De dioxinecrisis heeft veel slachtoffers gemaakt, maar er zijn ook winnaars. En die zijn niet allemaal even eerzaam.

Voor Liesbeth Momerency was juni een ijzersterke maand. In haar natuurvoedingswinkel Vita-Form in Lier werden de vaste klanten haast onder de voet gelopen door de vele nieuwkomers: consumenten in dioxinepaniek. Haar omzet verdubbelde. De paniek bleef niet duren en de kassa bleef niet rinkelen, maar ze heeft nu wel meer klanten dan vóór vrijdag 28 mei, de dag dat minister Marcel Colla de kippen en eieren uit de winkelrekken liet halen. Ruim drie maanden na het uitbreken van de crisis verkoopt ze in haar biozaak nog altijd dertig procent meer dan tevoren.

Liesbeth Momerency is een van de ‘winnaars’ van de dioxinecrisis. Want deze crisis kent niet alleen slachtoffers maar ook winnaars en zelfs regelrechte profiteurs. De verliezers schreeuwen hun leed van de daken, hoe harder hoe meer overheidssteun. De winnaars blijven meestal discreet.

“Wij hebben gelijk gekregen, jammer dat het op die negatieve manier moest gebeuren”, zegt Liesbeth Momerency. “Wij begonnen uit idealisme, nu hebben wij een zaak waarvan wij kunnen leven.” De natuur- en biovoeding is een structurele winnaar van de dioxinecrisis. De Lierse winkelierster kan het weten, want zij is ondervoorzitter van Naredi, de vereniging die een vierhonderdtal winkels in Vlaanderen voor natuurvoeding, reform endieet overkoepelt. In België heet dat nog steeds een alternatieve voedingssector. Die van de collega’s met de geitenwollen sokken, smaalt de ‘harde’ handel. De sector staat voor nauwelijks twee of drie procent van de voeding. Maar met het duwtje in de rug door de crisis gaat het snel naar vijf procent en meer, naar het niveau van de buren Nederland en Duitsland.

De groothandel en de producenten kregen de crisis als een geschenk uit de hemel. Een bedrijf als Lima uit Maldegem produceert op volle kracht zijn rijstwafels en biologisch brood. In het hoofdbestuur van de Boerenbond zit een biologisch landbouwer en niemand glimlacht hem nog langer neerbuigend toe, want hij vertegenwoordigt steeds meer geestesgenoten. Hoe serieus de biotrend wel is, mag blijken uit de inspanningen die de warenhuizen zich ervoor getroosten. Delhaize, Colruyt en andere breiden het assortiment in hun rekken gevoelig uit.

Grote warenhuizen behielden in de crisistijd redelijk makkelijk het vertrouwen van hun klanten. Directeur-generaal Chris Moris van Fevia, de federatie van de voedingsnijverheid, komt tot die merkwaardige vaststelling. Delhaize hield tijdens de dioxinecrisis beter stand dan Aldi bijvoorbeeld. Ook dure kwaliteitsmerken wekken bij de consument het vermoeden van voedselveiligheid.

NIET TOT PROFIJT VAN DE VIS

Komt de vishandel als een winnaar uit de crisis? Helemaal niet. Twee weken in juni piekte de visconsumptie – overigens net als de prijzen -, de visserij kon de markt niet volgen. Maar de consumenten keerden snel terug naar hun vertrouwde voedsel en de prijzen zelfs naar het niveau van februari. Dries Vermeesch, secretaris van het Verbond van Vishandelaars in Oostende, ziet zijn leden niet meer verkopen dan vroeger. “Jonge mensen eten weinig vis. Zij hebben of nemen niet de tijd om die klaar te maken”, zegt visman Luc Huysmans van de Vlaamse Dienst voor Agro-Marketing (VLAM). Hij gelooft dat de leeftijd waarop vis, vaak om gezondheidsredenen, op tafel komt, een beetje daalt.

Vis zou zelfs wel eens slachtoffer kunnen worden van de dioxinecrisis. Kabeljauw en soortgenoten bevatten meerdioxine dan de meest besmette Belgische kip ooit naar binnen kreeg; die uit de Finse wateren zijn de kampioenen. Vis krijgt straks wellicht een dioxine-etiket opgeplakt. Hoe erg dit commercieel kan zijn, bleek in de jaren zeventig: de dag zelf dat Test-Aankoop kwik in de vis vond, stortte de markt in. Maar de consument blijft niet lang rancuneus.

