Saul Griffith: ‘Er is geld genoeg om de planeet te redden’

Saul Griffith: 'Als Belgische politici denken dat ze dit probleem kunnen oplossen binnen de eigen landsgrenzen, dan dwalen ze.' © Stephany Simcox

Wie weleens wakker ligt van de klimaatopwarming, kunnen we Saul Griffiths Electrify warm aanbevelen. Want als u het boek weglegt, zult u opluchting ervaren: er schijnt licht aan het einde van de tunnel. Ledlicht, met name, aan-gevuurd door groene stroom.

De Australiër Saul Griffith is ingenieur, uitvinder, entrepreneur en pleitbezorger van een radicale transitie naar een elektrische wereld, waar elektriciteit geproduceerd wordt zonder dat er één koolstofmolecule in de atmosfeer belandt. Want dat, beweert Griffith, is de énige manier om de planeet te redden. En nog belangrijker: hij houdt vol dat we er vandaag al mee kunnen beginnen. De technologie is er, ze is betaalbaar en de enige hindernissen zijn bureaucratisch. Disclaimer: Griffiths receptuur slaat alleen op de energiesector, die goed is voor 75 procent van alle uitstoot.

Sinds wanneer zit u op het spoor van elektrificatie?

Saul Griffith:Rond 2007 besefte ik dat er geen andere optie is. Als je grafieken bekijkt van de energiestromen die naar onze economie en huishoudens vloeien, val je achterover van de schaal. We zullen nooit genoeg koolstof uit de lucht kunnen halen, dus moeten we gewoon stoppen met fossiele brandstoffen. We zullen ook nooit genoeg biobrandstof kunnen produceren. En waterstof is gewoon belachelijk: daar moet je eerst kolossale hoeveelheden elektriciteit voor opwekken.

Ik heb dit boek de simpele titel Electrify gegeven om een eind te maken aan de ingewikkelde discussies en om het debat duidelijk te omlijnen. Er zijn nog altijd mensen die geloven in de bullshit van Bill Gates, die denkt dat hij vliegtuigen zal doen opstijgen met kerosine op basis van zeewier – hopelijk zet mijn boek die mensen aan het denken. We moeten focussen op de echte problemen: hoe brengen we de IJslandse regering met haar geothermische energie, de Spaanse regering met al haar zonne-energie en de Britse regering met haar windenergie, rond één tafel?

Zelfs klimaatactivist Bill McKibben is enthousiast over uw plan. Hij noemt het de enige geloofwaardige roadmap naar een wereld zonder koolstof.

Griffith: Maar Bill vindt me niet politiek genoeg, las ik, ik denk te veel als een ingenieur. Ik zou daarop willen zeggen: fuck off. Grapje: ik heb hem graag, we zien elkaar volgende week. Maar feit is dat ik de voorbije achttien maanden voor de Amerikaanse, Australische, Ierse en IJslandse overheid gewerkt heb. Gratis.

U schrijft in uw boek dat we de planeet kunnen redden zonder dat het ons pijn zal doen. Dat zullen weinig activisten zeggen.

Griffith: Het discours van de traditionele milieuactivisten is een discours van wraak. Ze willen wraak nemen op de olie-industrie, maar die negatieve benadering vertroebelt het debat en verwart politici. We betalen een hoge prijs voor ons vorstelijke gebruik van fossiele brandstoffen, maar we moeten ook dankbaar zijn. Sinds we ze in de achttiende eeuw gebruiken, zijn we verlost van halsbrekende en geestdodende arbeid. Als we geen manier vinden om fossiele brandstoffen te vergeven, zal de industrie ons bevechten tot aan het graf.

