Oorlogsliteratuur. In het nieuwste nummer van het literaire tijdschrift ‘De Brakke Hond’ doen journalisten als Dirk Draulans en Rudi Vranckx een boekje open over hun dubbelzinnige fascinatie voor het fenomeen oorlog.

‘Oorlogsjournalistiek’, De Brakke Hond nr. 85 (december 2004), Antwerpen, 164 blz., euro 9 (meer info: www.brakkehond.be)

Oorlogsgeweld heeft schrijvers altijd al geboeid. De Ilias van Homeros, het oudste westerse epos, is er zelfs helemaal aan gewijd. Ook journalisten werden vanaf het ontstaan van de pers naar de brandhaarden van de wereld gezogen. Het eerste gedrukte Nederlandstalige weekblad ( Courante uyt Italien, Duytslandt etc.) verscheen in 1618 naar aanleiding van het uitbreken van de Dertigjarige Oorlog – die zeker in Duitsland tot een ware genocide leidde. Wat zoeken journalisten in al dat oorlogstumult? De objectieve waarheid van de nieuwsfeiten, jazeker. Maar ook het subjectieve plezier van kicks en de intense rush van adrenaline. Dood en liefde waren al bij Homeros natuurlijke partners.

Knackjournalist Dirk Draulans varieert in zijn herinneringen aan de oorlogsjournalistiek op dit aloude duo van eros en thanatos. Hij heeft het over angst en passie, waarbij de angst ten slotte primeert. In oktober 1993 maakte Draulans oorlogsreportages in Centraal-Bosnië. Vooral de dag van 28 oktober 1993 blijft in zijn geheugen gegrift. In een aangrijpend relaas vertelt Draulans hoe hij toen oog in oog met de dood heeft gestaan. Voordien had hij ook al wel gevaarlijke situaties meegemaakt, maar die werden dan plots bezworen door een passioneel liefdesspel. Die dag evenwel vergalde voor Draulans definitief de smaak van oorlogsjournalistiek. Hij kreeg toen genoeg van de Bosnische ‘merde’ en haakte af als oorlogsjournalist. Wie bang wordt, is immers niet meer geschikt voor het journalistiek registreren van wat gebeurt: ‘Angst haalt je aandacht weg van het verhaal dat je wilt maken.’

Rudi Vranckx, oorlogsverslaggever bij de VRT, was er al bij tijdens de Roemeense Revolutie in 1989. Hij hangt een knap gepolijst verhaal op van vijftien jaar oorlogsverslaggeving. ‘De eerste keer vergeet je nooit, niet in de liefde en niet in de oorlog.’ Vranckx wil achterhalen wat hem drijft, maar beseft dat amateurpsychologie weinig inzichten oplevert. Daarom probeert hij zo precies mogelijk enkele scènes te beschrijven uit de praktijk. Terloops merkt hij ook op met hoe weinig middelen hij zijn job moet doen, zoals die keer in Macedonië: ‘We zijn met afstand de meest sjofele reportageploeg in de regio.’

Grootvader zwijgt

Het begon allemaal met het veelbelovende stilzwijgen van zijn grootvader aan de keukentafel toen Vranckx hem als kind bestookte met vragen hoe het in de oorlog geweest was. De schrijvende kleinzoon verstaat nu zelf waarom zijn grootvader die dubbelzinnige fascinatie voor de oorlog niet onder woorden kon brengen: ‘Uiteindelijk is oorlogsverslaggeving niet meer dan rondrijden in de schemerzone van het gezond verstand.’

Vranckx herinnert zich vooral ‘de geur van de oorlog’, de stank van rottende lijken die hij opsnoof tijdens de genocide in Rwanda in 1994: ‘De ergste beelden kunnen we nooit gebruiken; de goegemeente zou walgen bij het avondmaal. Gelukkig voor hen kan televisie nog geen stank weergeven.’ Vranckx eindigt met zijn recente journalistieke ervaringen in Bagdad. Het is geen klein bier als je ziet hoe je collega’s door terroristen worden geëxecuteerd. Vranckx geeft tussen de regels toe dat hij verslaafd is aan de viscerale opwinding die dergelijke oorlogsverslaggeving meebrengt. Maar hij is niet zo blind om zijn excentriek ambacht zonder meer te bejubelen: ‘Het is (…) alsof ik vier levens tegelijk leef, het zijn te veel levens die langs me heen lijken te glippen. Hoe lang hou je dit vol?’

Correspondente Jetteke van Wijk, die in Israël is gestationeerd, bekijkt de militaire conflicten nuchterder. Ze is freelance verslaggeefster en prijst zich ietwat cynisch gelukkig met het bezoek van Ariel Sharon aan de Tempelberg in september 2000. Daardoor bruuskeerde hij de Palestijnen en kwam het Israëlisch-Palestijnse conflict plots hoog op de agenda van elke nieuwsredactie te staan.

Persfotografe Marleen Daniëls becommentarieert haar metier ook met de nodige dosis laconieke humor. Na de oorlog in Sarajevo wordt zij er in augustus 1997 door een Nederlands vrouwenblad op uit gestuurd. Zij begeeft zich naar een hotel dat als toevluchtsoord dient voor vrouwen: ‘(…) ‘vragen naar hun seksleven, sensatie brengen’ is mijn opdracht’.

Soms lijkt het er dus op dat vrouwelijke journalisten oorlogsverslaggeving heel wat afstandelijker beleven dan hun mannelijke collega’s. Misschien bepaalt de hoeveelheid testosteron in je lijf mede in hoeverre je je als journalist betrokken voelt bij oorlogstaferelen. Het kan toch geen toeval zijn dat oorlog voeren een bij uitstek mannelijke aangelegenheid is, en dat de betere oorlogsliteratuur werd geschreven door onvervalste macho’s als Ernest Hemingway of Homeros?

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content