‘Vroegtijdig kerncentrales sluiten “voor het klimaat”: het toppunt van Belgisch surrealisme’

‘Zal onze Belgische overheid zich nogmaals laten gijzelen door een dogmatische anti-nucleaire ideologie, zoals ook de regering Verhofstadt-I liet gebeuren?’ vraagt Maarten Boudry zich af nu de discussie over de geplande kernuitstap weer oplaait.

Er was eens een minister van een groene partij die van klimaatbeleid haar absolute topprioriteit wilde maken. Dat de wereld zo snel mogelijk moest ophouden met broeikasgassen uitstoten, daar was zij heilig van overtuigd. En haar land zou daarbij het goede voorbeeld tonen. Dus ging de minister op een dag bij de Europese Commissie aankloppen. Of ze subsidies mocht uitgeven om nieuwe elektriciteitscentrales te bouwen, vroeg ze. Dan toch klimaatvriendelijke, CO2-vrije centrales hopelijk? Nee, centrales die fossiele brandstoffen stoken, en dus CO2 uitstoten. Dan toch uit acute noodzaak, om te verzekeren dat het licht blijft branden? Nee, want haar land beschikte over een resem prima functionerende koolstofvrije centrales, maar die wilde de minister zo snel mogelijk te slopen. Om ze vervangen door fossiele centrales. Voor het klimaat dus.

Niets symboliseert beter de absurditeit van wat in België moet doorgaan voor ‘klimaatbeleid’. Want die minister is natuurlijk onze Belgische Tinne Van der Straeten, en die centrales die vroegtijdig op de schop moeten zijn natuurlijk onze eigenste kerncentrales. Pro memorie: die centrales staan momenteel in voor 80% van onze CO2-arme stroom in België. Zelfs als we slechts twee van onze zeven kerncentrales een levensverlenging van 20 jaar zouden geven (tot 2045), vermijden we volgens de berekeningen van EnergyVille – niet bepaald een pro-nucleaire denktank – maar liefst 45 Megaton CO2-uitstoot. Dat is ruim vier keer de jaarlijkse CO2-uitstoot van Luxemburg, of die van een half miljoen benzinewagens (en nee, de Europese emissiehandel verandert daar niets aan). Dankzij de kernuitstap zal België tegen 2030 de grootste stijging van aardgas in hele Europa kennen, en zal onze stroom één van de meest vervuilende van het continent worden. Kan het nog gekker? Jazeker: de partij van Van der Straeten zette de beloofde kernuitstap trots op een lijstje met speerpunten om onze “broeikasgassen te verminderen”. Is het een wonder dat 6 op 10 Vlaamse jongeren in de illusie leeft dat kerncentrales CO2 uitstoten, na telkens weer dit soort propaganda?

Vroegtijdig kerncentrales sluiten ‘voor het klimaat’: het toppunt van Belgisch surrealisme.

In werkelijkheid zouden groene partijen vurige voorstander moeten zijn van kerncentrales, ten behoeve van klimaat en milieu. Om dat te begrijpen, moeten we de beperkingen van hernieuwbare energie inzien. Inderdaad, windmolens en zonnepanelen stoten even weinig uit als kerncentrales, maar ze nemen wel honderden keren zoveel ruimte in beslag (en dus natuur), ze vergen een veelvoud aan grondstoffen (staal, beton, glas, diverse zeldzame metalen), en ze produceren een veelvoud aan toxisch afval. En bovenal: ze schikken zich enkel naar de grillen van de weergoden, in plaats van naar de stroomvraag van de verbruiker. Als het niet of weinig waait, vallen alle windmolens in het land tezelfdertijd stil. Om op zo’n moment niet zonder stroom te vallen, moet je ofwel een veelvoud aan extra windmolens bouwen, ofwel een resem gascentrales als back-up (technisch gesteld: je hebt 3 tot 8 keer de piekvraag aan capaciteit nodig). En als het wel eens stevig waait, zit je met het omgekeerde probleem. Aangezien alle windmolens en zonnepanelen dan tegelijk stroom opwekken, zitten ze elkaar in de weg. Energie-experts noemen dat waarde-deflatie: als er al veel zonnepanelen liggen, is de economische waarde van elk bijkomende paneel zeer gering, want dat levert enkel stroom als je er geen nodig hebt.