Het klassieke groene discours is ontstaan in de jaren zestig, met Rachel Carsons boek Silent Spring. De allereerste Earth Day in 1970 ging over zure regen en watervervuiling. Voor het klimaat was toen amper aandacht. Toen kwam de oliecrisis in 1973, en was ‘efficiëntie’ het devies. De Amerikaan ging in kleinere auto’s rijden – dat heeft niet lang geduurd – en huishoudtoestellen werden efficiënter. De milieubeweging heeft zich toen vastgehaakt aan het verhaal van ‘minder en kleiner’. President Jimmy Carter zette voor de televisiecamera’s de thermostaat van het Witte Huis lager en trok een extra cardigan aan. Niks tegen cardigans, maar dat is het denken van de jaren zeventig. Nu zullen efficiëntiewinsten niet volstaan, want zo raak je nooit aan een nuluitstoot. Met die boodschap heb ik het zelf wat moeilijk, want ik deel de voorliefde van de milieubeweging voor fietsen en openbaar vervoer. Maar met het idee van ‘we zullen het met minder moeten doen’ overtuig je geen 8 miljard mensen.

Er zijn nog altijd mensen die geloven in de bullshit van Bill Gates, die denkt dat hij vliegtuigen zal doen opstijgen met kerosine op basis van zeewier.

U pleit voor een massale mobilisatie van technologische, industriële en politieke middelen. Dat zal een herculische inspanning vragen, die u vergelijkt met de Amerikaanse mobilisatie in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog.

Griffith: Ik wil de klimaatopwarming niet vergelijken met Adolf Hitler, maar na de desastreuze slag bij Duinkerken had Winston Churchill goed begrepen dat de oorlog gewonnen zou worden door machines. De Duitsers hadden tanks en vliegtuigen, de Britten hadden niets. Churchill is toen gaan smeken bij Roosevelt. De Verenigde Staten waren uit het diepste dal van de Grote Depressie gekropen, de overheid investeerde al massaal in de industrie en heeft in korte tijd het roer omgegooid: er kwamen incentives – een gegarandeerde afname met een gegarandeerde winst van 7 procent – voor bedrijven die tanks, vliegtuigen en kogels gingen produceren in plaats van yoghurt en T-shirts. Vandaag hebben we een soortgelijke operatie nodig, maar de wapens waarmee we déze oorlog kunnen winnen zijn windturbines, zonnepanelen en batterijen.

U pleit als ondernemer onomwonden voor staatsinterventie?

Griffith: Een oorlogskabinet kan sneller schakelen dan de vrije markt. De wiskunde van het kapitalisme is duidelijk: als we daarop rekenen, halen we de doelstelling van twee graden niet, laat staan die van anderhalve graad.

Niet alleen industrie en overheid, ook individuen en huishoudens moeten inspanningen leveren, vindt u. Als mijn auto morgen de geest geeft, móét mijn volgende een elektrische zijn. Ik moet mijn gasboiler meteen vervangen door een elektrische warmtepomp, mijn dak moet ik bekleden met zonnepanelen. Ik heb dat geld niet.

Griffith: Jij dénkt dat je dat geld niet hebt, maar ik denk niet dat je onder een brug woont. En dus betaal je nu op de een of andere manier ook voor verwarming, vervoer enzovoort. Die apparaten en machines hebben een levensduur van pakweg tien jaar. Als jouw boiler of auto de geest geeft, zal blijken dat je toch een nieuwe kunt kopen. Het zal zelfs goedkoper uitvallen. Want als we op grotere schaal elektrische auto’s bouwen, zal de prijs dalen. Een warmtepomp is nu al even goedkoop als een gasboiler. Ik vraag dus niet om vandaag alles te vervangen, maar als deze generatie toestellen de laatste is, komt het in orde. Als iedereen na zijn huidige auto nog eens een benzinewagen koopt, zijn we fucked.

Saul Griffith: 'De traditionele activisten willen wraak nemen op de olie-industrie. Die negatieve benadering vertroebelt het debat.'
Saul Griffith: ‘De traditionele activisten willen wraak nemen op de olie-industrie. Die negatieve benadering vertroebelt het debat.’© Stephany Simcox

Nog een cijfer uit uw boek: als we morgen helemaal elektrisch gaan, hebben we maar de helft van de energie van vandaag nodig om de wereld te laten draaien. Al is het maar omdat we niet meer hoeven te boren naar olie en die olie niet meer de wereld hoeven rond te sturen.