Toen Luc Van den Bossche (SP) in de rampzalige nadagen van de vorige regering uit het Vlaams onderwijs werd geplukt om bij Marcel Colla’s Volksgezondheid orde op zaken te stellen, sneerde hij dat de advocaten de grote winnaars van de dioxinecrisis zouden zijn. Hij kent zijn dossiers. Op een bepaald ogenblik was er geen enkel Brussels advocatenbureau met naam dat niét met de dioxinecrisis bezig was. Beroepsorganisaties en bedrijven lieten juristen natrekken of de overheid aansprakelijk was voor hun geleden schade. Anderen, vetsmelter Verkest voorop, namen een advocaat in de arm om zich te wapenen tegen mogelijk strafrechtelijk onheil. Sommige advocatenkantoren kwamen in een belangenconflict en moesten cliënten weigeren omdat zij voor de overheid dioxinereglementering uitwerkten.

Meester Didier Putzeys genoot van de glorie: in opdracht van de zuivelindustrie dwong hij via een kort geding met dwangsommen Jean-Luc Dehaene zelf op de knieën. Het grote advies- en troostwerk van de advocatenkantoren is voorbij, de honoraria zijn geïnd. Naar verluidt zijn slechts een tachtigtal dossiers van bedrijven bij een rechtbank ingediend. Maar ongetwijfeld zullen nog veel meer zaken voor de rechter uitgevochten moeten worden.

Meer dienstverlenende vrije beroepen behoren ook tot het winnerskamp van de dioxinecrisis. Accountants en bedrijfsrevisoren krijgen extra goedbetaalde klussen: zij meten het omzetverlies dat bedrijven door de crisis hebben geleden. In het Brusselse heet het auditbureau Price & Waterhouse een dioxinespecialist te zijn. Boekhouders werken vele uren voor voederbedrijven en boeren. Redden wat er te redden valt, nu blijkt dat facturen en aangiften allesbehalve de werkelijkheid weergeven.

Maken de banken dioxinewinst? Wie zal het zeggen. Het is mogelijk dat sommige banken een verlies lijden wanneer klanten ten gevolge van de crisis op de fles gaan. Fortis Bank houdt rekening met hooguit vijftig miljoen frank schade, de Groep Landbouwkrediet, specialist in de getroffen sector, vindt maatregelen onnodig. Anderzijds verlenen de banken in naam van de overheid voor 25 miljard frank goedkope kredieten aan de getroffenen. Voor de gezamenlijke banken geen exorbitant hoog bedrag. Bovendien werken zij tegen kostprijs – bij wijze van solidariteit, afgedwongen door de overheid die de helft van het risico draagt. De banken, die niet de gewoonte hebben liefdadigheid met zaken te verwarren, schrijven ongetwijfeld enige winst in hun boeken. De overgangskredieten verkleinen evenwel vooral het risico dat klanten samen met hun bankschulden verloren gaan.

KADAVERS ALS BRANDSTOF

De overheid heeft al 854 miljoen frank uitgegeven voor operationele kosten: analyses, transport en opruiming. Het wordt natuurlijk nog veel meer. Eind juni al was de vernietiging van 6,3 miljoen dioxinekippen afgerond, 1,8 miljoen kippen van verdachte bedrijven en 4,5 miljoen die te dik en niet meer verkoopbaar waren. De opruiming van goed 200.000 varkens is nagenoeg voltooid. Deze week start de vernietiging van zo’n 130.000 ton ‘dioxineverdacht’ vlees.

Wat voor de overheid een uitgavepost is, betekent voor Rendac in Denderleeuw een omzetstijging. Dat vilbeluik is een privé-onderneming in Nederlandse handen en beschikt in België over een monopolie. De dioxinecrisis is voor Rendac een zegen, voorlopig ten bedrage van 600 miljoen frank. In het voorjaar liep het bedrijf de officiële instanties af om de ophaalprijs voor de kadavers te mogen verhogen. Het klaagde erover op het faillissement af te stevenen.

Zeven dagen per week, dag en nacht, ontwatert Rendac de kadavers en het verdachte vlees en herleidt ze tot vet en meel. Dat gaat naar de verbrandingsoven van Indaver in Antwerpen, die het volume niet aankan en nogal duur stookt. Daarom vorderde minister van Landbouw Jaak Gabriëls de vijf Waalse cementmolens op. Daarmee zijn Ciments d’Obourg en de andere onverwachte winnaars in de crisis. Die operatie is niet zo merkwaardig. Al vijftien jaar gebruiken de cementovens bijproducten en afval als brandstof. Nu krijgen ze 40.000 ton vetten en meel gratis, ze sparen dure steenkool uit en worden nog door Rendac betaald ook. Jean-Pierre Jacobs van de federatie van de cementindustrie bekent dat het om een interessante operatie gaat. Volgens hem bewijst de cementindustrie een blijvende rol te kunnen spelen in het afvalstoffenbeleid.

Zowat alle labs in België zijn ingeschakeld in de bestrijding van de dioxinecrisis. Zij zullen zich 1999 later herinneren als het jaar van de grote omzet. Totnogtoe hebben zij 10.000 tot 15.000 analyses uitgevoerd die hebben geleid tot de vrijmaking van verdachte bedrijven en de toekenning van exportcertificaten. Het totaal aantal onderzoeken gaat naar de 30.000. Een PCB-onderzoek kostte bij het begin van de crisis zo’n 4000 frank, de prijs is nu al gestegen tot 7000 frank. Een dioxineonderzoek schommelt tussen 40.000 en 50.000 frank.

