Kunnen we de klimaatcrisis nog afwenden? Vijf lessen uit het IPCC-rapport

Een Duitse kolencentrale. © Getty Images

De wereld stevent af op meer dan 1,5 graad opwarming en het huidige klimaatbeleid schiet tekort om daaronder te blijven, stelt het VN-klimaatpanel in het rapport dat gisteren verscheen. Maar het rapport bevat nog meer belangrijke boodschappen – een overzicht.

Het rapport – dat twee dagen later dan gepland verscheen – is het laatste van drie delen die samen het zesde beoordelingsrapport van het VN-klimaatpanel (IPCC) vormen. De drie delen geven een compleet beeld van de oorzaken, gevolgen én oplossingen van de door de mens veroorzaakte klimaatverandering. De eerste twee rapporten waren gericht op de wetenschap van klimaatverandering en op het aanpassingsvermogen van samenlevingen en ecosystemen, en hun beperkingen.

Het derde en laatste deel biedt een routekaart voor een snelle verlaging van de uitstoot in de komende drie decennia. Dat moet de wereld op het goede spoor zetten om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de 2, en zo mogelijk 1,5 graden Celsius – de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs.

De vijf belangrijkste lessen uit het rapport

1. We zijn op weg om 1,5 graad te overschrijden

De wereldwijde uitstoot van broeikasgassen is het afgelopen decennium blijven stijgen, zij het iets langzamer dan daarvoor. Dat betekent dat de kans om de opwarming te beperken tot 1,5 graden kleiner is geworden vergeleken met eerder door het IPCC in kaart gebrachte scenario’s.

Zonder onmiddellijke actie om de uitstoot te verminderen glipt die kans ons uit de handen. De wereldwijde uitstoot van broeikasgassen zou vóór 2025 moeten pieken, maar dat gebeurt nu niet. Op basis van nationale klimaatplannen, die voorafgaand aan de Klimaattop in Glasgow in november vorig jaar werden aangekondigd, noemen voorspellingen voor 2030 het ‘waarschijnlijk dat de opwarming in de 21ste eeuw boven de 1,5 graad zal uitkomen’.

Dit kunnen we beteugelen door koolstof uit de atmosfeer te halen via ecologische oplossingen zoals herbebossing en technologische oplossingen zoals directe opvang. Maar veel van die technieken zijn op grote schaal onbewezen of brengen nieuwe problemen met zich mee.

Het beperken van de opwarming zou dan afhangen van ‘een versnelling van de mitigatie-inspanningen na 2030’. Sinds de Klimaattop in Glasgow (Cop26) is een aantal landen met plannen voor CO2-reductie gekomen, maar deze hebben het mondiale beeld niet significant veranderd.

‘De conclusie blijft duidelijk: alle klimaatplannen voor 2030 samen zijn lang niet voldoende voor 1,5 graad en ook niet voor 2 graden’, zegt Niklas Höhne van het New Climate Institute. ‘Daarom is de oproep van Cop26 aan landen om hun klimaatplannen in 2022 bij te werken zo belangrijk.’

2. We moeten af van kolen, olie en gas (en de infrastructuur)

Kolen, olie en gas in de grond laten is cruciaal om de doelstellingen van het Parijs-akkoord te halen.

De uitstoot van fossiele brandstoffen en de industriesector was in 2019 verantwoordelijk voor de grootste groei van emissies ooit en voor 64 procent van alle antropogene (door de mens veroorzaakte) uitstoot.

Het terugdringen van de uitstoot van de energiesector vereist ‘grote transities’ van het huidige systeem, waaronder ‘een substantiële vermindering van het totale gebruik van fossiele brandstoffen’, stelt het rapport.

Alle bestaande en geplande infrastructuur voor fossiele brandstoffen zal genoeg uitstoten om de temperatuurstijging tot 2 graden te brengen. Fossiele brandstoffen vervangen door koolstofarme energiebronnen zoals wind- en zonne-energie is een van de belangrijkste manieren om verdere opwarming te voorkomen.

Voor anderhalve graad moeten we in 2050 vrijwel helemaal af zijn van het gebruik van steenkool. Het olie- en gasverbruik zal naar schatting met respectievelijk 60 en 45 procent dalen tegen 2050.

Tegelijk moet de uitbreiding van kolen-, olie- en gasinfrastructuur stoppen. ‘De voortdurende installatie van infrastructuur voor fossiele brandstoffen zal de uitstoot van broeikasgassen ‘vastzetten”, stelt het rapport, waardoor het moeilijker wordt om de klimaatdoelen te bereiken.

Daartegenover staat dat in een scenario waarin de opwarming tot 2 graden wordt beperkt, tegen 2050 biljoenen dollars aan waarde van fossiele brandstofreserves zullen verdampen. Afhankelijk van de inzetbaarheid, kunnen koolstofafvang en -opslag het mogelijk maken om fossiele brandstoffen langer te gebruiken en gestrande activa te verminderen.