Griffith: Dat is maar een deel van de verklaring. Veel belangrijker is dat een elektrische auto drie keer minder energie verbruikt dan een klassieke auto met ontploffingsmotor. Als je lang genoeg met een Land Rover rijdt, kun je een ei bakken op de motorkap door het warmteverlies. Als je elektriciteit opwekt met wind- en zonne-energie, wordt energie omgezet zonder verlies. Elektrische machines zijn veel efficiënter.

De hoeveelheid elektriciteit moet vanzelfsprekend wél omhoog. En u bent er gerust op dat zoiets kan met hernieuwbare bronnen?

Griffith: Zonder enige twijfel: met een mix van zon, wind, hydro-elektriciteit, geothermiek en – ik ben pragmatisch – een minimum aan kernenergie.

Uw boek focust op de VS, met hun gigantische oppervlakte, gunstig klimaat, vijf tijdzones en dus veel daglicht. Maar wat met kleine en dichtbevolkte landen als België?

Griffith: Ook landen als Rusland, Canada en Australië hebben dat schaalvoordeel. Maar in Europa zullen alle landen – op Frankrijk, Spanje en misschien Duitsland na – moeten vertrouwen op elkaar. Als Belgische politici denken dat ze dit probleem kunnen oplossen binnen de eigen landsgrenzen, dan dwalen ze. In de VS zal Californië ook moeten samenwerken met Texas en Florida, maar dat is natuurlijk gemakkelijker dan in de United States of Europe, waar landen als Spanje, Luxemburg en Litouwen rond de tafel moeten gaan zitten. Als de EU er niet in slaagt om samen te werken, gaat de wereld alsnog naar de haaien.

Ik vraag niet om meteen alles te vervangen. Maar als iedereen na zijn huidige auto nog eens een benzinewagen koopt, zijn we fucked.

Wij zijn nu al zo afhankelijk van buitenlandse stroom. En dat voelen we als de prijzen – zoals nu – door het dak gaan.

Griffith: Ja, maar dat is de schuld van Rusland. Waarvan ben jij het liefst afhankelijk? Van Deense windenergie, Noorse hydro-elektriciteit en Franse nucleaire stroom? Of van het gas van Poetin? Je kunt natuurlijk ook uranium kopen in Australië en zelf kernenergie produceren, maar ik gok dat dat zelfs in België moeilijk ligt.

Als we stroomzekerheid willen garanderen, en seizoens- en dagelijkse schommelingen willen opvangen, moeten zo veel mogelijk landen zich aansluiten op the grid, de ruggengraat van de geëlektrificeerde wereld. Dat net moet zo ver mogelijk uitstrekken.

Griffith: Eigenlijk ligt er al een gigantisch energienetwerk over de hele wereld gedrapeerd: we verplaatsen continu oceanische hoeveelheden aardolie via pijpleidingen en tankers. Mensen maken zich zorgen: wat als die ene elektriciteitskabel naar Singapore breekt? Maar we hebben deze lente gezien wat er gebeurt als een boot komt vast te zitten in het Suezkanaal: heel de economie was ontwricht. Vandaag wordt ons energiesysteem al gedicteerd door vaarroutes en pijpleidingen die veel geld kosten. Dat geld kun je evengoed gebruiken om een netwerk te bouwen dat elektriciteit vervoert. En zelfs dát ligt er al. Ik ben er zeker van dat jij vanochtend je koffie hebt gezet met elektriciteit die is opgewekt door een Deens offshore windmolenpark.

Er speelt ook een emotionele factor mee. Wij hebben vijftien jaar geleden onze belangrijkste stroomproducent verkocht aan de Franse groep Engie. Dat ligt erg gevoelig, ook historisch gezien.

Griffith: Over de hele wereld zijn de nationalisten in opmars, en één voor één zijn nationalistische partijen verknocht aan fossiele brandstoffen. In de VS, Australië en Groot-Brittannië kunnen ze zich geen wereld zonder koolstof voorstellen. Misschien is dat een prettig neveneffect als we de strijd tegen klimaatopwarming winnen, dat we in één moeite door het nationalisme slopen. (lacht) Maar voor hetzelfde geld trekken zij aan het langste eind en sleuren zij ons mee de dieperik in.