Volgens voorzitter Guido Boone van de orde van de dierenartsen kunnen zijn leden niet aan winnaarszijde worden bijgeschreven. De dierenartsen hebben natuurlijk veel werk met de monsternemingen bij de dieren, de analyses en het uitschrijven van de certificaten. De overheid betaalt daar geen fortuinen voor. Tegelijkertijd verhandelen de veeboeren minder dieren, zodat de veeartsen werk verliezen aan bloedonderzoek en TBC-spuiten. Bij Boone zelf lag in juli dat soort activiteit 30 tot 40 procent lager dan in dezelfde maand van verleden jaar. Het is vanzelfsprekend dat dit omzetverlies wordt goedgemaakt, runderen gaan niet met pensioen.

De melkerijen, waarvan de meeste coöperaties zijn, verkondigden met veel tamtam dat zij de melkveeboeren de afzetzekerheid waarborgen. De boeren bleven slechts een paar dagen met hun melk zitten en daarna schoot de industrie weer in actie, zo nodig met gescheiden ophalingen. Maar rekening houdend met hun eventueel toekomstig verlies, verlaagden de melkerijen de prijs voor de boer met 2 tot 2,5 frank per liter. Socialistisch kamerlid Dirk Van Der Maelen becijferde dat zij daarmee een 600 miljoen frank wonnen, wat de melkerijen heftig ontkennen. Maar volgens het officiële Landbouw Economisch Instituut (LEI) verloren de melkboeren van juli tot september 748 miljoen frank inkomsten.

SMOKKELRITTEN

Geld verdwijnt nooit, wat de ene verliest wint de ander. De melkindustrie kon de exportmarkten niet meer bereiken. Maar de veertig procent van de melkproductie die op de binnenlandse markt wordt verkocht daalde niet in prijs, ondanks het feit dat de grondstof melk twintig procent goedkoper was geworden. De overtollige melk verwerkten de bedrijven tot poeder, een product dat weinig winst genereert. Het is een Europese eigenaardigheid dat juist daaraan subsidies kleven.

Meer dan ooit is nu duidelijk dat er haast geen relatie meer bestaat tussen de prijs voor de producent en die voor de consument. Terwijl de boeren hun kippen, eieren, varkens en runderen tegen noodprijzen van de hand deden, gaf de index van de consumptieprijzen helemaal geen daling van de voedselprijzen aan. Tussen de boerderij en de winkel opereren een aantal tussenpersonen die zelf het prijsvoordeel incasseren, in contanten.

De veevoederhandelaars die de landbouw met het dioxinevet van Fogras en Verkest hebben besmet, zijn nu zelf besmet. Zij zetten hun activiteiten voort onder de naam integrator – het klinkt als een scheldwoord. Het zal Danis, De Brabander en anderen een zorg wezen. Dankzij de crisis kregen zij nog meer varkens- en kippenboeren in hun greep. Het water kwam veel familiale boeren tot de lippen, zij konden kiezen tussen het faillissement of de overname. De betalingsachterstand van de boer bij het voederbedrijf bedroeg eind juli zowat de waarde van zijn veestapel. De integrator integreert, steeds meer boeren zijn loonwerker in dienst van de industrie.

Ook aan de zelfstandige kippen- en varkensboeren hadden de veevoederhandelaars deze zomer een vette kluif. In de geblokkeerde en dus overvolle stallen aten de dieren zware facturen bijeen.

Boeren laten het achterste van hun tong niet zien. Maar zowel hun organisaties als de ministeriële kabinetten fluisteren dat sommige van hen in de besmette periode toch handel dreven. Dat hoeft niet eens verwondering te wekken, het gebeurde ook tijdens de varkenspest. Bovendien is nu gebleken dat vele dieren niet eens zijn geregistreerd.

Veehandelaars hielpen de boeren met overvolle stallen graag van hun dieren af. Zij kochten levende varkens tegen een crisisprijs van achttien frank per kilogram en konden hun vracht moeiteloos kwijtraken in Nederland of Duitsland tegen 40 frank per kilogram. Bij nacht en ontij veranderen vrachtwagens met tweehonderd tot driehonderd varkens van nationaliteit. Per smokkelrit levert dat snel een winst van een half miljoen frank op. Van runderen zijn dergelijke vluchtroutes niet bekend, maar landbouwdeskundigen kunnen zich niet indenken dat het in het maffia-achtige wereldje van de veehandelaars niet zou gebeuren.

Dat de dioxinecrisis winnaars en verliezers kent, kan de politieke wereld niet ontkennen. Op 13 juni al hebben Guy Verhofstadt en de liberale en groene partijen hun winst genomen.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content