‘WIJ ZIJN GEEN EXTREMISTEN’

BAKO SAHAKYAN (M.) 'Een oplossing hangt niet alleen van ons af. De andere kant moet ook mee willen.' © RUSSELL POLLARD/CORBIS

In de Kaukasus staan Armenië en Azerbeidzjan met getrokken messen tegenover elkaar om Nagorno-Karabach. De president van dat would-be republiekje was onlangs nog in Brussel. ‘We hopen dat Europa ons niet vergeet.’

In 2006 was Karel De Gucht als Belgisch minister van Buitenlandse Zaken ook een jaar voorzitter van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Hij maakte zich toen sterk dat hij een doorbraak kon forceren in een conflict dat dan al vijftien jaar muurvast zat: de botsing tussen Armenië en Azerbeidzjan in de zuidelijke Kaukasus over de enclave Nagorno-Karabach. Maar zoals alle bemiddelaars voor en na hem botste ook De Gucht op de eeuwenoude muur van wantrouwen in de regio en op de onwil van de partijen om ook echt uit hun loopgraaf te komen. Nagorno-Karabach blijft tot op vandaag een van de zogenaamde frozen conflicts in de rand van de voormalige Sovjet-Unie. Denk ook aan Abchazië en Zuid-Ossetië in Georgië en Transnistrië in Moldavië.

Nagorno-Karabach is een Armeense enclave in Azerbeidzjan, die in de tijd van de Sovjet-Unie in die Sovjetrepubliek een autonoom statuut had. Toen de Sovjet-Unie uiteenbrokkelde en de ene na de andere Sovjetrepubliek zijn onafhankelijkheid uitriep, liet ook Nagorno-Karabach weten dat het voortaan op eigen benen zou staan. Het riep zijn onafhankelijkheid uit, niet van de Sovjet-Unie maar van de voormalige Sovjetrepubliek Azerbeidzjan, die zelf pas onafhankelijk was geworden. Eigenlijk wilde de enclave aansluiten bij Armenië, maar dat hadden zowel toenmalig Sovjetleider Mikhaïl Gorbatsjov als de toenmalige Sovjetrepubliek Azerbeidzjan twee jaar daarvoor resoluut afgewezen. De Armeense bevolking van Nagorno-Karabach voelde zich slecht behandeld door de Azerbeidzjaanse leiders – de Azerbeidzjanen zijn moslims en ze hebben een lange geschiedenis van conflict met de christelijke Armeniërs, met wie ze een deel van de zuidelijke Kaukasus delen.

Bovendien zijn de Azerbeidzjanen verwant aan de Turken. Armenië houdt vol dat de regering van de Ottomaanse sultan bijna honderd jaar geleden in volle Eerste Wereldoorlog de opdracht gaf om alle Armeniërs te vermoorden. Ze werden ervan verdacht dat ze spionnen waren van Rusland, waarmee het Ottomaanse rijk in oorlog was. Dat was een genocide, zeggen de Armeniërs. Nee, zeggen de Turken nog altijd. Ze erkennen dat er veel Armeniërs om het leven kwamen. Maar dat heeft, volgens de opvolgers van de Ottomanen, meer met de oorlog te maken dan met de bedoeling om een heel volk uit te moorden. Het resultaat blijft dat de grenzen van Armenië met twee van zijn vier buurlanden gesloten zijn en dat de spanning er nooit van de lucht is.

De onafhankelijkheidsverklaring van Nagorno-Karabach zorgde in dat klimaat bijna vanzelfsprekend voor nieuwe botsingen en schermutselingen tussen Armeniërs en Azerbeidzjanen, waarna Armeense troepen de enclave veroverden en een corridor schoonveegden die Nagorno-Karabach sindsdien met Armenië verbindt. Die is nodig, zeggen de Armeniërs, voor de veiligheid van de Armeense bevolking in Azerbeidzjan. Dat land speelde zo een substantieel deel van zijn grondgebied kwijt, en dat accepteert het niet. De partijen groeven zich in en het resultaat is een wankel evenwicht dat al sinds 1991 op een oplossing wacht. Er is een staakt-het-vuren van kracht, maar dat belet niet dat er aan de bevroren frontlijn nog regelmatig over en weer wordt geschoten. De onafhankelijkheid van de republiek Artsach, zoals Nagorno-Karabach nu naar de historische naam van de regio wordt genoemd, wordt alsnog door geen enkel ander land erkend. Ook niet door Armenië. Als dat land dat zou doen, zou het de voorwaarden van het staakt-het-vuren schenden.

