Op maandag 24 oktober zette de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties het licht op groen voor het begin van de onderhandelingen over het toekomstige statuut van Kosovo. Voor de meeste Kosovaren hebben zulke onderhandelingen maar één mogelijke uitkomst: 100 procent onafhankelijkheid en een perspectief op EU-lidmaatschap. Maar niet iedereen denkt daar zo over. Een bericht uit Kosovo.

Wie kent Kosovo nog? Het gebied, drie keer kleiner dan België, was eind jaren negentig het toneel van een bloedige strijd tussen het etnisch-Albanese bevrijdingsleger UCK en de soldaten van de Servische president Slobodan Milosevic. Een strijd die pas ten einde kwam na een maandenlange bommencampagne van de NAVO tegen de Serviërs. Het conflict kostte uiteindelijk tienduizend doden en deed honderdduizenden mensen op de vlucht slaan.

We zijn nu zes jaar later. Kosovo is nog altijd een internationaal zorgenkind. Officieel hoort het gebied bij Servië-Montenegro, maar de facto is het een autonoom protectoraat van de Verenigde Naties. De NAVO houdt er nog 18.000 manschappen ter plaatse (KFOR). Maar er is hoop op beterschap: van de totale verwoesting zijn gelukkig nog weinig sporen, er wordt volop gebouwd, en veel vluchtelingen zijn teruggekeerd. Meer zelfs: er is al een voorzichtige, voorlopige vorm van zelfbestuur geïnstalleerd, met een verkozen parlement, regering en president.

Om Kosovo nog een duw richting zelfbeschikking te geven, werd er maandag in New York een speciale vergadering van de VN-Veiligheidsraad gehouden over de kwestie. Kernvraag was of de onderhandelingen over een definitief statuut voor het VN-protectoraat nu eindelijk mochten beginnen. Het antwoord was ja.

Onderhandelen over het statuut van Kosovo wordt hoe dan ook een zware klus. De meerderheid van de Kosovaarse bevolking mag dan hardop pleiten voor een volledige onafhankelijkheid zonder internationale inmenging, nogal wat waarnemers achten Kosovo politiek en economisch absoluut nog niet klaar om al op eigen benen te staan. Bovendien vrezen de achtergebleven Serviërs, die in Kosovo nog 5 procent van de bevolking uitmaken, dat hun veiligheid in een onafhankelijk Kosovo niet meer gegarandeerd is. Ze verwijzen daarvoor naar de rellen van maart vorig jaar, toen etnische Albanezen hun ongeduld en woede drie dagen lang de vrije loop lieten.

Servische kloosters en kerken werden in brand gestoken en met de grond gelijkgemaakt, en er vielen in totaal negentien doden bij wederzijds geweld. De Servische minderheid weigert sindsdien deelname aan het normale politieke leven in Kosovo. Ten slotte zijn ook de Servische politici in Belgrado, onder druk van hun publieke opinie, niet erg coöperatief als het op Kosovo aankomt. Voor de Servische regering is onafhankelijkheid hoe dan ook onbespreekbaar.

Precies één week voor de beslissing van de Veiligheidsraad vertrok Knack voor vijf dagen naar Kosovo. Van maandag tot vrijdag, samen met Europees parlementslid Bart Staes (Groen!). Op het programma: de president, de huidige premier, twee oud-premiers, de parlementsvoorzitter en politici van alle fracties. En voorts: een bezoek aan de Servische enclaves, de oorlogsweduwen, de internationale bestuurders, de overheidsbedrijven.

Dinsdag 18 oktober, 10. 00 uur. Een bezoek aan de internationale bazen. De Rus Petr Ivantsov is politiek directeur van de VN-missie UNMIK, Kim Freidberg uit Duitsland is door de Europese Unie gedetacheerd als adviseur van UNMIK-baas Sören Jessen-Petersen. Als het van Ivantsov en Freidberg afhangt, mogen de plaatselijke politici best wat meer te zeggen krijgen. Maar dan moeten die politici en hun ambtenarij daar klaar – lees: competent – voor zijn. Wat dus blijkbaar niet altijd het geval is.

Het grootste probleem is justitie en rechtszekerheid. De Noor Kai Eide, die enkele weken geleden het evaluatierapport over Kosovo maakte voor de VN, noemde de rechtspraak ronduit een van de zwakste schakels in het premature staatsbestel. Misdaden worden niet of nauwelijks bestraft, zo schrijft Eide, en vooral de zware, georganiseerde misdaad krijgt daardoor vrij spel.

