‘Het geld domineerde de voorbije jaren de wereld, en we zien wat ervan gekomen is: de kredietcrisis maakt overal slachtoffers’, zegt bisschop Aloys Jousten, die binnen het Belgische episcopaat de economiespecialist is. Hij pleit voor een internationaal strafhof tegen economische misdaden.

Met de kredietcrisis werd het duidelijk: de waarden in onze huidige samenleving staan op hun kop’, meent Aloys Jousten, bisschop van Luik. ‘Geld beheerste de wereld, het algemeen welzijn werd volledig uit het oog verloren.’ Bisschop Jousten is de ‘referendaris’ als het over sociaaleconomische thema’s gaat. De bisschoppenconferentie van België heeft zich namelijk in een aantal commissies opgesplitst. ‘Je zou kunnen zeggen dat elke bisschop zijn specialiteit heeft’, lacht Jousten. Hij is voorzitter van de commissie Gaudium et Spes, genoemd naar een document van het tweede Vaticaans concilie over de kerk in de wereld van vandaag. In de commissie hebben enkele professoren van de universiteiten van Leuven, Louvain-la-Neuve en Luik en de bisschop van Gent, Luc Van Looy, zitting. Vier keer per jaar komen ze samen. En ja, ‘de financieel-economische crisis die de hele wereld nu treft, is vanzelfsprekend een thema waar wij ons over buigen’, zegt bisschop Jousten in zijn bureau, dat alles heeft van een kloostercel: een gewijde geur, een serene soberheid, en de gangen van het bisschoppelijk paleis zijn breder dan zijn kamer lang is.

Monseigneur, wat dacht u toen u voor het eerst over de kredietcrisis hoorde en Amerikaanse banken in de problemen kwamen?

ALOYS JOUSTEN: Toen ik dat zag gebeuren, en vooral toen de zakenbank Lehman Brothers in september failliet ging, wist ik zeker dat het ook bij ons grote gevolgen zou hebben. In het begin van de kredietcrisis zeiden nogal wat mensen sussend dat het allemaal zo erg niet was. Maar mijn neef Alain Jousten, die professor economie aan de universiteit van Luik is en voor het Internationaal Monetair Fonds (IMF) werkte, heeft me altijd gewaarschuwd: die kredietcrisis zal niet zomaar aan ons voorbijgaan.

Was u verbaasd dat ons financiële systeem plots dreigde in te storten?

JOUSTEN: Ik heb me afgevraagd: hoe kán dat?

En?

JOUSTEN: Volgens mij illustreert de kredietcrisis het feit dat geld een doel op zich is geworden. Geld moet geen leidende maar een dienende rol spelen. Geld, kapitaal, de financiële wereld moeten ten dienste staan van de economie. Met geld moeten mensen en bedrijven kunnen investeren in de economie. En de economie, de bedrijven en ondernemers moeten op hun beurt ten dienste staan van de maatschappij, van het algemeen welzijn. Het is de verantwoordelijkheid van de regering, de politici als verkozenen des volks, dat dit algemeen welzijn verwezenlijkt wordt.

En dat was de voorbije jaren niet het geval?

JOUSTEN: Nee, integendeel. Geld moest vooral meer geld opbrengen. De economie moest zich daarnaar schikken, en politici mochten zich niet te veel met die economie en zeker niet met de financiële wereld bemoeien. De overtuiging heerste dat het bestuur van de wereld uitsluitend moest worden overgelaten aan de wetten van de vrije markt. Zo zou uiteindelijk iedereen rijker worden. Maar nu zitten we in de ergste financieel-economische crisis sinds de jaren dertig.

Tijdens de kredietcrisis bleken er plots rommelkredieten te bestaan, die verspreid waren over de hele wereld, met gigantische verliezen tot gevolg.

JOUSTEN: Er zijn twee parallelle werelden ontstaan. Je hebt de reële wereld van de economie, met echte bedrijven waar iets geproduceerd wordt. En daarnaast kwam er wat ik zou noemen een virtuele wereld, waar met geld gespeeld werd. Het was een wereld die alleen op papier bestond, leningen werden bijvoorbeeld verknipt en herverpakt tot nieuwe leningen, de zogenaamde rommelkredieten, en dan verder verkocht. Die virtuele wereld is belangrijker geworden dan de echte wereld. En dat is natuurlijk niet houdbaar, met de kredietcrisis tot gevolg.

Ik zal even teruggaan naar mijn jeugd. Ik kom uit een boerenfamilie. Mijn ouders moesten net zoals veel andere landbouwers en arbeiders werken om geld te verdienen. Maar toen waren er ook al enkele mensen die geld verdienden zonder te werken: ze hadden geld, investeerden het en verdienden zo meer geld. Dat is de wereld van de aandeelhouders. En weet je wat de voorbije jaren is gebeurd? Men heeft van ons allemaal aandeelhouders gemaakt. We zijn allemaal kapitalisten geworden.

Waarom?

JOUSTEN: Ik heb het zelf meegemaakt. Ik had op een spaarboekje een beetje geld staan, en op een dag kreeg ik een telefoontje van de bank. Of ik niet eens kon langskomen. Ik ernaartoe. En wat zegt de bankbediende tegen mij? ‘Op een spaarboekje brengt uw geld niets meer op, maar wij hebben mooie financiële producten, wij hebben goede fondsen en die brengen meer geld op.’

En, monseigneur, hebt u uw spaargeld in zo’n fonds gestopt?

JOUSTEN: Zoals iedereen. Men heeft ons allemaal iets wijsgemaakt. We hebben allemaal van de bank een aanbod gekregen om financiële producten te kopen waarmee we geld konden verdienen zonder te werken. En geld is altijd interessant, nietwaar?

