Op 28 en 29 september zetten de Vlaamse begijnhoven hun deuren open. Een kans om in alle rust de prachtige architectuur te bewonderen.

Dertien Vlaamse begijnhoven zijn door Unesco als cultureel werelderfgoed erkend. Dat is de hoogst mogelijke internationale erkenning en daarmee komen de begijnhoven in het gezelschap van bijvoorbeeld de kathedraal van Chartres, de tempels van Borobudur in Indonesië en de Chinese Muur. Wie van begijnhoven alleen de zoeterige verhalen kent, vindt dat lachwekkend. Maar wie iets van hun geschiedenis afweet, kan enkel verbaasd zijn dat die erkenning er pas in 1998 kwam. Met Vlaamse begijnhoven. Werelderfgoed hebben Michiel Heirman en Suzanne van Aerschot nu een standaardwerk afgeleverd over de geschiedenis, de architecturale waarde en de betekenis van begijnhoven.

De begijnhofbeweging was een belangrijke schakel in de geschiedenis van de kerk. Deze ‘vrouwenbeweging’ was het gevolg van de kerkhervorming in de elfde eeuw, die naar paus Gregorius VII de ‘Gregoriaanse hervorming’ wordt genoemd. In feite bekrachtigde die paus alle voorgaande hervormingen die de kerk uit de greep van de leken moesten halen en terugvoeren naar armoede, eenvoud en geloof. Maar de vernieuwing betekende ook dat de vrouw naar de achtergrond werd verwezen. Ze had geen plaats meer in de kerk, mocht niet meer aan de universiteit studeren en de dubbelkloosters, waar vrouwen en mannen gescheiden maar met dezelfde status leefden, werden afgeschaft. Ook het celibaat voor priesters dateert uit die tijd.

KUIS EN GEHOORZAAM

De Nederlanden kenden in die periode een snelle verstedelijking waar specialisatie en werk hand in hand gingen. Mannen die dat niet konden of wilden opbrengen, waren welkom in kloosters waar ze – in tegenstelling tot de vrouwen – nog ruime bewegingsvrijheid hadden. Vrouwen hadden minder keuze: ze trouwden en waren ondergeschikt aan hun man, ze verdwenen letterlijk in een klooster of ze bleven ongehuwd en dus zonder enig statuut. Zo ontstonden de begijnhoven. Ongehuwde vrouwen gingen er samenwonen, legden de gelofte van kuisheid en gehoorzaamheid af, maar hadden wel de beschikking over hun eigen goederen en waren economisch actief. Ze hielden zich bezig met ziekenzorg, onderwijs, maar ook met lakenweven en kantklossen. In veel gevallen waren ze zelfs echte concurrenten van de stedelijke gilden.

Waar de naam ‘begijn’ vandaan komt, is niet eens zeker. Aangenomen wordt dat het met de grijsbruine kleur van hun oorspronkelijke habijt – beige (Frans), bizo (Italiaans) – te maken heeft. Dat het woord mettertijd als scheldnaam werd gebruikt, is algemeen bekend. Daarbij speelde hun onafhankelijkheid trouwens een rol. De begijnhoven werden door conservatieve geestelijken zeer snel van ketterij verdacht, door protestanten vervolgd en na de Franse Revolutie als nutteloze instellingen afgeschaft. In het jonge België kregen ze vrijwel de doodssteek door de antiklerikale, liberale stadsbesturen. Het definitieve einde kwam in de vorige eeuw. Doordat vrouwen steeds meer vrijheid kregen, werd een dergelijke bescherming overbodig.

Ondertussen hadden die geordende begijnhoven wel veel invloed uitgeoefend. Hun stratenpatroon werd een voorbeeld voor nieuwe steden – Louvain-la-Neuve is zo ontworpen -, maar werd ook voor de volkstuintjes gebruikt.

Ze ontsnapten grotendeels aan de afbraakwoede van de golden sixties en zijn nu niet alleen oases van rust, maar ook perfecte voorbeelden van eeuwenlang harmonisch gegroeide architectuur.

Suzanne van Aerschot en Michiel Heirman, ‘Vlaamse Begijnhoven. Werelderfgoed’, Davidsfonds, 272 blz., 2521 fr. (62,5 euro)

M.V.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content