HAFID BOUAZZA.

Met de verhalenbundel “De voeten van Abdullah” maakte de Nederlandse schrijver van Marokkaanse afkomst Hafid Bouazza in 1996 een niet onopgemerkte entree in de Nederlandse literatuur, zowel bij de kritiek als bij het grote publiek. Bouazza schrijft zijn verhalen, waarvan de thema’s verwijzen naar zijn herinneringen aan een Marokkaans dorp, in een rijke taal en met een suggestieve zinnelijkheid. Het boek werd met de E. du Perronprijs bekroond en verscheen nu ook in pocket (Rainbow, 298 fr.).

JOHN LE CARRÉ.

“The Honourable Schoolboy” is een van de klassiekers van John Le Carré met de Britse spion George Smiley als hoofdpersonage. Het is het tweede deel van de trilogie “Smileys wereld”. In deze lijvige roman, vertaald als “Spion van nobel bloed” en nu heruitgegeven als pocket, moet Smiley in China een agent van de Sovjet-Unie uitschakelen (Poema, 350 fr.).

PIERRE LOUYS.

De erotomaan Pierre Louys, in 1870 in Gent geboren en in 1925 in Parijs gestorven, mocht natuurlijk niet ontbreken in de door uitgever-met-rust Martin Ros geredigeerde “Bibliotheca Erotica”. Van hem werd “Drie zusters en hun moeder” vertaald, een titel die alles zegt over wie de ik-verteller zoal ter wille is. Het is niet ’s mans beste werk, maar verder weer onbekommerd in zijn immoraliteit (Aspekt, 595 fr.).

EDWARD BUNKER.

Dat Edward Bunker, alias Mr. Blue in de film Reservoir Dogs van Quentin Tarantino, weet waarover hij schrijft, is zeker. De man verbleef eenentwintig jaar achter tralies en was ooit de jongste kostganger in San Quentin. Tijd zat om een vak te leren, schrijven dan. “Hond bijt hond” is daar een resultaat van, een harde thriller over geboefte dat snel rijk wil worden zonder daarvoor te werken. Met vaart maar weinig subtiel geschreven (Arbeiderspers, 739 fr.).

SCHRIJVERSHUIZEN.

De bundel “Stel dat ik ditmaal hier wil blijven wonen”, ingeleid door Kees Fens, bevat een reeks relatief korte reportages over huizen die door schrijvers zijn bewoond. De lijst van interessant bevonden schrijvershuizen is zeer internationaal, met Multatuli en Louis Paul Boon als enige Nederlandstaligen. De teksten tonen aspecten van de materiële context waarin beroemde oeuvres zijn ontstaan, maar bijzonder diepgaand is het allemaal niet (Meulenhoff-Kritak, 598 fr.).

VREEMDELINGEN.

Contact met mensen die “anders” zijn is niet iets nieuws van onze tijd. Het boek “Vreemd volk”, samengesteld door Harald Hendrix en Ton Hoenselaars, bundelt een reeks studies over de ervaring met en beeldvorming over vreemdelingen. De focus richt zich vooral op het Nederland van de Gouden Eeuw, maar ook Montaigne krijgt aandacht. Ook in de zeventiende eeuw bleken stereotiepen en vooroordelen bepalend bij de perceptie van wie niet schijnt te zijn als “wij” – ook daar niets nieuws dus (Amsterdam University Press, 710 fr.).

FILOSOFIE.

Aan de hand van colleges over vier filosofen, Plato, Aristoteles, Leibniz en Heidegger, schreef Cornelis Verhoeven zijn “Een inleiding in de filosofie”. Veeleer dan dat het een uiteenzetting over wijsgerige leerstelsels wil zijn, wil Verhoeven inzicht verschaffen in wat deze denkers aan het denken heeft gezet, waardoor het accent verschuift van de rust van zekerheden en vanzelfsprekendheden, naar de scheppende kracht van twijfel en zelfs radeloosheid (Damon, 698 fr.).

M.R.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content