Elisabeth Cans
‘Centrale toetsen staan niet tegenover “plaats in buitengewoon onderwijs”‘
‘De centrale toetsen staan niet tegenover ‘plaats in buitengewoon onderwijs’. Het is geen zaak van minder geld naar het ene en meer naar het andere’, schrijven Elisabeth Cans en Job De Meyere (UCLL). Zij zagen hoe het debat de afgelopen weken fel gepolariseerd raakte. ‘Enerzijds investeren we massa’s middelen in buitengewoon onderwijs, maar lijken dat niet te merken in de dagelijkse realiteit.’
Kwaliteitsvol onderwijs en buitengewoon onderwijs lijken een gevaarlijke molotov cocktail als je de explosieve reacties op de sociale media volgt. Sociale media ontploffen en sleuren ons van links naar rechts. Of beter, enkel naar links, extreem links: nl. de 13,5 miljoen euro, geïnvesteerd in de centrale toetsen, had men beter in buitengewoon onderwijs geïnvesteerd, ze worden als twee uitersten voorgesteld. Want ja, aan zoeken naar het midden, daar doen we niet meer aan. Net de zoektocht naar het midden in deze gepolariseerde discussie is nodig om het buitengewoon onderwijs de plek in het onderwijslandschap te geven die het verdient: een plek van pedagogische durf en vertrouwen in een uitdagende setting.
Als ervaringsdeskundige met een zus met een beperking, Clara, ontgaat de krapte in het onderwijs me niet. Clara vond een plekje in een gespecialiseerde school, een school voor buitengewoon onderwijs. Een school waar onze ouders alle vertrouwen in hadden, eentje die Clara zou ondersteunen om de beste versie van zichzelf te worden. De school bood goede zorg, bood onderwijs, maar niet het beste.
De school ontbrak durf om pedagogisch te handelen. Clara leerde pas lezen, billen vegen, haar dromen als ‘hulp-kleuterjuf’ najagen na haar schoolperiode (waar ze met verlenging toch makkelijk 20 jaar spendeerde).
Koord als alternatief voor lat
Pedagogische durf bestaat om zelf als school niet op te geven en echte leerkansen te bieden binnen de beschikbare tijd en mogelijkheden. Dit betekent vooral inzetten op een basis voor deelname aan de samenleving. De spreekwoordelijke ‘lat’ voor onderwijs – die ofwel te hoog ofwel te laag ligt– is minder toepasselijk als pedagogische metafoor. Pedagogische durf ontstaat wanneer we met leerlingen wel op de koord blijven lopen: een oefening waarbij we blijven vooruit kijken naar het wenselijke eindpunt, voortdurend evenwicht zoeken tussen het gewenste en het mogelijke – met inbegrip van alle data en monitoring – met verantwoorde pedagogisch-didactisch zinvolle stappen. We mogen niet alleen naar de afgrond kijken (individuele beperkingen, sociale belemmeringen) en niet alleen naar boven (onhaalbare doelstellingen en meetlatten), maar vooruit kijken vanuit een geloof dat elke stap ons dichter brengt. En ja, de koord – eerder dan de lat – kan een beetje meebuigen in de zoektocht, maar het eindpunt blijft in zicht en binnen bereik.
Back to basics als vangnet
Laten we vooral geen steen werpen naar de leraren. Onderwijsprofessionals (leraren, kiné, ortho, ergo, logo, leerondersteuner, zorg, …) doen hun best en meer, veel meer. Ze krijgen veel in hun bakje geduwd en ja, hebben daardoor amper tijd om effectief leraar te zijn. Leraren worden voortdurend zelf uit evenwicht gebracht door allerlei zijwinden en evoluties: diagnoses en labels moeten in de mouw zitten, handboeken moeten afgewerkt, Smartschool moet ingevuld. De psychologisering van ons onderwijs (zoals Bert Wienen mooi omschrijft) draagt niet bij aan kwalitatief onderwijs, net als de commercialisering van handboeken en digitalisering van het systeem.
Deze evoluties kosten veel (energie van de leraar), maar dreigen het zicht te belemmeren op wat van belang is: aandachtig blijven voor het eindpunt en met durf telkens opnieuw proberen een stap verder te geraken. Alle monitoring en nieuwe hulpmiddelen zijn van belang als ze net de leraar versterken in deze basisopdracht en niet omgekeerd (lees oplossing voor het lerarentekort?). Back to basics, met stevig vertrouwen in het eigen pedagogisch handelen, want dat komt elk kind ten goede.
Vooral kinderen die dreigen uit de samenleving te vallen hebben nood aan grip op de bouwstenen en basisingrediënten van deze samenleving. Inclusief-zijn is pedagogisch gezien een teken van durf, moed en vertrouwen om op de koord te blijven samen met je leerlingen.
Kwaliteit van leven als einddoel
Dit debat mag ons niet verder polariseren: kwaliteit van onderwijs betekent per definitie degelijk basis onderwijs waar pedagogisch handelen voorop staat. Het biedt de mogelijkheid tot inclusief onderwijs (hoe ook georganiseerd) waar we leerwinst monitoren en blijven waarderen. Het ‘Onwijs Onderwijs’ project is daar een mooi voorbeeld van. De centrale toetsen staan niet tegenover ‘plaats in buitengewoon onderwijs’.
Het is geen zaak van minder geld naar het ene en meer naar het andere. Enerzijds investeren we massa’s middelen in buitengewoon onderwijs, maar lijken dat niet te merken in de dagelijkse realiteit. Anderzijds is het weinig zinvol om stuurloos te varen. Het is nodig om ons onderwijs, gewoon of buitengewoon, te monitoren. Enkel zo weten we of we het eindpunt in zicht blijven houden voor iedereen. Enkel zo weten we of een eventuele nieuw opgestarte school buitengewoon onderwijs bestaansrecht heeft (want we willen toch kwalitatief onderwijs voor ons kind?), want dat is onze verantwoordelijkheid.
Als ons onderwijs nu niet het beste uit onze kinderen haalt, dan heeft dat rechtstreeks invloed op hun kwaliteit van leven later, op de manier waarop ze wel of geen deel zullen uitmaken van de samenleving. We zouden het verwaarlozing kunnen noemen, maar laat ons het houden op pedagogisch niet- handelen.
Bij deze een oproep om deze polarisarisering links te laten liggen, en elkaar in het midden – vanuit een sterke pedagogische durf en vertrouwen – te ontmoeten voor een open gesprek.
Elisabeth Cans is verantwoordelijke voor het expertisecentrum Inclusive society (R&E UCLL).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier