De opdracht van het conclaaf: een andere paus kiezen dan de vorige  

Ook bij de verkiezing van een paus heeft een Afrikaanse kardinaal inmiddels evenveel te zeggen als een Italiaan, een Braziliaan of een Indiër. © Maria Grazia Picciarella / SOPA Images/Sipa USA
Walter Pauli

Woensdag om halfvier gaan de sleutels op de deur van de Sixtijnse Kapel en zitten 133 kardinalen feitelijk opgesloten in hun conclaaf om een opvolger van Franciscus te kiezen. De kerk is eeuwig, maar een nieuwe paus is het liefst erg anders dan de vorige.

Er zijn slechtere plaatsen om een nieuwe ‘plaatsbekleder van Christus op Aarde’ – Vicarius Christi – te kiezen dan de Sixtijnse Kapel, met het even dramatische als imponerende Laatste Oordeel van Michelangelo voortdurend voor de ogen.

Het moet gezegd: zelfs na 800 jaar (het eerste conclaaf vond plaats in de 13e eeuw) is het niet de slechtste procedure gebleken. Er werden zelden of nooit banale figuren paus. De falingsfactor is hoe dan ook vele malen kleiner dan het percentage mislukte ceo’s dat zelfs de machtigste multinationals zich voortdurend laten aanpraten door peperdure headhunters.

Achter de gesloten deuren van de Sixtijnse kapel voltrekt zich de laatste fase van een politiek schaduwspel dat al langere tijd zijn beslag kent. De kardinalen wachten niet tot de biologische dood van de paus om zich te beraden over wie van hen zijn opvolger zou kunnen zijn. Volgens het kerkelijk recht is elke vorm van samenzwering en verkiezingsmanipulatie verboden, maar in de praktijk wordt er vanzelfsprekend gepraat, gecommuniceerd, afgetast, naar medestanders en coalities gezocht.

Kardinalen kennen elkaar. Zeker na het pontificaat van Franciscus, die meerdere synodes organiseerde waarbij kopstukken van de wereldkerk telkens wekenlang met elkaar discussieerden over prangende kwesties. Een Afrikaan heeft inmiddels evenveel te zeggen als een Italiaan, een Braziliaan of een Indiër.

Italiaans aperitief

Maar wie gaan ze kiezen? In de lijstjes staat altijd de kardinaal-staatssecretaris bovenaan. Hij is nu eenmaal de rechterhand van de gestorven paus. Als geen ander is hij per definitie de belichaming van de continuïteit. Ook nu staat de naam van de 70-jarige staatssecretaris Pietro Parolin torenhoog in de charts. Maar slechts bij grootste uitzondering wordt zo’n nummer twee ook nummer één. Dat gebeurde eigenlijk alleen toen Eugenio Pacelli in 1939 gekozen werd en de naam van Pius XII aannam.

Staatssecretarissen zijn machtsmensen. Dat maakt hen bij andere kardinalen minder populair dan de buitenwereld denkt.

Pacelli werd al verkozen in de tweede stemronde, maar eiste een derde stemronde – ‘uit nederigheid’, werd gezegd. Hij kreeg 61 stemmen van de 62 – hij had natuurlijk niet voor zichzelf gestemd. Het viel toen al te voorspellen dat zijn ego groter was dan de koepel van de Sint-Pietersbasiliek. Staatssecretarissen zijn machtsmensen. Dat maakt hen bij andere kardinalen minder populair dan de buitenwereld denkt. Vóór Pacelli moet men al teruggaan tot Giulio Rospigliosi – Clemens IX – in 1667. De bookmakers lachen nu al in hun vuistje.

Ook de andere kardinalen die als papabili of grote pauskandidaten genoemd worden, zijn er doorgaans aan voor de moeite. Op de conclaven van 1958, 1963 en de twee van 1978 was telkens de machtigste Italiaanse kardinaal van die tijd, de Genuese aartsbisschop Giuseppe Siri, de te kloppen vedette. Hij werd nooit verkozen, en eindigde zijn loopbaan als voorwerp van een biografie met de titel Il papa non eletto – ‘de niet-verkozen paus’.

Tijdens de laatste tien jaar van het pausschap van Johannes Paulus II rekenden alle katholieken op Carlo Maria Martini, de vrij progressieve aartsbisschop van Milaan, als de laatste paus. Men was er bijna zeker van: hij moest en zou het worden. Hij werd het dus niet. Wie kent Martini vandaag nog, behalve als naam van een Italiaans aperitief?

Ook vandaag circuleren natuurlijk lijstjes van pauskandidaten. Het gezaghebbende Britse katholieke tijdschrift The Tablet selecteerde er zelfs meer dan veertig. De meeste media beperken zich tot dezelfde namen: de Hongaar Peter Erdö, de Italiaan Matteo Zuppi, de Filippijn Luis Antonio Tagle of de Ghanees Peter Turkson. De meesten onder hen wacht straks een relatieve anonimiteit.

Greep krijgen op de uitkomst van een conclaaf is haast onbegonnen werk, ook voor de kardinalen die eraan meedoen.

