Minder onzekerheid

© belga
Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

Vanaf 1 januari is 1,75 procent het nieuwe wettelijke minimumrendement op stortingen voor het aanvullend pensioen. Voor een 25-jarige die begint te sparen en zijn hele carrière bij dezelfde werkgever blijft, betekent dat een derde minder gegarandeerd kapitaal.

Meer dan 2 miljoen Belgen bouwen een aanvullend pensioen op via hun werkgever. De werkgever kan het beheer uitbesteden aan een verzekeraar via een groepsverzekering, of aan een bedrijfs- of sectorpensioenfonds. De meeste werkgevers kozen in het verleden voor een groepsverzekering.

Vijf jaar geleden trokken de verzekeringsmaatschappijen voor het eerst aan de alarmbel. Ze waarschuwden dat hun beleggingen niet voldoende opbrachten om het wettelijke minimumrendement te garanderen. Verzekeraars beleggen vooral in obligaties. In 2010 schommelde de rente op tienjarige Belgische overheidsobligaties tussen 3 en 4 procent. Nu is die Belgische lange rente minder dan 1 procent.

De wet op het aanvullend pensioen legt de verantwoordelijkheid voor het minimumrendement van 3,25 procent niet bij de verzekeraars; die garantie rust op de schouders van de werkgevers. De verzekeraars beloven nog ongeveer 1,5 procent rendement op groepsverzekeringen. Er is zelfs een maatschappij die het gewaarborgde rendement heeft verlaagd naar 1 procent. Als werknemers vertrekken of met pen-sioen gaan, en er is niet voldoende rendement gehaald, dan moet de werkgever de tekorten bijpassen.

Stappen zetten

De factuur voor de werkgevers dreigde hoog op te lopen. Daarom vroeg minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine (MR) aan de werkgevers en de vakbonden het wettelijke minimumrendement te herbekijken. Miranda Ulens, de federaal secretaris van ABVV, stelt dat de minister hoe dan ook het rendement had verlaagd als de sociale partners er niet uit waren geraakt. Door het bereikte compromis is er nog een vast minimumrendement en kunnen de werknemers meer rente opstrijken als de rentevoeten weer stijgen.

“De werkgevers wilden absoluut een variabel minimumrendement”, zegt Miranda Ulens. “Wij hebben lang ge-ijverd voor een vast nominaal minimumrendement van 1,25 procent boven op de inflatie. Als je kijkt naar het verleden, zou je op lange termijn nog altijd op een reëel rendement van gemiddeld meer dan 3 procent per jaar komen.”

“Je moet uiteindelijk stappen naar elkaar toe zetten. De werkgevers gingen voor een minimumrendement van 60 procent van de Belgische tienjaarsrente. Uiteindelijk zal het minimum 65 procent bedragen van het gemiddelde van de Belgische tienjaarsrente over de voorbije 24 maanden. Zo vlak je grote schommelingen uit. Bovendien stijgt dat percentage binnen twee jaar naar 75 procent en binnen vier jaar naar 85 procent van de Belgische tienjaarsrente. De Nationale Bank moet daarvoor als toezichthouder wel het licht op groen zetten.”

Ondergrens

De vakbonden hebben een absolute ondergrens van 1,75 procent uit de brand kunnen halen. Daar staat tegenover dat het wettelijke minimumrendement nooit meer dan 3,75 procent kan bedragen. “Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over een overgangsregeling voor het optrekken van de leeftijd waarop het aanvullend pensioen mag worden opgenomen en over een overlijdensdekking voor alle nieuwe slapers. Dat zijn werknemers die vertrekken bij hun werkgever, maar hun reserves laten staan”, voegt Ulens eraan toe.

Partner Content