Om al die redenen is de dalende prijs van zonne- en windenergie per kWh waar activisten graag mee uitpakken – hoewel op zich fantastisch – erg misleidend. Wie de werkelijke kosten van hernieuwbare energie wil kennen, moet de systeemkosten meerekenen: de overcapaciteit, batterij-opslag, aansluiting en transmissie over lange afstanden, het oppervlaktegebruik, en ten slotte ook de fossiele back-up waarvoor onze groene minister nu bij Europa moet smeken. Die kosten vallen nog mee als je slechts een klein beetje variabele stroom in je energiemix hebt, maar ze worden steeds groter naarmate dat aandeel groeit (zie de recente stroompannes in Californië). Hoe groot de systeemkosten precies worden als je het doel van 100% hernieuwbaar nadert weet niemand, simpelweg omdat zo’n systeem voorlopig nergens ter wereld bestaat. Denemarken komt momenteel het dichtst in de buurt, maar dat land is geografisch uitzonderlijk geschikt voor wind-op-zee én het kan zijn buurlanden (vooral de Noorse waterkrachtcentrales) voorlopig als buffer gebruiken voor wanneer het weer tegenvalt. Maar wat als die landen ook willen overschakelen naar 100% hernieuwbaar? De waarheid is dat dergelijke energiesystemen enkel bestaan in theoretische modellen met allerlei onrealistische aannames, niet in de werkelijkheid.

En dat brengt ons bij kernenergie. Dat je met atoomsplitsing een hele elektriciteitssector (grotendeels) kan decarboniseren weten we met grote zekerheid, om de eenvoudige reden dat het in sommige landen al werkelijkheid is: in Frankrijk, Zweden, Ontario, en deels ook in België. In tegenstelling tot zonne- en windenergie is kernenergie een bewezen methode voor de heilige graal van ‘deep decarbonisation’. De redenen daarvoor zijn het spiegelbeeld van die hierboven. Kerncentrales zijn net zoals fossiele centrales ‘schakelbaar’ (ze leveren stroom wanneer je ze nodig hebt) en ze trekken zich niets aan van de weergoden. In tegenstelling tot wat antinucleaire activisten beweren, hebben kerncentrales wel degelijk voldoende flexibiliteit, wat de Fransen al decennia bewijzen: hun centrales schikken zich naar de stroomvraag, gemeten over uren tot ganse seizoenen. Geen wonder dat de koolstofintensiteit van de Franse elektriciteitssector bijna tien keer lager ligt dan in het bejubelde Duitsland, dat ondanks alle miljarden die ze investeerde in haar Energiewende nog steeds volop bruin- en steenkool stookt (én de Fransen betalen minder voor de stroom uit het stopcontact). Een aardige bonus voor dichtbevolkte en volgebouwde landen als België is dat kerncentrales een extreem hoge vermogensdichtheid hebben, wat betekent dat ze slechts een minuscuul oppervlakte in beslag nemen (per opgewekte TWh), en slechts een minieme hoeveelheid afval produceren. Daarmee maakt kernenergie letterlijk duizenden vierkante kilometers vrij voor wilde natuur. En over dat afval gesproken: een veilige oplossing daarvoor ligt al lang op tafel. Het is een non-probleem.

