Julia Franck kreeg voor haar laatste roman, De middagvrouw, de Deutsche Buchpreis. Zonder twijfel terecht: zonder grote woorden of moraliseren wordt hier een klein, schrijnend verhaal van verstoting groots verteld.

‘Op de vensterbank stond een meeuw’, zo begint De middagvrouw. Op de een of andere manier passen vogels ook goed bij dit aangrijpende verhaal – niet voor niets duiken ze ook tussen begin en slot nog op als motief – van een vrouw die weg wilde, wég, en het jongetje dat ze achterliet. Waarmee overigens niet gezegd wil zijn dat Julia Franck ‘uit de hoogte’ schrijft. Het tegendeel is veeleer het geval: dit is, behalve wat het allemaal nog meer is, een zintuiglijk en beslist niet zweverig boek.

En dramatisch is het dus ook. In de proloog bijvoorbeeld krijg je in nog geen twintig bladzijden al het nodige voor je kiezen: het is begin september 1945, en de kleine Peter, zeven, woont met zijn moeder Helene ergens in een flat in Stettin – zijn vader heeft hen laten zitten, maar dat houdt zij voor hem verborgen. Al een paar maanden is de stad in handen van het Rode Leger. Men zal zich herinneren wat dat voor de vrouwelijke bevolking in de op de nazi’s veroverde gebieden betekende. Ook Helene Würsig heeft het aan den lijve ervaren. Daarom dat ze, als er dan eindelijk een trein naar het Westen rijdt, zichzelf en haar zoontje daar gewoonweg in naar binnen vécht. Weg van hier.

In het station van het volgende stadje, vijftig kilometer verderop, zet zij Peter op een bank op het perron en zegt hem op de koffer te passen en op haar te wachten, zij zal proberen kaartjes richting Berlijn te pakken te krijgen. Het jongetje wacht en wacht. Vergeefs. Ze komt niet terug. En dan niet omdat haar iets is overkomen. Ze laat het kind gewoon in de steek.

Hoe kán ze?

Daar gaat de rest van het boek dus over, en dat neemt ons na de proloog meteen nog dertig jaar verder mee terug in het verleden, naar Helenes kindertijd. Zij groeide op in de stad Bautzen als jongste dochter in een gezin waar alle zonen bij de geboorte stierven; haar zus Martha is negen jaar ouder. Haar moeder Selma is er nooit meer overheen gekomen – Helene had een jongetje moeten zijn voor haar moeder, die geestelijk geknakt is en steeds verder in de waan wegdrijft.

Het zal een repeterende breuk in Helenes leven blijken te zijn: afwijzing. Selma zelf heeft daar ook mee af te rekenen, maar dan weer op een andere manier: zij is immers Joods, en hoe voorkomend en zelfs behaagziek de burgers van Bautzen tegen Helenes vader doen, die een gerespecteerd drukker-uitgever is, zo bot negeren ze zijn vrouw, als hij er zelf niet bij is. Op haar beurt wijst Selma haar man, die haar verafgoodt, af als die zwaargewond uit de Eerste Wereldoorlog terugkeert – ze is ondertussen te ver heen. Zijn dochters, en dan vooral Helene, mogen papa en zijn rottende beenstomp verzorgen. Na zijn dood laten zij Selma achter bij de hulp in de huishouding en gaan zelf bij een tante in Berlijn wonen.

Aan de reidans der repulsie lijkt een einde te kunnen komen als Helene kennismaakt met de student Carl Wertheimer. Langzaam maar zeker ontwikkelt zich een oprechte liefde, maar er bestaat ook nog zoiets als hemeltergende, domme, dodelijke ongelukken. Met de nazi Wilhelm die zich daarna haar leven binnenwerkt (en haar, de half-Joodse, een nieuwe, ‘zuivere’ identiteit bezorgt: voortaan is ze altijd al Alice Schulz geweest) wordt het niks. Hun zoon Peter zal er de rekening voor gepresenteerd krijgen (ook wel, wat Helene betreft, omdat hij nu juist geen meisje is, want dat krijg je dan). Maar ook hij krijgt zijn wraak, als Helene hem een jaar of tien later, hij is ondertussen opgegroeid bij een oom, toch nog eens wil zien. Want afwijzing lokt afwijzing uit.

Dit is zo’n beetje de verhaallijn. Maar De middagvrouw is meer dan deze plot, meer dan een optelsom van oorzaak en gevolg. Der Spiegel oordeelde over vorig werk: ‘Julia Franck vertelt geconcentreerd, maar dringt zich niet op. Haar taal is kristalhelder, haar inlevingsvermogen fijngevoelig – maar haar mensen blijven raadselachtig en diep als een bron waarvan je de bodem slechts kunt vermoeden. Dat is grote kunst en tegelijk ongekunsteld.’ Zo is het precies.

JULIA FRANCK, DE MIDDAGVROUW, UIT HET DUITS VERTAALD DOOR GOVERDIEN HAUTH-GRUBBEN, WERELDBIBLIOTHEEK, AMSTERDAM, 383 blz., 19,50 EURO.

DOOR herman jacobs

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content