De kant van Poetin

De president van de republiek Artsach was vorige week een paar dagen in Brussel op uitnodiging van de actieve Armeense diaspora in België en West-Europa. Bako Sahakyan, een voormalige veiligheidschef van Nagorno-Karabach, peilde bij die diaspora en in het Europese hoofdkwartier naar economische en politieke steun. Tijdens een gesprek in de Europese wijk in Brussel betoogde hij dat zijn niet-erkende landje er alles aan doet om bij te dragen tot meer stabiliteit in de regio. ‘Wij zijn geen extremisten’, zei hij, ‘en ook geen terroristen. Het klopt dat Artsach in een conflictgebied ligt, daaraan kunnen we niks veranderen. Maar we doen wat we kunnen om voor rust te zorgen en dat kunnen alle internationale waarnemers bevestigen.’

Wanneer het conflict uit de ijskast komt, weet Sahakyan niet. ‘Iedereen doet zijn best om een duurzame oplossing te vinden. Zeker ook wij. Wij zijn per slot van rekening de eerste belanghebbende partij. Het gaat om onze mensen, om onze toekomst. Maar een oplossing hangt niet alleen van ons af. De andere kant moet ook mee willen.’

Ondertussen meldt de president trots dat zijn republiek Artsach – 12.000 vierkante kilometer groot en niet meer dan 150.000 inwoners – de voorbije jaren altijd een economische groei met tien procent en meer van het bruto binnenlands product liet optekenen. Hij beloofde ook hervormingen, die het investeerders gemakkelijker moeten maken om in het land te werken. ‘Buitenlandse investeerders kunnen hun ding doen. Er zijn mij geen projecten bekend van investeerders die zijn mislukt.’

Een onverwacht en bijkomend probleem is dat Armenië een paar weken geleden liet weten dat het zou aansluiten bij de douane-unie van Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan. Die vormt de aanzet tot de Euraziatische Unie, die de Russische president Vladimir Poetin met voormalige Sovjetrepublieken wil opbouwen als een soort alternatieve Europese Unie. Dat nieuws zorgde in Brussel voor een pijnlijke verrassing. Daar lag immers een breed associatie- en vrijhandelsakkoord met Armenië klaar om te worden ondertekend. De twee – een deal met Moskou én met Brussel – gaan niet samen. Brussel kan alleen veronderstellen dat de Armeense regering in Jerevan moeilijk de druk van Poetin kon weerstaan: door zijn bijzondere ligging kan Armenië niet zonder de politieke en militaire steun van Moskou. Poetin probeert om ook Oekraïne en Georgië over de streep te trekken, maar die zijn alsnog niet geneigd om snel in zijn project mee te stappen.

Bako Sahakyan krijgt de vraag tegenwoordig meer: wat betekent de Armeense beslissing om de lokroep van Moskou te volgen voor zijn eigen republiek? ‘Armenië bevindt zich al twintig jaar in een onmogelijke situatie,’ sust hij. ‘Het moet aan zijn eigen mensen denken en aan hun sociale en economische toekomst. De beslissing om Poetin te volgen, moet daarom vanuit een economisch oogpunt worden bekeken. Er moeten geen politieke conclusies uit worden getrokken. En wat Europa betreft: de Unie speelt een positieve rol in de internationale politiek. Ze heeft al zoveel mensen en volkeren geholpen. We hopen dat ze ons niet vergeet.’

De bevoegde Europese commissaris, de Tsjech Stefan Füle, kan voor bijkomende informatie altijd bij collega Karel De Gucht terecht. Dat is alvast een geruststelling.

DOOR HUBERT VAN HUMBEECK

Door zijn bijzondere ligging kan Armenië niet zonder de politieke en militaire steun van Moskou.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content