Deborah Seymus

Samenwonen met een vluchteling: ‘We moeten nieuwkomers in hun waarde laten’

Deborah Seymus Freelancejournaliste

Deborah Seymus is freelancejournaliste en woont via het cohousingproject CURANT samen met de 22-jarige Afghaanse vluchteling Izat*. ‘Afghanistan zal zijn hoofd nooit verlaten, en gebruiken verleer je nu eenmaal niet. Dat zou ook niet moeten.’

Enkele maanden geleden maakte ik kennis met Izat*. Izat ontvluchtte Afghanistan toen hij 19 jaar was. Daar woonde hij met zijn familie in Tagab, een dorp in het noordoosten van Afghanistan, waar de taliban sinds 1995 de plak zwaait. Izat spreekt Pasjtoe, een van de twee voertalen in Afghanistan. Omdat er sinds 2001 oorlog heerst en Tagab gelegen is tussen enerzijds de milities van de taliban en anderzijds de regeringssoldaten, ligt het dorp constant onder vuur. Naar school gaan was voor hem geen optie. Scholen bestaan er al een tijdje niet meer en gerekruteerd worden door de taliban betekent zoveel als zijn eigen doodvonnis tekenen. Daarom kwam hij naar hier.

Samenwonen met een vluchteling: ‘We moeten nieuwkomers in hun waarde laten’

Izat beleefde een cultuurschok toen hij hier aankwam. Veel gewoonten en gebruiken die wij als Vlamingen kennen zijn hem vreemd. Toen ik terugkeerde naar ons appartement na een reis naar Italië had Izat zijn bureau uit zijn slaapkamer gehaald. Een beetje lomp stond het meubel in de woonkamer.

Bij binnenkomst trippelde ik naar zijn slaapkamer en klopte aan. Izat deed open. ‘Deborah, hallo! Jij goede vakantie gehad?’ Ondertussen keek ik zijn kamer in terwijl ik hem bevestigend toelachte en zag dat er een tapijt op de vloer lag. ‘Izat, heb je het bureau niet nodig om te studeren binnenkort?’ Izat schudde zijn hoofd en zei met een brede lach: ‘Ik studeren op grond, véél beter.’ Een dag later kreeg ik telefoon van de OCMW-medewerker die me vroeg hoe het samenwonen verliep. Ik vertelde haar terloops dat Izat zijn bureau eruit had gegooid en dat het me beter leek om het bureau en enkele andere oude meubels op te laten halen door het OCMW. Maar dat bleek opeens een gigantisch probleem te zijn want ‘Izat moest en zou aan zijn bureau leren werken want anders zou hij niet studeren’.

Ik probeerde Lydia* aan de telefoon duidelijk te maken dat Izat ook prima op de grond kon studeren, omdat hij dat nu eenmaal gewoon was. Ze liet me weten dat ze een week later langs zou komen op huisbezoek om na te kijken of het bureau opnieuw in zijn kamer stond. Pas toen ik opmerkte dat hij ook bij mij ’s avonds in de living kon studeren, en ik zo een oogje in het zeil kon houden, werd ze wat milder en gaf ze toe dat dat misschien geen slecht idee was.

De moeite die ik moest doen om de afwezigheid van een bureau aanvaard te krijgen baarde me zorgen. Was dit cohousingproject wel bereid om Izat een kans te geven sneller te integreren mét behoud van zijn waarden en normen? Want vanwege een stom bureau volgde er een heel drama, Izat zou namelijk ‘niet goed integreren’ terwijl hij enkel vasthield aan een gebruik uit zijn cultuur. In Afghanistan is het namelijk de gewoonte om alles op de grond te doen. Eten, studeren, praten, rusten, ga zo maar door. Voor hem en mij leek het niet meer dan logisch dat hij zijn gebruik verder zou zetten, maar daar dacht het OCMW duidelijk anders over.

De echte reden waarom het bureau niet uit het appartement mocht, was omdat het bemeubeld verhuurd wordt, zo werd me later duidelijk gemaakt. Het OCMW beschikt niet over opslagruimte voor meubelen. Misschien stelde ik me te veel vragen.