Nog een reden tot bezorgdheid zijn volgens Freidberg de verschillende ‘inlichtingendiensten’, die elke grote politieke partij heeft overgehouden aan de oorlog. De ontmanteling ervan loopt bijzonder stroef. Bovendien worden de ‘veiligheidsdiensten’ door velen gelinkt aan de georganiseerde misdaad.

Conclusie van Freidberg en Ivantsov? Begeleiding en ondersteuning van buitenaf blijven in Kosovo hoe dan ook nog een hele tijd noodzakelijk. Onafhankelijkheid? ‘Als de Kosovaren maar niet verwachten dat alle problemen dan ineens zullen verdwijnen.’

11. 00 uur. Van het trotse, centraal gelegen UNMIK-gebouw gaat het naar een donkere en koude kamer in de achterstraatjes van Pristina. Hier is het hoofdkwartier van het Kosovo Action Network, de radicale beweging van ex-studentenleider Albin Kurti.

Tijdens het regime van Slobodan Milosevic zat hij nog geregeld in Servische cellen, nu wordt hij alleen af en toe nog eens tijdelijk opgepakt bij protestacties. ‘Dat hoort er nu eenmaal bij’, lacht Kurti stoer. ‘Bij de Serviërs kreeg ik er elke dag nog een pak slaag bij, dat is nu niet meer het geval.’

Kurti en zijn medestanders zijn het wachten beu. Ze willen zelfbeschikking voor Kosovo. De slogan van de beweging, ‘ Jo negociata, vetëvendosje!‘ (Geen onderhandelingen, onafhankelijkheid!), staat overal in Kosovo op de muren gekalkt. Kurti wil de ‘kolonialen van Unmikistan‘ zo snel mogelijk weg uit zijn land. Volgens hem treuzelen ze met de overdracht van hun bevoegdheden om langer van hun luie baan en hun vette loon te kunnen genieten. ‘Ze hebben ons alleen maar wat symbolen gegeven om ons te sussen’, zegt Kurti. ‘Een president, een politiekorps, een volkslied. Maar in feite hebben we over ons eigen land niets te zeggen.’

De radicale taal van Kurti slaat aan bij de ongeduldige Kosovaren. Maar met de gemaskerde lieden die in het westen van het land de lokale bevolking en de internationale gemeenschap intimideren met wegversperringen en wapengezwaai, heeft Kurti naar eigen zeggen absoluut niets te maken. ‘Ze brengen onze boodschap van geweldloosheid alleen maar schade toe.’

12. 00 uur. Het bezoek aan president Ibrahim Rugova is kort en confronterend. De president, al jaren hét symbool van de Kosovaarse onafhankelijkheidsstrijd, lijdt aan longkanker en is zichtbaar verzwakt door de chemotherapie. Hij blijft evenwel een charismatische figuur met veel invloed in binnen- en buitenland. Niet te veel foto’s, geen scherpe politieke vragen: dit is een officiële ontvangst, geen interview.

14. 00 uur. Na een lange rit komen we aan in Orahovac (in het Servisch: Rahovec), niet ver van de grens met Albanië. Het lijkt er een beetje op de Vlaamse Rand rond Brussel. Tweetalige borden, waarvan vaak één taal is weggeklad. Prikkeldraad ligt klaar om de toegangswegen naar de Servische enclave Velika Hoca (in het Albanees: Hoca y Madhe) meteen te kunnen afsluiten. Even verderop, een controlepost van KFOR. We rijden door tot in Zociste (Albanees: Zocishtë), een dorp met bijna honderd procent werkloosheid. De schamele inkomsten van de inwoners komen van de overheid in Belgrado, die vindt dat ze de volksgenoten in Kosovo niet in de steek mag laten en hier zelfs nog altijd – illegaal, zeggen de Albanezen – lonen en uitkeringen uitbetaalt.