Geld bekoort, het verleidt ons tot zonde?

JOUSTEN: Geld is zeker een bekoring, en met de kredietcrisis hebben we gezien waartoe dat leidt.

Wat denkt u wanneer u hoort dat topmanagers of bankiers miljoenen per jaar verdienen en bij ontslag nog een mooie vergoeding krijgen?

JOUSTEN: Als er over de hele wereld zeer hoge bedragen betaald worden, is het begrijpelijk dat dit bij ons ook gebeurd. Maar kun je zo’n beloningssysteem wel rechtvaardigen? Sommigen zeggen dat we anders geen goede managers zouden hebben. Wat is dat nu voor een argument? Werk je alleen maar goed omdat je veel geld krijgt? Nee toch? Anderen zeggen: ‘Zo’n manager draagt grote verantwoordelijkheden.’ Dat is zo, en ik verdien als bisschop ook meer dan een pastoor. Maar die loonkloof tussen managers en werknemers is tegenwoordig veel te groot. Dat is niet redelijk en niet rechtvaardig.

Moeten de bankiers die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan en verspreiden van de kredietcrisis boete doen?

JOUSTEN: Men zal die mensen niet voor een rechtbank brengen. Op basis waarvan kun je hen veroordelen? Er bestaan daar geen wetten voor. Ik hoop dat er nu eindelijk meer regels komen. En zoals er in Den Haag een internationaal strafhof bestaat voor misdaden tegen de menselijkheid, zo moet er een internationaal tribunaal opgericht worden tegen economische misdaden. De bankiers hebben in elk geval niet rechtvaardig gehandeld. Ze hebben onvoldoende de risico’s van hun bank gecontroleerd en ze hebben hun klanten, die vol vertrouwen naar hen luisterden, een veel te groot risico laten lopen. De bankiers hebben die mensen gelokt met mooie beloften die ze niet konden waarmaken. De verantwoordelijke bankiers zullen dan wel niet voor een rechtbank verschijnen, maar het geweten van de mensheid zal toch oordelen dat hun gedrag niet kan en niet mag.

Is het kapitalisme verwerpelijk?

JOUSTEN: Het is zeker verwerpelijk als je kapitalisme omschrijft als economische vrijheid zonder stevig juridisch kader. Kapitalisme is zeker verwerpelijk als het een economisch systeem is waarin geld het hoogste goed is. Ik denk dat we dat nu ondervinden met de puinhoop die de kredietcrisis veroorzaakt. Wat we gezien hebben kan toch niet de zin van maatschappelijk leven zijn? We moeten toch lessen trekken uit de kredietcrisis?

Welke precies?

JOUSTEN: Ten eerste op maatschappelijk vlak: wat moet op de eerste plaats komen? Zeker niet het geld, maar wel zoals gezegd het algemeen welzijn. En ik benadruk: de politici moeten ervoor zorgen dat alles ten dienste staat van dat algemeen welzijn. En ten tweede moeten we er op persoonlijk vlak lessen uit trekken. We moeten ons afvragen wat de plaats is van geld in ons leven.

Wat zou die moeten zijn?

JOUSTEN: In het evangelie staat het verhaal van de arme weduwe. Jezus zit bij een offerkist, en de rijken gooien er veel geld in. Dan komt een arme weduwe langs en ze gooit er twee muntjes in. Jezus roept zijn leerlingen bij zich en zegt: ‘Ik verzeker jullie, die arme weduwe gooide meer in de offerkist dan alle anderen. Want allen gooiden er iets in van hun overvloed, maar zij gooide er alles in wat ze had, haar hele levensonderhoud.’ Natuurlijk kan niet iedereen alles weggeven, maar de vraag is: beheers ik het geld, of word ik door het geld beheerst? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat geld bijdraagt tot de groei van ons mens-zijn? Zo komen we bij de fundamentele vraag: wat is het mens-zijn eigenlijk? Wat is de zin van het leven?

Zegt u het maar.

JOUSTEN: Je kunt die vraag weer opsplitsen. Wat is de zin van het maatschappelijke leven, en wat is de zin van het persoonlijke leven? Wanneer kunnen we een land, een werelddeel of zelfs de wereld als ‘goed’ bestempelen? Toch maar als de meeste mensen – en liefst álle mensen – er menselijk kunnen leven. En op persoonlijk vlak komt het eropaan dat je weet in welke richting je je leven moet sturen op domeinen als bezit, geld enzovoort. We mogen ons niet laten domineren door geld en bezit.

De huidige crisis roept op tot bezinning?

JOUSTEN: Ja. Misschien moeten we nu kiezen voor meer soberheid. We kunnen echt met minder. We zullen ook wel met minder móéten leren leven vanuit ecologisch oogpunt. We zullen meer eerbied moeten krijgen voor de schepping.

Vreest u niet dat het geld uiteindelijk toch zal overwinnen?

JOUSTEN: Er bestaat zeker een grote bekoring voor het geld, en die bekoring blijft altijd bestaan, ook na de financieel-economische crisis. Geld zal de mensen altijd aanspreken omdat we mensen zijn. Het geld zal altijd proberen de bovenhand te halen, zoals onkruid in de tuin. Toch moeten wij nadenken of we geen slaven zijn van ons welvaartsmodel. Ik hoop dat we wijzer worden door de huidige financieel-economische crisis, en dat velen zullen zeggen: geld moet opnieuw de dienaar van de mens zijn, en niet zijn meester. Laat staan zijn god.

DOOR EWALD PIRONET/FOTO’S FILIP NAUDTS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content