De SP en het gevaar van het ethische socialisme : de schandalige tegenspraak van Eric Rosseel.

Als het Vlaamse socialisme niet uitkijkt, belandt het weer in het nationaal-socialisme, zoals in 1940 gebeurde met Hendrik De Man, voorzitter van de toenmalige Belgische Werkliedenpartij. Dat is, in het kort, de stelling van VUB-psycholoog Eric Rosseel in zijn boek ?Ethisch socialisme in Vlaanderen?. Rosseel formuleert een kritiek die het hart van de hedendaagse SP treft. Ze zou met haar ?ethische? socialisme afscheid nemen van het ?ware?, materialistische marxisme, het economische tot vijand van het sociale uitroepen en de klassenanalyse door een ethische analyse vervangen, met een tentation totalitaire als gevolg.

Rosseel formuleert een vertrouwd klinkende, doorgaans in het gauchisme gesitueerde kritiek : het socialisme als beheerder van de kapitalistische crisis. Begrijpelijk, voegt hij daaraan toe, want het socialisme wil de maatschappelijke cohesie in stand houden (niemand houdt van chaos) en propageert daarom, nu het economisch niet goed gaat, een ethiek waarin iedereen in naam van de solidariteit wordt verzocht een stapje terug te zetten.

Dat loopt uit in een ?cultus van de armoede?, die Rosseel het duidelijkst in de groene beweging opmerkt : een ethiek van soberheid en discipline. Het voorbeeld-De Man doet hem vrezen dat daar een nieuw fascisme op kan volgen. Rosseel toont zich (alweer) gebiologeerd door het fin de siècle ; hij is niet gerust in wat hij ?2000 (?)? noemt, hoewel dit jaartal niet meer is dan een a-historisch en wetenschappelijk betekenisloos, mathematisch toeval.

Tal van indicaties sterken Rosseel in zijn overtuiging, gaande van Doorbraak (naar de christelijke arbeiders, ook een ambitie van De Man in het kader van diens Plan van de Arbeid) via ex-voorzitter Frank Vandenbroucke tot diens opvolger Louis Tobback. Hij ziet het allemaal culmineren in de ideeën van VUB-socioloog Mark Elchardus, sinds enkele jaren de officieuze ideoloog van de SP, en politiek omgezet in het Sienjaal-project van Norbert De Batselier en Maurits Coppieters.

Rosseel zorgde voor opschudding. Zo schreef het met de SP gelieerde tijdschrift Samenleving en Politiek dat ?Ethisch socialisme in Vlaanderen? behoort tot de boeken ?die er eigenlijk niet zouden mogen komen.? En het boek is inderdaad een regelrecht schandaal. Niet in wat het zegt, maar in hoe het dat zegt. Het boek is methodologisch hoogst bedenkelijk, incoherent, contradictorisch en vaak dubieus geargumenteerd. Het gaat, bijvoorbeeld, niet dat Rosseel de zwakte van zijn economische discours verontschuldigt door zichzelf terzake incompetent te verklaren ; hij had maar zijn huiswerk moeten maken. Het is vaak ook dubbelzinnig. Zo poneert Rosseel dat een ethisch socialisme niet automatisch in fascisme hoeft te vervallen, maar toch wekt hij geregeld een indruk van het tegendeel. Want wat is precies de aard van de dérive waarover hij het altijd heeft ?

Toch is dit een nuttig boek. Want elk schandaal provoceert de gevestigde normen en maakt de tongen los. Omdat zij altijd met macht is verbonden, wordt zeker de politiek bedreigd door een of andere beate pensée unique die geen ruimte meer laat voor ideologisch weerwerk de NPC is daar het recentste voorbeeld van. En waar geen kritiek, geen tegenstem, geen oppositie is, ontstaat verstarring. Misschien is Rosseels wildheid net een indicatie van de verzanding waaraan de politiek ten prooi is gevallen.

DE GESCHIEDENIS AANVAARDEN

Maar de keerzijde dáárvan is dan weer de vraag hoe ?realistisch? Rosseel is, niet qua Realpolitik maar in zijn betoog. Hoe zinvol is het om het socialisme in Vlaanderen (Vlaams-socialisme ?) te verwijten iets niet te zijn wat het niet (meer) wil zijn ? Tenslotte ziet de SP zichzelf als sociaal-democratisch. Fundamenteler is de paradoxale manier waarop Rosseel een historisch betoog naast een strikt theoretisch exposé plaatst. Dat loopt uit op een wel hoogst curieuze, eigenlijk onmogelijke combinatie van historicisme en postmodernisme.

Volgens Rosseel omspant de ethische afwijking de hele twintigste eeuw : ze begint met De Man (die inderdaad al vroeg au delà du marxisme verzeilde) en ze eindigt met een herhaling daarvan in de ethische SP van nu waarbij overigens de vraag rijst hoe Rosseel het socialisme in de tussenliggende periode dan wel analyseert. Cruciaal is dat Rosseel er in die historische schets absoluut geen rekening mee houdt dat de ?arbeidersklasse? waarover hij het heeft, vandaag meer dan ooit een abstractie is.

Sociologisch beschouwt veruit het grootste deel van de bevolking zichzelf als kleinburgers of aspireert het de kleinburgerlijke status. Alle onderzoeken wijzen uit dat werknemers in de regel progressief zijn als het gaat om arbeidsvoorwaarden, maar conservatief in hun ethiek, een vaststelling die ook bij Elchardus zwaar doorweegt. Overigens foeterde Hendrik De Man indertijd ook al op de verburgerlijking en massificering van de louter materieel-consumerende arbeiders. Wil de SP electoraal nog iets betekenen, dan is zij gedoemd om zich daarnaar te plooien.

Doorheen Rosseels verhaal valt ook te lezen hoe het ethische voluntarisme kan worden gezien als een teken van onmacht van een in het defensief gedrukt socialisme tegenover het triomferende neoliberalisme. De grimmigheid waarmee Tobback het Renault-drama analyseert, is daarvoor tekenend. Als alternatief daarvoor houdt Rosseel het echter bij een zeer vaag soort situationisme. Hij pleit ervoor om ?de geschiedenis (te) aanvaarden zoals ze is.? Maar hoe is de geschiedenis ? En pleit Rosseel daarmee niet voor een nieuw, vermomd attentisme, dat tot immobilisme kan leiden als gevolg van de ideologische paradox die de geschiedenis wil aanvaarden door ze te verwerpen of te negeren ?

Marc Reynebeau

Eric Rosseel, ?Ethisch socialisme in Vlaanderen. De 20ste eeuw overbrugd?, VUBPress, Brussel, 301 blz., 795 fr.

Hendrik De Man : fascistische afwijking.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content