Met ‘Trance Atlantico’ heeft Herman Portocarero een boek afgeleverd vol geuren, kleuren en muziek.

‘Je kunt misschien veel makkelijker communiceren via muziek, via ritmes, klanken of kleuren, dan via het woord. Als schrijver voel ik vaak de beperking. Ik mis de vloeibaarheid, de kneedbaarheid, die je met muziek of visuele dingen hebt. Want ik ben heel visueel en ook heel muzikaal. De taal is altijd hard. Een woord is een gestolde entiteit. Er zitten vaak een heleboel lagen onder, maar niettemin accepteer je, als je het woord gebruikt, dat het iets zeer hards is. Dat stoort mij nogal eens. Ik zou veel liever een goede muzikant zijn dan een goede schrijver.’

Dat zei Herman Portocarero in 1990 in een radio-interview. In 2001 bewijst hij een uitstekend muzikant te zijn. Hij heeft een boek geschreven met het ritme van een superieure popsong, die invloeden van internationale muziekstijlen vertoont en over onderwerpen gaat die niet aan tijd gebonden zijn. Zo’n song kan niet te lang zijn. Niet meer dan 181 bladzijden. Gevuld met geur, kleur, spanning, spiritualiteit, sensualiteit, exotisme, religie, en de duistere kanten van mens en samenleving.

‘Het is voor een schrijver een soort professionele uitdaging om een intrige in een boek te kunnen verwerken. Je zit met een bepaalde verplichting van coherentie, waarbij alle elementen die je uitstalt op pagina één ook op pagina honderd-en-zoveel terecht moeten komen. Dat maakt het schrijven interessanter, omdat het je creativiteit uitdaagt.’ Uitdaging aangenomen, missie geslaagd. De cover van Trance Atlantico dekt de explosieve lading. Die is immers gedeeltelijk uitgevoerd in de blauwe kleur van Amerikaanse auto’s uit de jaren vijftig en zestig. Zoals ze, rijdend, bijna alleen nog op Cuba te zien zijn. Twee gekleurde vrouwen, sexy gekleed – het gezicht van de ene half achter een hek verborgen -, zijn gevangen in het beeld van een fotograaf. Aan de auteur de taak om hen vrij te laten of hen tenonder te laten gaan. En misschien sluit het laatste het eerste niet uit.

Dat klinkt mysterieus, maar in Trance Atlantico komen wel meer zaken aan de orde, die niet door de rede te verklaren zijn. Heden en verleden, droom en daad, liefde en wraak komen uiteindelijk bij elkaar, dat wel, maar nergens wordt verklaard hoe je een kaars onder water brandende houdt. Terwijl daar wel sprake van is. Degene die ons het geheim zou kunnen onthullen, is de Cubaan Ochoa. ‘De enige persoon in Havana die dergelijke vragen kan beantwoorden. Hij heeft een gave: hij is in Afrika geweest. En hij is ook een man met een verhaal, zoals iedereen die een arm mist dat wel móét zijn.’ De hoofdpersoon, wiens leven dat van velen zal beïnvloeden en sturen, is een eenarmige taxichauffeur, die als leermeester anderen initieert in de santeria. Dat is een Afro-Cubaanse religie: lachend, dreigend, sensueel, met aloude riten en goden, lang geleden ingevoerd door Afrikaanse slaven. De ziel van Cuba is er blijvend door beroerd.

DREIGENDE FETISJ

Cuba, Congo, België. Het verhaal ketst in korte tot zeer korte hoofdstukken – met titels als uit een jongensboek, een heel lichte roman of van een journalistiek verslag – heen en weer tussen onlosmakelijk met elkaar verbonden plaatsen en gebeurtenissen. De sleutelrol is weggelegd voor een dreigende fetisj: ‘een houten beeld geheel bekleed met schroot en nagels, met een schreeuwende mond, uitpuilende ogen en een machete in de aanslag. Het weert gevaar en bewaakt een plaats waar geluk heerst’. Het geluk ging voor Ochoa verloren in Congo, 1965, waar ook Che Guevara en zijn soldaten voor ‘een nobele en verloren zaak’ streden.

Reyna, een prachtige jonge vrouw – ‘Chinese ogen, Afrikaanse lippen: ze is zo Cubaans als Cuba, een kind van ’s werelds kruispunten, de ultieme mulata’ en haar vriend Noël, een leerling van Ochoa. Martin, nachtwaker van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren en zijn vriend Roger, eigenaar van een winkeltje met twijfelachtig Afrikaans antiek. Of professor Monte van de faculteit Etnologie aan de universiteit van Havana, die zich wanhopig aan het marxisme vastklampt. En dan zijn er ook nog twee kinderen, donkere mulatten met blond haar en groene ogen, die Atari spelen op een nieuw tv-toestel en met een brandende kaars naar sieraden duiken; een jonge Belgische adjunct-commissaris en een zwarte Britse inspecteur van Interpol. Allemaal spelen ze een rol in een lied over kwaad, ijzer, vlees, liefde en macht.

In Congo roept de stem van een jonge vrouw, die in het geluk geloofde. Maar geluk kan wreed worden verstoord. De schreeuw die daarop volgt, wordt een song, of een boek. Met ritme, klank, geur en kleur.

Herman Portocarero, ‘Trance Atlantico’, Van Halewyck, 181 blz, 598 fr. (14,82 euro). Kortingsbon literaire lente: zie centrale inlas.

Ineke van den Bergen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content