Eeuwenlang al probeert de mens de Schelde aan banden te leggen.

De Schelde ontspringt nabij het Noord-Franse Saint-Quentin. 350 kilometer verder stroomt ze ter hoogte van het Nederlandse Vlissingen in de Noordzee. Van haar bron tot Gent heet ze Bovenschelde, van Gent tot de Nederlandse grens Zeeschelde en van de Nederlandse grens tot de zee Westerschelde. De Oosterschelde vormt de eerste verbinding tussen de rivier en de zee, maar is nu een afgesloten Scheldemond. Het stroomgebied van de Schelde en haar bijrivieren is 21.000 km² groot. Er leven tien miljoen Fransen, Belgen en Nederlanders.

Sinds de Middeleeuwen probeert de mens de rivier te beheersen. Hij bouwt dijken, baggert, verovert polders op het water, plant havens en industrieterreinen. Sinds 1800 is de oppervlakte van het estuarium (Wester- en Zeeschelde) met een derde geslonken, van 45.000 ha tot 30.000 ha. De oppervlakte voor komberging verkleint dus en onder meer door dit gebrek aan uitwijkmogelijkheden gaat de rivier sneller stromen en overstromen.

Op geregelde tijden slaat de natuur meedogenloos toe. De stroom en haar bijrivieren zoeken zelf de ruimte die de mens ze ontnam. Na de dramatische overstromingen van februari 1953 (1800 doden) komt Nederland met het Deltaplan. Alle zeegaten in het Schelde-estuarium worden afgesloten: een stormvloedkering in de vorm van een pijlerdam op de Oosterschelde is daarvan het sluitstuk (1986). Alleen de Nieuwe Waterweg en de Westerschelde blijven open. In 1990 zijn de honderd vijftig kilometer dijken langs de Westerschelde verhoogd en versterkt.

Vlaanderen en vooral Ruisbroek staat het water pas in januari 1976 aan de lippen, alweer na een vreselijke noordwestenstorm. De Belgische overheid doet wat de noorderburen 23 jaar eerder deden. Een ambitieus Sigmaplan moet de 480 km dijken van het volledige Scheldebekken verstevigen. Vandaag zijn 400 kilometer dijken verhoogd en versterkt. Voorts zou er ter hoogte van het (verdwenen) dorpje Oosterweel ten noorden van Antwerpen een stormvloedkering komen, maar dat plan is intussen ondergesneeuwd.

Het Sigmaplan voorziet ook in een bufferruimte voor de rivier, in de schaarse onbebouwde valleigebieden en dus onder meer in de polders van Kruibeke. In 1994 beslist de Vlaamse regering het Sigmaplan verder uit te voeren. Maar dat zou voortaan passen in een moderne, globale visie van integraal waterbeheer. De verschillende functies (waterafvoer, baggerwerken, dijkwerken, ecologische werking) worden op elkaar afgestemd. In die plannen hoort ook het overstromingsgebied in de polders van Kruibeke, Hamme en Rupelmonde thuis.

Na heel wat studiewerk beslist de Vlaamse regering december 1999 om met de natuurinrichting in Kruibeke te beginnen. De polders worden een gecontroleerd overstromingsgebied dat een deel van het zwellende Scheldewater bergt, bij gewoon tij en bij springtij.

Meteen zou de capaciteit van de bergingsgebieden langs de Schelde verdubbelen. In het Waasland kan een 580 ha groot en voor voetganger en fietser toegankelijk natuurgebied ontstaan. Pal aan de overkant van de stroom ligt de Hobokense Polder. Ook dit natuurgebied op de rechteroever van de Schelde was jarenlang de inzet van een felle strijd. Niet met de rivier, maar met het Antwerpse stadsbestuur dat er sociale woningen wilde bouwen.

Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content