschool die al jaren pleit voor een radicale ommekeer in het monetaire beleid. De Democratische sterpolitica Alexandria Ocasio-Cortez is een fan, hoewel de MMT binnen de economische wetenschap voorlopig maar weinig medestanders heeft. Kelton, die voor de Democratische Partij werkte in het begrotingscomité van de Senaat en die Bernie Sanders als presidentskandidaat adviseerde, maakt zich sterk dat ze niettemin aan invloed wint.

Met een vermogensbelasting blijft het risico op inflatie even groot. Maar vandaag wordt daar helemaal niet over nagedacht.

Stephanie Kelton: Net voor u belde, kreeg ik weer de vraag van een senator om deze middag een bespreking te hebben, en het was níét Bernie Sanders. In de Democratische Partij zie je echt een duidelijke verschuiving, ook al is nog niet iedereen mee.

De Amerikaanse overheid heeft ook al jaren grote tekorten. Politici zeggen misschien wel dat ze zich zorgen maken over een begroting in evenwicht, maar ze handelen al lang volgens uw adviezen.

Kelton: Ik heb niet het gevoel dat mijn adviezen worden opgevolgd, zeker niet als je nagaat waaraan het geld wordt gespendeerd. Het klopt dat de Republikeinen er in 2017 geen enkel probleem mee hadden om het tekort te vergroten voor enorme belastingverlagingen, maar zelfs dan blijft er in de Verenigde Staten nog fiscale ruimte over.

Na de bankencrisis begonnen politici overhaast te besparen. Hoopt u dat het na de coronacrisis anders zal zijn?

Kelton: In de VS hebben zestig parlementsleden – dertig Republikeinen, dertig Democraten – al een brief naar hun partijleiding geschreven om hun bezorgdheid te uiten over de budgettaire impact van alle coronamaatregelen. Vanuit mijn perspectief is dat niet goed, natuurlijk, maar in het Congres zitten in totaal vierhonderdvijfendertig politici. Ik hoop dat iedereen die die brief níét ondertekend heeft verstandige beslissingen zal nemen.

Hoeven politici zich echt helemaal geen zorgen te maken over een begrotingstekort?

Kelton: Dat zeg ik niet. Een tekort kan zeker overdreven groot zijn, maar meestal is het te kléín. Als het groeit, zijn politici bang om daarop afgerekend te worden. Ook nogal wat economen zijn ervan overtuigd dat een begroting in evenwicht bewijst dat een land goed wordt bestuurd. Dat klopt natuurlijk niet.

Ik heb het in mijn boek wel vooral over landen die monetair soeverein zijn – waar de centrale bank de munt beheert. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Australië, maar niet echt voor de leden van de eurozone. Soevereine landen hoeven zich geen zorgen te maken dat ze hun schuld nooit zullen kunnen terugbetalen. Toch kiezen ze ervoor om geld te lenen en obligaties uit te geven om hun tekorten te financieren. En als ze dat doen, kunnen ze in principe ook kiezen welke rente ze daarvoor betalen. Dat is wat Japan vandaag doet.

Waarom lenen landen vrijwillig geld dat ze eigenlijk niet nodig hebben?

Kelton: Uit gewoonte. We zijn daarmee begonnen toen de gouden standaard nog bestond: dollars konden worden ingeruild voor een vaststaande hoeveelheid goud. Omdat er maar een beperkte hoeveelheid goud voorhanden was, kon er ook maar een beperkte hoeveelheid geld in omloop zijn. Overheden hadden obligaties nodig om aan geld te raken. De Britse oud-premier Margaret Thatcher zei ooit: al het geld dat de overheid uitgeeft, komt ofwel van belastingbetalers ofwel van mensen die het haar willen lenen. Dat klopte toen al niet meer, maar zulke leningen houden die illusie wel in stand.

Een andere reden is misschien dat financiële markten dol zijn op overheidsobligaties. Toen Australië begrotingsoverschotten begon te boeken en niet meer leende, waren investeerders verbouwereerd: die obligaties zijn veilig en leveren geld op. Waarna de Australiërs ze opnieuw begonnen uit te geven, terwijl ze die eigenlijk niet nodig hadden.

Een overheid die veel meer geld uitgeeft, kan de prijzen doen stijgen en de inflatie laten ontsporen. Dat tast de koopkracht van mensen aan en ontregelt de economie, zeggen economen als Paul Krugman over de MMT.

Kelton: Alles wijst op het tegendeel. De Amerikaanse overheid heeft al mijn hele leven, op misschien vier jaar na, een begrotingstekort. Is de inflatie al uit de hand gelopen? De MMT zegt ook niet dat politici zo veel geld mogen uitgeven als ze maar willen.