Greep krijgen op de uitkomst van een conclaaf is haast onbegonnen werk, ook voor de kardinalen die eraan deelnemen. Ze kiezen wel een paus, maar het is alleen aan die paus om vervolgens ook het beleid te bepalen. De kardinalen kunnen wel denken wat ‘de nieuwe’ zal doen, weten doen ze het nooit.

Wat weten ze eigenlijk echt? In 1978 dachten de Italiaanse kardinalen dat ze met hun keuze voor de brave Albino Luciani uit Venetië de zaken nog langer konden controleren, zoals vanouds. Waar ze helemaal niet op hadden gerekend, was dat Luciani een uiterst fragiele gezondheid had. Een maand later werd een hartaanval hem fataal. Er moest een nieuwe paus gekozen worden.

De Italianen hadden de zaak niet meer onder controle: er was geen plan B. Er doken ineens namen van buitenlanders op. De Oostenrijker Franz König en de Belg Leo Jozef Suenens behoorden tot een groepje progressieve kardinalen (of wat daar toen voor doorging) dat de naam naar voren schoof van een jonge, hoogst energieke Pool van wie ze veel goeds hadden gehoord: Karol Wojtyla, de aartsbisschop van Krakow. Als paus van een land uit het Oostblok, zo dachten zij, was hij de geknipte man om de dialoog met niet-gelovigen aan te gaan.

Het was de misrekening van de eeuw: Wojtyla ging als Johannes Paulus II juist met veel energie de confrontatie aan met alles wat marxistisch en materialistisch was. Tegen dat zijn pontificaat voorbij was, lag het IJzeren Gordijn tegen de grond, en zijn rol bij die omwenteling is aanzienlijk geweest.

Dorpspastoor

Eigenlijk hebben de kardinalen maar één keer voor continuïteit gekozen en die ook gekregen. In 2005 werd paus Johannes Paulus II opgevolgd werd door zijn rechterhand: niet de toenmalige staatssecretaris, maar wel de almachtige prefect van de Congregatie voor Geloofsleer, de Duitser Joseph Ratzinger. Ratzinger wilde zelf paus worden, had de steun van de Curiekardinalen, en hun bedoeling was: meer en langer van hetzelfde.

Men zag alleen over het hoofd dat het Benedictus XVI – zo noemde Ratzinger zichzelf – een groot aantal menselijke kwaliteiten ontbrak die zijn voorganger wel had. Hij zag in dat hij zeker in die tijden niet de juiste man was om de kerk te leiden en deed in 2013 wat in eeuwen geen paus had gedaan: hij trad vrijwillig af.

Door met zo’n taaie traditie te breken, gaf hij de kardinalen ook de vrijheid met andere tradities te breken. Het resultaat was de keuze voor de Argentijn Jorge Bergoglio, de eerste niet-Europese kardinaal, de eerste jezuïet, de eerste paus die zich vervolgens Franciscus liet noemen. Continuïteit?

Verandering dus. Eigenlijk is dat de grote constante. Zelfs als men geen echte verandering wilde, haalde het conclaaf zich een halve revolutie op de hals. In 1958 moest er een opvolger voor Pius XII gekozen worden. Alleen had Pius XII vele jaren lang verzuimd om nieuwe kardinalen te benoemen.

Een college van gerontocraten koos dan maar voor een youngster in het eigen gezelschap: Angelo Roncalli, de 76-jarige patriarch van Venetië. Hij zag eruit als een goeiige dorpspastoor, maar tot ieders verbazing kondigde hij als Johannes XXIII een nieuw Vaticaans Concilie aan. Die wereldvergadering van bisschoppen en kardinalen duurde van 1962 tot 1965: vier jaar lang stelde de kerk zichzelf ter discussie. Vervolgens daverde ze wereldwijd op haar grondvesten. Het is nooit meer geworden zoals vroeger.

Nochtans was in 1963 een paus gekozen juist om die verandering een béétje in goede banen te leiden. Giovanni Battista Montini noemde zichzelf Paulus VI. Hij was wellicht te sensibel en intellectueel om de ruige en steeds roeriger publieke opinie het hoofd te kunnen bieden. Hij liet zich aanpraten om de lijn rond huwelijk en seksualiteit vooral strak te houden. Dat deed hij in de beruchte encycliek Humanae Vitae (1968) – ‘Over het menselijk leven’. De reactie daarop was ongemeen negatief. Zelfs onder brave katholieken werd het ineens bon ton om tegen de paus te zijn. The golden sixties: de kerk is er na zestig jaar nog altijd niet echt van bekomen.

Dus welk ‘profiel’ zal Franciscus opvolgen? Wellicht iemand die op essentiële punten anders is dan Franciscus. En dat terwijl de fundamentele uitdagingen voor de katholieke kerk dezelfde blijven. Maar wellicht is dat juist de inherente sterkte van de pauskeuze: men kiest voor een man – aannemelijk een cisman – die in volkomen vrijheid (toch in theorie, maar deels ook in werkelijkheid) zijn eigen keuzes maakt en klemtonen legt. Dat kan en mag, want de volgende keer is het toch aan een ander.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content