De plaatselijke Serviërs voelen zich alleen veilig in de beslotenheid van hun afgeschermd dorp. Een keer per week rijden twee volle bussen van KFOR naar Gracanica, een grote Servische enclave bij Pristina, waar Serviërs uit de kleinere enclaves in de buurt hun inkopen doen. Het wantrouwen tegenover de Albanese burgers zit diep. De Europese Unie bouwt in Zociste mee aan nieuwe huizen voor terugkerende Serviërs. Maar of de nieuwe bewoners er lang zullen blijven wonen, in dit geïsoleerde en troosteloze gat? Sceptici menen dat ze de boel zo snel mogelijk weer zullen verkopen, zodat ze met het geld een nieuw leven kunnen beginnen in Servië.

17. 00 uur. Een lokaaltje in een bankgebouw in Gjakovë (Servisch: Djakovica). We maken kennis met Nysrete Kumnova en zeven andere leden van ‘Mothers Calling’. De leden eisen opheldering over het lot van hun zonen, dochters, ouders, zussen of broers die in 1999 door de Serviërs meegenomen werden en nooit meer zijn teruggezien. In totaal staan er nog 2500 missing persons op de lijst. De hoop om die verwanten nog levend terug te krijgen, hebben ze hier niet. Om de drie maanden draagt Belgrado de stoffelijke resten van enkele tientallen mensen over. De nabestaanden zijn ervan overtuigd dat de Serviërs er een politiek spelletje van maken.

***

Woensdag 19 oktober, 9. 00 uur. Een hele voormiddag bij de internationals. Bij Giorgio Mamberto, de Italiaanse directeur van het European Agency for Reconstruction, dat letterlijk en figuurlijk de instellingen heropbouwt. En bij Paul Nelles, de Duitse baas van het Kosovo Trust Agency, dat de privatisering van de overheidsbedrijven in goede banen leidt. Algemeen besluit: er komt overal te weinig geld binnen, en de bedrijven worden nog helemaal niet volgens westerse standaarden geleid. Ook de overheid krijgt haar budget niet rond: in de eerste acht maanden van 2005 importeerde Kosovo voor 751 miljoen euro aan goederen en diensten. Daartegenover stond slechts 28 miljoen euro export – met schroot en champignons als toppers. De belastinginkomsten schieten ruim tekort om het structurele deficit op te vangen. Taksen worden slecht – of niet – geïnd.

Over het bekendste overheidsbedrijf, de energieleverancier KEK, bestaat bij de gewone Kosovaren heel wat wrevel. Stroomonderbrekingen zijn schering en inslag. ‘Omdat de Serviërs hun rekeningen niet betalen’, zeggen de Albanezen – deels terecht. Maar ook de Albanezen zelf betalen hun rekeningen niet. Slechts 30 procent van alle klanten van de KEK betaalt zijn facturen. Niet genoeg natuurlijk om een energiebedrijf draaiende te houden, zegt John Ashley, de Ierse manager van de KEK. Laat staan om de verouderde infrastructuur afdoende te onderhouden of te moderniseren. Logisch gevolg: een mank elektriciteitsnet, dat bovendien buitenlandse bedrijven afschrikt om in Kosovo enige industrie op te starten.

13. 00 uur. De twee stroomcentrales van Obilic, eigendom van KEK, zijn beide goed voor 600 megawatt elektriciteit. De imposante bruinkoolmijnen vlakbij leveren rechtstreeks de nodige brandstof aan via een kilometerslange lopende band. Volgens specialisten bezit Kosovo ongetwijfeld het potentieel om aan de hele regio stroom te leveren. Voorlopig is daar nog niet veel van te merken.

17. 00 uur. De avond valt al wanneer we in Mitrovica (Albanees: Mitrovicë) aankomen. We wandelen door het noordelijke deel van de stad. Hier wordt met Servische dinars betaald, in plaats van de in Kosovo gebruikelijke euro’s. We zien cyrillisch schrift, Servische kranten, orthodoxe kerkjes. Overheidsinstellingen zijn hier volledig Servisch, ondersteund door Belgrado. De mensen uit de Servische enclaves waarvan eerder sprake, komen naar hier voor hun gezondheidszorg. De Ibar-rivier geldt als scheidingslijn met het Albanese gedeelte. Het lijkt wel Oost- versus West-Berlijn, maar dan met één verschil: hier wil niemand naar de overkant.