Stephanie Kelton, The Deficit Myth: Modern Monetary Theory and How to Build a Better Economy, Public Affairs, 336 blz., 26,99 euro.
Stephanie Kelton, The Deficit Myth: Modern Monetary Theory and How to Build a Better Economy, Public Affairs, 336 blz., 26,99 euro.

President Franklin D. Roosevelt kon met de New Deal in de jaren dertig veel geld uitgeven zonder dat de inflatie uit de hand liep, want de economie ging toen door een depressie. Mensen zaten werkloos thuis, en de productiecapaciteit van de hele economie werd onderbenut. Op zo’n moment stijgt de inflatie niet als de overheid meer uitgeeft. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was dat risico er wél, en zijn beleidsmakers erin geslaagd haar binnen de perken te houden. Waren zij slimmer dan wij, of zou ons dat ook lukken? Ik denk van wel.

Stel, we investeren vandaag massaal om de klimaatverandering tegen te gaan. De gevolgen daarvan zijn zo desastreus dat we er alles aan moeten doen om haar te stoppen. Wat als de inflatie dan tot 4 procent zou stijgen? Zou die prijs misschien te hoog zijn? We kunnen daar een politieke discussie over hebben, maar het punt is dat die bezorgdheden over inflatie niet nieuw zijn. We moeten zo’n inspanning aankunnen.

Maar de komende jaren hoeft allicht niemand zich zorgen te maken over de inflatie?

Kelton: Miljoenen Amerikanen zitten ook nu weer thuis zonder werk. Veel bedrijven die tijdens de lockdown gesloten zijn, zullen niet meer opengaan. Experts vrezen dat het bij kleine bedrijven misschien wel over de helft gaat. Dat zijn geen omstandigheden waarin het risico op inflatie hoog is.

Daar hoort natuurlijk één waarschuwing bij: ook in een economie die door een depressie gaat, kan inflatie ontstaan als er iets onverwachts gebeurt. Dat hebben we in de jaren zeventig gezien, toen de olieprijzen omhoogschoten en andere prijzen dus ook begonnen te stijgen. Maar over het algemeen is de regel: in een arbeidsmarkt waar veel mensen werkloos zijn, zullen de lonen en de prijzen niet plots beginnen te stijgen als de overheid een aantal van hen aan het werk zet.

Waarom is de inflatie al vele jaren veel lager dan economen vaak verwachten?

Kelton: Centrale banken hebben het al langer moeilijk om hun inflatiedoelstelling van 2 procent te behalen. Daar zijn veel redenen voor. Door dalende olieprijzen, technologische innovaties en zeker de globalisering zijn bedrijven constant op zoek naar manieren om tegen een lagere prijs te produceren.

De lonen staan ook al lang onder druk. In de VS heeft dat te maken met de neergang van de vakbonden: ooit was een derde van de werknemers in de privésector lid van een vakbond, vandaag is dat nog 6 procent. Centrale bankiers gaan er nog altijd van uit dat een dalende werkloosheid tot stijgende lonen leidt, omdat werknemers dan sterker staan in onderhandelingen. Maar de voorbije jaren is de werkloosheid gedaald terwijl de lonen niet stegen. Werknemers hebben gewoon veel minder macht, vandaag.

In een goed draaiende economie kan het dat politici nog altijd moeten besparen of de belastingen verhogen, om te vermijden dat de prijzen gevaarlijk beginnen te stijgen.

Kelton: Ja, dat moet je goed in de gaten houden.

Stel dat een politicus op zo’n moment toch extra wil investeren in onderwijs of gezondheidszorg. Om die uitgaven te compenseren, moet er geld uit de economie gehaald worden. Die politicus denkt dan misschien aan een vermogensbelasting, waarmee alleen de allerrijksten geraakt worden. Hij hoeft dan geen pijnlijke besparingen door te voeren, maar op basis van de MMT zou ik me afvragen: is dat wel zo’n goed idee? De superrijken zouden de miljarden die ze nu aan belastingen moeten betalen allicht nooit uitgegeven hebben: dat geld stond ergens op een spaarrekening. Met een vermogensbelasting blijft het risico op inflatie dus even groot. Maar vandaag wordt daar helemaal niet over nagedacht. Politici krijgen alleen adviezen over hun plannen op basis van hun impact op de begroting. Dat zegt lang niet alles, en er is geen enkele instelling die beleidsvoorstellen narekent op inflatierisico’s.

Voor veel politici en economen is een begroting in evenwicht het bewijs dat een land goed wordt bestuurd. Dat klopt niet.

Veel economen en opiniemakers zijn gehecht aan een onafhankelijke centrale bank, ze vertrouwen politici niet echt. Denkt u dat politici wél in staat zullen zijn om de inflatie te managen, en soms lastige beslissingen te nemen?