En toch gaat de Belgische kernuitstap lang niet enkel over die directe CO2-uitstoot, hoewel die op zich al dramatisch genoeg om elke groene minister het schaamrood op de wangen te bezorgen. Met het verdwijnen van haar nucleaire sector zou België ook haar beste kans verkwanselen om de mondiale uitstoot gevoelig te verminderen. Dat zit zo. Met slechts 11 miljoen inwoners is de Belgische bijdrage aan de klimaatopwarming op zichzelf verwaarloosbaar. Zelfs als we morgen de verkoop van vlees verbieden, al onze industrie vernietigen en alle benzine-auto’s naar het schroot brengen, zal dat slechts een druppel op een hete planeet zijn, zolang de rest van de wereld niet mee wil. Maar België kan de mondiale uitstoot wel via een omweg naar beneden krijgen: door te zorgen voor technologische spillover. Als wij kleine Belgen koolstofarme technologie goedkoper, efficiënter en aantrekkelijker maken, helpen we de rest van de wereld met de energietransitie. Die spillover kan je realiseren op talloze domeinen: Duitsland effende het pad voor PV-zonnecellen, door massale subsidies en investeringen, terwijl Japan en Zuid-Korea het voortouw namen in batterij-innovatie. Maar wat kan België doen? Nucleaire innovatie is voor ons één van de meest beloftevolle pistes. Niet alleen hebben we een nucleaire industrie met decennia van dienst en ervaring, maar we behoren ook tot de wereldtop in nucleair onderzoek, met het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol en haar experimentele Myrrha-reactor. Als België doorzet met haar kernuitstap, geeft ze haar nucleaire industrie de doodsteek. Dan vertrekken al die nucleaire ingenieurs en experts naar het buitenland, of gaan ze in een andere sector werk zoeken. In beide gevallen verdwijnt de technologische knowhow om atomen te splijten.

Niemand heeft een glazen bol waarin de technologieën van de toekomst zichtbaar zijn, maar de kans is behoorlijk groot dat de opmars van hernieuwbare energie binnenkort begint te sputteren, omwille van haar inherente fysische beperkingen en het probleem van waarde-deflatie (bij koploper Duitsland wordt dat nu al zichtbaar). Naarmate dat besef doordringt, zullen steeds meer ogen gericht worden op kernenergie. In de V.S. vonden beide politieke partijen elkaar in een historisch nieuwe wetsvoorstel voor de steun aan nucleaire energie, wat betekent dat de Democraten voor het eerst in 48 jaar opnieuw kernenergie omarmen. In Nederland breekt de liberale VVD een lans voor kernenergie en organiseert klimaatminister Eric Wiebes een marktbevraging voor de bouw van nieuwe kerncentrales. Polen wil een reeks kerncentrales bouwen om haar steenkoolcentrales te vervangen. De Finse groene partij heeft haar strijd tegen kernenergie gestaakt en staat nu open voor álle koolstofarme technologieën. En ook de Belgische burger is gewonnen voor kernenergie: zelfs in het jaar na de ramp in Fukushima was nog steeds zes op tien Belgen voorstander.

Niet dat de kerncentrales van morgen er noodzakelijk zullen uitzien zoals de mastodonten in Doel en Tihange. De toekomst van kernenergie zit wellicht in de Small Nuclear Reactors (SMRs), kleinere en wendbare reactoren die uitgerust zijn met ‘passieve veiligheid’ (ze vallen vanzelf stil als er iets fout loopt, zonder dat je hoeft in te grijpen). Bijkomend grote voordeel is dat je ze relatief snel en in serie kan bouwen. Daarmee druk je de kosten per centrale, ongeveer zoals Frankrijk met groot succes deed in de jaren ’70. De Amerikaanse nucleaire waakhond keurde de eerste SMR vorige maand goed, ontwikkeld door het private bedrijf NuScale. Ook voor industriële warmte en waterstofproductie kunnen SMRs (en klassieke centrales) worden ingeschakeld, wat allemaal forse uitstootreducties kan verwezelijken, met een minieme milieu-impact.

Steeds meer dringt het besef door: met hernieuwbaar alleen redden we het niet. We hebben een stabiele, schakelbare bron van CO2-arme energie nodig, liefst met een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk. Wat als we binnenkort met Nederland (en Europa) kunnen samenwerken voor de bouw van een serie nieuwe kernreactoren die bij weer en wind schone elektriciteit leveren? Of zal onze Belgische overheid zich nogmaals laten gijzelen door een dogmatische anti-nucleaire ideologie, zoals ook de regering Verhofstadt-I liet gebeuren? Zal ze werkelijk 80% van haar koolstofarme elektriciteitsopwekking vernietigen en vervangen door CO2-spuwende gascentrales, en daarmee haar nucleaire industrie dood wurgen? Zelfs voor een land dat bekend staat om zijn surrealisme, zou dat te gek zijn voor woorden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content