Een ander speerpunt van de geëlektrificeerde toekomst: de batterij. U schrijft dat we 60 miljard AA’s nodig zullen hebben. Dat zijn de batterijen in een afstandsbediening.

Griffith: Dé batterij van de groene economie is de ‘18650’, die is maar een klein beetje groter dan de AA’s die iedereen kent.

Ook hier maakt u de vergelijking met de oorlogsindustrie.

Griffith: Elk jaar worden wereldwijd 90 miljard kogels gefabriceerd. Als je elke mens op de planeet wilt doden, hoeft het maar de twaalfde keer raak te zijn. De chemie van batterijen lijkt op die van kogels: het is hoogenergetisch materiaal dat erg compact verpakt is en gemakkelijk kan ontvlammen. Ik moedig wapenfabrikanten niet aan om batterijen te maken, maar de schaal is opnieuw vergelijkbaar. We zullen veel batterijen nodig hebben, maar het goede nieuws is dat er genoeg lithium is. We zullen moeten recycleren, maar die technologie is vandaag al volop in gebruik.

Ik had het daarnet over de energieprijzen die hier de pan uit rijzen. Ook daar bent u de brenger van goed nieuws: groene stroom zal goedkoop zijn. Belachelijk goedkoop, te goedkoop om te meten.

Griffith: Als je vandaag een zonnekrachtcentrale bouwt voor industrieel gebruik, betaal je 2,5 à 3 dollarcent voor een kilowattuur elektriciteit: veel goedkoper dan steenkool, aardgas en zelfs kernenergie. Bij windturbines bedraagt de kostprijs 3 dollarcent. Maar we zullen tien keer zoveel wind- en zonne-energie moeten produceren, en in de maakindustrie bestaat er zoiets als de learning rate: als je dubbel zoveel produceert – energie in dit geval – daalt de kostprijs met 20 procent. Als we de capaciteit bereiken die we nodig hebben, zal de prijs gehalveerd zijn.

Saul Griffith, Electrify. An Optimist's Playbook for Our Clean Energy Future, MIT Press, 228 blz., 24,45 euro
Saul Griffith, Electrify. An Optimist’s Playbook for Our Clean Energy Future, MIT Press, 228 blz., 24,45 euro

Ik ben eigenaar van een zonnekrachtcentrale die elektriciteit voor 2,5 cent per kilowattuur verkoopt aan de elektriciteitsmaatschappij PG&E. Maar ik ben ook klant bij PG&E: ik betaal 23 cent per kilowattuur. 10 cent gaat naar distributie, 2 cent naar transmissie en 2 cent naar de papieren factuur die ze me elke maand sturen. Als je lokaal in je gemeenschap elektriciteit produceert, vallen die distributiekosten weg. Maar de goedkoopste elektriciteit is die van de panelen op je dak. Als je die rechtstreeks kunt aftappen naar je koffiemachine en de batterij in je garage, zonder dat de overheid zich ermee bemoeit, is dat de goedkoopste elektriciteit uit de geschiedenis van de mensheid.

Ik hamer op de hypocrisie van de milieubeweging. Geen kernenergie, geen fossiele brandstoffen en geen windturbines: dat bestaat niet.

In Australië, Mexico en Indonesië zitten ze daar al. In de VS en Duitsland niet, door bureaucratische obstakels: je moet zonnepanelen laten vergunnen en keuren en belastingen betalen.

Ik denk dat mensen uiteindelijk in opstand zullen komen. Dat is trouwens al gebeurd in Australië: burgergroepen zijn op straat gekomen tegen de overheidsbemoeienis met hun zonne-energie.

Uw transitie zal het aanschijn van de wereld ingrijpend veranderen, met overal windturbines en hoogspanningskabels. Daar komt meer en meer verzet tegen.

Griffith: Mijn boek is een staalkaart van wat technologisch mogelijk is en gaat niet over de esthetische, politieke en sociologische implicaties van elektrificatie. Maar het klopt, overal ter wereld protesteren milieubewegingen tegen energieprojecten. Die hypocrisie stoort mij enorm.