Gelukkig is het niet allemaal kommer en kwel en maak ik vaak ook grappige situaties mee, situaties die me nog eens met de neus op de feiten drukken en onze cultuurverschillen benadrukken.

Zo zaten we samen onlangs op het terras van ons appartement. Ik met een glas wijn, Izat met zijn muntthee. Plots daagde er een wandelaar op in het park waar het terras van ons appartement op uitkijkt. Izat begroette de man. Ik vroeg me af waarom hij hallo tegen een vreemde zei. ‘Dat is toch niet meer dan normaal? In ons land begroet je een vreemde. Meer nog, wij nodigen iemand vreemd ook bij ons thuis uit om samen te eten.’ Toen glimlachte hij en staarde hij naar het park. Even werd hij stil en toen zei hij: ‘Hier is alles een beetje gek. Als jij vrienden wil zien, moet je een afspraak maken. Ik snap dat niet. Als ik vrienden wil zien, ga ik gewoon langs.’

Een paar dagen later gingen we naar de winkel. Ik toonde hem mosselen en legde hem uit dat het gerecht een Vlaamse specialiteit is. Plots kwam een man naar ons toe en schamperde: ‘Ah jij gaat vanavond koken, hoe laat moet ik bij jou thuis zijn?’ Ik glimlachte aardig terug, maar Izat begreep niet dat het een grap was en antwoordde: ‘Hoe laat Deborah moet man bij ons thuis zijn?’ Aangedaan door zijn liefdadigheid legde ik hem uit dat het maar om een mopje ging.

De volgende morgen slenterde ik door het appartement en viel het me op dat er gedweild moest worden. Door de drukte van mijn werkrooster kwam ik er zelf niet aan toe dus ik vroeg Izat of hij het zou zien zitten om te dweilen. ‘Geen probleem, ik dweil’, was zijn antwoord. ’s Avonds kwam ik thuis en was er effectief gedweild, met een theedoek. Logisch, want ik heb een tiental verschillende poetsproducten en bijbehorende doeken. Als je al die verschillende zaken nog nooit hebt moeten gebruiken zou ik waarschijnlijk net hetzelfde gedaan hebben.

In het begin heeft er wel eens een vriend van Izat buiten op het terras op de grond geslapen. Zonder deken of kussen, want het was zomer. De buurvrouw klopte de volgende ochtend op de deur en vroeg of we nog een extra bed nodig hadden. Ik begreep haar eerst niet en ze legde me uit dat er ‘een andere jongen dan Izat op het terras had geslapen’. Eten doen ze samen op de grond, de muntblaadjes van de thee zitten niet in de tas maar in de waterkoker en douchen en tanden poetsen hoeft niet elke dag.

Onlangs besefte ik plots de permanente aard van het verschil in gewoonten en gebruiken.

Onlangs besefte ik plots de permanente aard van het verschil in gewoonten en gebruiken. Ik veronderstelde steeds dat het ‘gewoon een beetje aanpassen’ zou zijn, maar nu besef ik dat dit onmogelijk is. Afghanistan zal zijn hoofd nooit verlaten, en gebruiken verleer je nu eenmaal niet. Dat zou ook niet moeten. Een Vlaming die verplicht moederziel alleen naar het buitenland verhuist, zal nog altijd zijn eigen gewoonten en gebruiken hanteren. Verwachten dat een vluchteling zich plotsklaps moet aanpassen en alle lokale gebruiken moet volgen, is niet realistisch. Als je je land hebt moeten verlaten, koos je er niet bewust voor je eigen gebruiken en waarden achter te laten.

De ongelofelijke drive waarmee Izat naar school gaat, het huishouden dat hij als man probleemloos doet en het begrip dat hij toont voor mijn gewoonten is bewonderenswaardig. Maar ook al zijn we onder de indruk van mensen die zich snel aanpassen, we moeten ook nieuwkomers in hun waarde kunnen laten.

Izat* en Lydia* zijn niet hun echte namen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content