Kelton: Waar is het bewijs van het tegendeel? Politici zouden vandaag al zo veel kunnen uitgeven dat de inflatie begint te stijgen. Ik zie het nergens gebeuren. Kiezers zouden dat ook niet pikken, want stijgende prijzen doen hun koopkracht verdampen. Omdat politici verkozen moeten raken, passen ze daar wel mee op. Maar daarvoor moet je wel wat vertrouwen hebben in de democratie, natuurlijk.

In uw visie blijven belastingen altijd wel belangrijk, alleen al om de ongelijkheid binnen de perken te houden.

Kelton: Inderdaad. Zelfs als de overheid erin slaagt armoede de wereld uit te helpen, kan extreme ongelijkheid de economie en de democratie aantasten. Het is niet goed dat een kleine groep van superrijken veel macht in handen heeft. Belastingen kunnen dat altijd verhelpen, net zoals belastingen ook altijd kunnen dienen om gedrag te sturen. De overheid kan mensen bijvoorbeeld stimuleren om elektrische auto’s te kopen, door hun een belastingvoordeel te geven en andere auto’s zwaarder te belasten.

Samengevat zegt de MMT dat de overheid veel meer kan uitgeven als de economie het niet zo goed doet en moet opletten als de economie op volle toeren draait. Is dat niet neokeynesiaans, en dus oude wijn in nieuwe zakken?

Kelton: Economen van uiteenlopende denkscholen zijn het erover eens dat de overheid meer moet doen als de economie door een depressie gaat. De MMT denkt vooral anders dan zij over wat er moet gebeuren in normale tijden. Neokeynesianen geloven nog altijd dat monetair beleid werkt en dat centrale banken genoeg invloed hebben door de rentevoet te wijzigen waartegen je geld kunt lenen. Als het wat slechter gaat met de economie, laten ze die rente wat zakken en hopen ze dat mensen meer zullen lenen – ze proberen de economie dus te stimuleren door hen aan te zetten om schulden te maken. Wij verkiezen fiscaal beleid: uitgaven van de overheid of belastingverlagingen. Ook als het goed gaat, moet de overheid soms tekorten voorzien om iedereen aan het werk te houden. Dat is een groot verschil.

Uw boek leest minder aangenaam voor Europeanen: in de eurozone is de Europese Centrale Bank (ECB)bevoegd voor het monetaire beleid: lidstaten als België hebben er weinig over te zeggen. Was het wel zo’n goed idee om met een gemeenschappelijke munt te beginnen?

Kelton: Als een van de weinige economen uitte ik in 1998 al mijn kritiek op het opzet van de eurozone volgens het Verdrag van Maastricht. Eurolanden hebben een aanzienlijk deel van hun beleidsruimte opgegeven. Momenteel staat de ECB in de eurozone garant voor de lidstaten. Er is geen risico dat Italië zal eindigen zoals Griekenland in 2010. Maar wat als de Italiaanse schuld straks oploopt tot 160 procent van het bnp en dat land alsnog gedwongen wordt tot harde besparingen? Dan zal de werkloosheid verder oplopen, de sociale onrust toenemen en de situatie onhoudbaar worden.

De eurozone lijkt wel wat te hebben geleerd uit de fouten van de eurocrisis, niet?

Kelton: Momenteel wordt de boel goed bijeengehouden. De vraag is wat de toekomst zal brengen. In de VS hebben de staten en de lokale overheden ook weinig manoeuvreerruimte, ze kunnen zelfs geen geld lenen. De zakenbank Goldman Sachs voorspelt dat zij anderhalf miljoen ambtenaren zullen moeten ontslaan als de federale overheid niet tussenbeide zal komen. Hetzelfde kan met Italië gebeuren als de ECB-steun wegvalt.

Volgens de MMT zou de ECB veel verder kunnen gaan, natuurlijk. Ze zou jaarlijks eenvoudigweg een som geld kunnen overschrijven naar elke lidstaat, bijvoorbeeld op basis van zijn grootte. Er wordt ook al jaren gesproken over eurobonds, of een vorm van fiscale unie. Als je de eurozone bijeen wilt blijven houden, zul je zoiets in ieder geval nodig hebben.

Stephanie Kelton

– 10 oktober 1969: geboren in de VS als Stephanie Bell

– 2001: promoveert aan The New School (New York) op publieke financiën en monetair beleid

– 2014-2016: hoofdeconoom voor de Democratische Partij in het begrotingscomité van de Senaat

– 2016: adviseur van Bernie Sanders tijdens zijn eerste campagne als presidentskandidaat

– 2017: hoogleraar aan Stony Brook University (New York)

– 2020: publiceert The Deficit Myth

Partner Content