Een Belgisch koppel heeft vorige maand in Frankrijk een rechtszaak gewonnen tegen een bedrijf dat een windturbine op 100 meter van hun huis had geplaatst. Het koppel beweert dat ze sindsdien last hebben van hoofdpijn, misselijkheid en slapeloosheid. De rechter kende hen een schadevergoeding van 100.000 euro toe.

Griffith: (schudt het hoofd) Dat is een heel foute beslissing, dat koppel heeft de medische wetenschap niet aan zijn zijde.

Bill McKibben verweet u ‘Silicon Valley-arrogantie’ .

Griffith: Hij vergist zich. Ik beweer nergens: ‘Als jullie goed luisteren naar wat ik zeg, is het probleem opgelost.’ Misschien heeft Bill mijn boek niet tot het einde gelezen, maar in het laatste hoofdstuk leg ik uit hoe we het nog kunnen verprutsen. Door heel het boek heen hamer ik op de hypocrisie van de milieubeweging. Géén kernenergie, geen fossiele brandstoffen en geen windturbines: dat bestaat niet, tenzij je bereid bent om de westerse samenleving te offeren.

U besteedt in uw boek ook aandacht aan de financiering van die elektrische revolutie. U zegt dat overheden goedkope klimaatleningen moeten uitgeven.

Griffith: Er is meer dan genoeg geld. Je moet het ook anders bekijken. Wie heeft in de twintigste eeuw voor de grootste omwenteling gezorgd in het dagelijks leven van de mensen? Henry Ford, die het T-model uitvond maar om religieuze redenen tegen schulden was, waardoor mensen een half leven moesten sparen voor een Ford? Of was het Alfred Sloan van General Motors, die in 1920 de autolening uitvond, waardoor ook de kleine man een auto kon kopen wanneer hij die het meest nodig had?

Niet Ford, maar Sloan gaf het startschot van de American automobile dream – of nachtmerrie volgens anderen. Het was ook de blauwdruk voor de New Deal van Franklin D. Roosevelt, in de nasleep van de Grote Depressie. Hij richtte Fannie Mae op, en had daarbij goed gekeken naar Sloan. Fannie Mae moest goedkope leningen verschaffen aan de Amerikanen, zodat meer van hen een huis konden kopen. Zo kreeg ook de bouwsector, waar de meeste werklozen waren gevallen, een boost.

Overheden lenen voortdurend goedkoop geld aan zichzelf om infrastructuurwerken uit te voeren. Wat weerhoudt ons ervan om met special financing nog een laag – elektrische auto, zonnepanelen en batterijen – boven op die infrastructuur te leggen? Niet élk land in de wereld heeft genoeg geld, maar het zou kunnen werken voor de EU, Canada, de VS, Australië, sommige Zuid-Amerikaanse en Aziatische landen.

De koolstofvrije toekomst bestáát al. Ze is alleen verkaveld over verschillende landen. Als je het Australische beleid voor zonnepanelen combineert met de Noorse electric vehicle-politiek en de Japanse knowhow over warmtepompen, dan zou ieder Amerikaans huishouden elk jaar 2500 dollar besparen, in Australië is dat zelfs 5500 dollar. Het probleem is dat het discours over de Green New Deal altijd de nadruk legt op de astronomische kosten. En het zal ook duizenden miljarden kosten, maar die geven we nu ook uit, aan onze verslindende levensstijl. Ik vraag geen revolutie, ik vraag niet dat we een ander spel spelen. Maar als we de spelregels niet lichtjes bijstellen, gaat de planeet naar de vaantjes.

Saul Griffith

– 1974 geboren in Sydney

– 2000 afgestudeerd als ingenieur aan de universiteit van Sydney

– Trok nadien naar het MIT, waar hij doctoreerde

– Oprichter van talloze bedrijven, waaronder Otherlabs, Makani Power en Instructables

– 2007 bekroond met de MacArthur Fellowship, een prijs van een half miljoen dollar voor inwoners van de VS die zich buitengewoon verdienstelijk tonen met creatieve werkzaamheden

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content