***

Donderdag 20 oktober, 8. 00 uur. Het Kosovaarse parlement, in het centrum van Pristina. De plaatselijke Herman De Croo heet Nexhat Daci en behoort tot de LDK van president Rugova. De parlementsvoorzitter is scherp voor de Europese Unie. Wanneer komt die onafhankelijkheid er nu eindelijk? Daci is beleefd, maar zijn boodschap is duidelijk: de onzekerheid heeft lang genoeg geduurd. De KFOR-troepen mogen blijven, maar voor de rest willen de Kosovaarse politici hun land zelf in handen nemen. Alleen zo is progressie mogelijk.

9. 00 uur. Zelfde boodschap bij premier Bajram Kosumi van de ex-oorlogspartij AAK. Samengevat: de onderhandelingen over het statuut van Kosovo moeten zo snel mogelijk van start gaan, ze mogen zeker niet te lang duren, en onafhankelijkheid is de enige mogelijke uitkomst. Dat er in Servië volgend najaar nog verkiezingen zijn, mag geen punt zijn. En Belgrado krijgt alleen inspraak als het over de Servische minderheden en hun cultureel erfgoed gaat.

15. 00 uur. Parlementslid Oliver Ivanovic verdedigt de belangen van de Servische minderheid in Kosovo. Die zich bedreigd voelt, en geprangd zit tussen Belgrado en Pristina. ‘Wij worden gewoon niet beschermd, wij kunnen niet vrij rondlopen, nog altijd worden Serviërs op straat vermoord, zelfs na zes jaar KFOR. Geen enkele Kosovo-Serviër durft terugkeren.’ Ivanovic wil wel samenwerken met de Albanezen, maar dan moeten die van hun ‘romantische idealen’ af. Als Kosovo eenzijdig zijn onafhankelijkheid uitroept, zullen de Servische enclaves dat ook doen, zo waarschuwt Ivanovic.

17. 00 uur. Ramush Haradinaj (AAK) mag geen verklaringen afleggen aan de pers. Haradinaj is aangeklaagd door het oorlogstribunaal voor ex-Joegoslavië in Den Haag. De beschuldiging: oorlogsmisdaden, moord en verkrachting. Hij mag zijn proces rustig afwachten in Kosovo, maar dan onder strikte voorwaarden. Zijn ambt van premier moest hij natuurlijk neerleggen, hoewel zowat iedereen hem prijst om de daadkracht die hij tijdens zijn korte bewind vertoonde. UNMIK-baas Sören Jessen-Petersen noemde hem een ‘goede vriend’ met wie hij uitstekend kon samenwerken. Achter de schermen deelt hij volgens ingewijden nog altijd de lakens uit.

Haradinaj geeft een uiterst ontspannen indruk. In tegenstelling tot veel van zijn collega-politici spreekt hij vloeiend Engels. Maar vandaag alleen off the record, natuurlijk. En ja, ook journalisten die dat gebod negeren, zijn strafbaar. Dat interview zal voor een andere keer zijn.

***

Epiloog. Nysrete Kumnova van Mothers Call heeft ons uitgenodigd voor een korte plechtigheid op vrijdagmiddag. De afspraak met de minister van Energie moet maar een andere keer. We rijden Pristina uit, naar Kosovo Polje (Albanees: Fushë-Kosovë), en zijn daar getuige van een indrukwekkende plechtigheid. Duizend Albanezen hebben zich verzameld op het sportveldje van de plaatselijke school. Vrachtwagens van het leger voeren dertig lijkkisten aan, die een voor een worden bijgezet. Het thema van de missing persons wordt ineens heel concreet. Vrouwen vallen flauw, de ene emotionele speech volgt op de andere. Er staan portretten van oude boeren en jonge meisjes naast de kisten, maar de sterfdata zijn bijna dezelfde: maart of april 1999. De woorden van mensenrechtenactivist Ibrahim Makolli, diezelfde morgen nog, komen ons weer voor de geest. ‘In dorpen waar niet alle dossiers van vermisten opgehelderd zijn, zal de Albanese bevolking de Servische vluchtelingen nooit laten terugkeren naar hun huizen. Dat kun je van die mensen niet verwachten.’ Verzoening na een oorlog is ook in Kosovo een langzaam proces.

Met dank aan Valon, Ilir, Zake, Afrim, Djordje en Kareli.

Door Gerry Meeuwssen

‘We hebben niets te zeggen over ons eigen land.’

‘Wij worden niet beschermd, wij kunnen niet vrij rondlopen, nog altijd worden Serviërs op straat vermoord.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content