Om de infrastructuur voor fossiele brandstoffen af te bouwen en de energiesector op één lijn te brengen met het beperken van de opwarming, zijn er verschillende opties: de sluiting van fabrieken, deze uitrusten met koolstofafvang en -opslag en nieuwe steenkoolinstallaties tegengaan. Ook kan het schrappen van subsidies voor fossiele brandstoffen de uitstoot tegen 2030 met wel 10 procent verlagen.

3. Oplossingen worden steeds goedkoper

CO2-besparende en uitstootarme technologieën worden steeds goedkoper. De kosten van zonne-, windenergie- en lithiumbatterijtechnologieën zijn sinds 2010 aanzienlijk gedaald. Zo levert het beperken van de opwarming tot onder de 2 graden inmiddels economisch meer op dan dat het kost.

Er zijn opties die 100 dollar of minder kosten per ton CO2-besparing, zoals de uitrol van zonne- en windenergie, het verbeteren van energiezuinigheid, het terugdringen van ontbossing, het vastleggen van koolstof in de bodem en het verminderen van de uitstoot van methaan. Deze opties kunnen de uitstoot tussen 2019 en 2030 met minstens de helft verminderen.

Ongeveer de helft hiervan kan zelfs met maatregelen die minder dan 20 dollar per ton CO2-reductie kosten. Denk daarbij aan efficiënte apparaten in gebouwen, de scheepvaart en de luchtvaart energiezuiniger maken, overstappen op elektrisch vervoer en openbaar vervoer en fietsen promoten.

Een aantal van die maatregelen heeft bovendien bijkomende voordelen die opwegen tegen de kosten, zoals het welzijn en de levensstandaard verbeteren. Andere opties blijven kostbaar, zoals koolstofafvang en -opslag en sommige vormen van ecosysteemherstel.

4. CO2 afvangen is ‘onvermijdelijk’

Om tot netto nuluitstoot te komen, is het ‘onvermijdelijk’ om CO2 uit de atmosfeer te halen. Dit is nodig om de restuitstoot van moeilijk te verduurzamen sectoren zoals de luchtvaart, landbouw en sommige industriële processen tegen te gaan.

De industriële sector heeft, om nettonuluitstoot te bereiken, technologie nodig om CO2 op te vangen uit de atmosfeer en die op te slaan. Mits goed uitgevoerd, kan zo koolstof permanent opgeslagen worden. Maar de technologie is nog in ontwikkeling en kampt met technologische, economische en ecologische beperkingen. Bovendien kleven er risico’s aan de inzet op grote schaal van CO2-verwijdering (CDR).

Herbebossing, beter bosbeheer en CO2-vastlegging in de bodem zijn de enige methoden die al op grote schaal worden toegepast. Maar koolstof op die manier opslaan, is kwetsbaar en kan snel weer vrijkomen door bijvoorbeeld houtkap en natuurlijke verstoringen zoals branden.

Duurzame bosbouw en herstel en bescherming van ecosystemen kunnen grootschalige uitstootreducties opleveren, met bijkomende voordelen voor de biodiversiteit, voedsel- en waterzekerheid en levensonderhoud. Maar door concurrentie om land moeten er vaak compromissen worden gesloten. Het juiste nationale beleid kan hier voor waken.

Om de opwarming onder de 2 graden te houden, is er voor bosgerelateerde klimaatactie tegen 2050 jaarlijks zo’n 400 miljard dollar nodig, stelt het rapport.

CO2 die ondergronds wordt opgeslagen of door geochemische processen uit de oceanen wordt verwijderd, komt minder snel weer in de atmosfeer terecht, maar brengt andere risico’s met zich mee. Er is nog veel onderzoek nodig naar de gevolgen voor de oceanen, ecosystemen en de biodiversiteit bij dit type opslag.

5. Verandering van leefstijl is een deel van de oplossing

Een kostenefficiënte manier om de uitstoot te verminderen, is onze vraag naar energie te verlagen. Door dit tegen 2050 in alle sectoren te doen, kunnen we de uitstoot met 40 tot 70 procent verlagen in vergelijking met prognoses in het huidige beleid. En dat kan op een manier die helpt onze levensstandaard te verhogen, en niet te verlagen.

Beleidsmakers zullen dan wel moeten nadenken over nieuwe manieren om basisdiensten te leveren zoals vervoer, woningen en werk. Zo kunnen investeringen in openbaar vervoer en ruimtelijke ordening de vraag naar verplaatsingen in rijke landen verminderen en de groei daarvan in ontwikkelingslanden vertragen.

In de industrie gaat het bijvoorbeeld om processen die uitstootarme of -vrije elektriciteit en brandstoffen gebruiken, afval voorkomen en verminderen en systemen voor recycling en hergebruik opzetten.

Veranderingen van gedrag en levensstijl kunnen binnen korte tijd de wereldwijde uitstoot van eindgebruikers met zeker 5 procent verminderen, als ze ondersteund worden door betere infrastructuur, met name in rijke landen. Denk daarbij aan de transitie naar gezonde, plantaardige voeding, minder voedselverspilling en overconsumptie, langer houdbare producten, de thermostaat lager zetten, telewerken en autodelen.

Partner Content