De Europese Unie kan de politieke onrust in Moldavië niet negeren.

De wereld werd vorige week nog eens aan het bestaan van Moldavië herinnerd. Jonge demonstranten zetten het straatarme land dagenlang in rep en roer. Aanleiding voor de chaos waren de verkiezingen van 5 april, waarbij de communisten een ruime meerderheid behaalden. Op de verkiezingsdag zelf verliep alles volgens het boekje, zo meldden buitenlandse waarnemers. Maar met de samenstelling van de kiezerslijsten was volgens de oppositie geknoeid, en tijdens de campagne konden de regerende communisten op buitenproportionele steun van de belangrijkste media rekenen.

De betogers schreeuwden ook hun onvrede uit over aftredend president Vladimir Voronin. Die meldde al voor de verkiezingen dat hij, omdat zijn grondwettelijke termijn als president verstreek, het land officieus wilde blijven leiden. Dat Voronin mee verantwoordelijk is voor de economische en strategische blunders die van Moldavië het armste land op het Europese continent hebben gemaakt, leek hem daarbij geen bezwaar. Moldavië wordt overigens ook nog altijd verscheurd door een intern conflict met de afvallige regio Transdnjestrië, die zich in 1992 na een kleine burgeroorlog afscheurde maar door niemand wordt erkend.

Momenteel vormt de relatie met buurland Roemenië het heikelste discussiepunt. Moldavië vormde van 1918 tot aan de annexatie door de Sovjet-Unie in 1940 een onderdeel van Groot-Roemenië. Pas in 1991, bij de instorting van de Sovjet-Unie, konden de 4 miljoen Moldaviërs hun onafhankelijkheid uitroepen. Sindsdien klinkt de roep om opnieuw nauwere banden met Roemenië aan te knopen, steeds luider. Zeker sinds dat land in 2004 tot de Europese Unie mocht toetreden en het contrast met de bijna mislukte staat Moldavië nog scherper werd. Demonstranten droegen vorige week naast Europese ook Roemeense vlaggen, tot grote woede van de Moldavische autoriteiten, die er ‘bepaalde krachten in Roemenië’ van beschuldigen de aanstokers te zijn achter de rellen.

De politieke trubbels smeken om aandacht van de EU. Net als bij de Oranje Revolutie in Oekraïne vijf jaar geleden zal een dialoog tussen de belaagde autoriteiten en de verdeelde oppositie alleen mogelijk zijn met stevige buitenlandse druk. De Europese Commissie lanceerde in maart nog met veel trompetgeschal het zogenaamde ‘Eastern Partnership’. Dat programma, dat 600 miljoen euro kost, moet steviger banden creëren tussen de EU en de zes ex-Sovjetrepublieken aan haar oostgrens (Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland). Klinkt veelbelovend, maar als de Unie er niet in zou slagen om de problemen in het kleine Moldavië op te lossen, dan verliest dat ambitieuze programma al veel van zijn geloofwaardigheid.

© The Economist

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content