De zender voor klassieke muziek laat de liefhebbers van het klavecimbel in de kou staan. Gelukkig is er nog de drogist.

Het mooiste instrument in mijn woonkamer is een klavecimbel, zo rijk aan klank. De vorm is elegant en nobel. De zware vleugel ernaast oogt als een beer in vergelijking met dit ranke wezen. Vanbuiten is het donkergroen met gouden biezen, vanbinnen rood. Het klankbord is beschilderd met bloemen, vruchten en vlinders. Boven de twee manualen prijkt in vergulde letters: Walter Maene me fecit anno 1972, ‘Walter Maene heeft mij gemaakt in het jaar 1972’. Dat is zo fijn bij instrumenten van artisanale factuur: je kent de naam van de vader en het geboortejaar. Zoals bij goede violen. De Schimmelvleugel heeft enkel maar een serienummer. Zelfs de goud getooide Erard-harp aan de andere kant van de living toont als indicatie alleen 3780. We vermoeden dat ze een heel oude dame is, misschien wel 160 jaar. Dat is alles.

Bouwer Walter Maene woont in Sint-Eloois-Vijve. Hij is onlangs vijfenzestig geworden en stopt ermee, tenzij uitzonderlijk nog wat uit liefhebberij. Dat is heel jammer, want degelijke klavecimbelbouwers met zo’n bezetenheid en liefde voor dit instrument als hij zijn zeldzaam. Hij maakte er honderden. Ze klinken overal ter wereld. Terecht is hij er trots op dat Gustav Leonhardt recitals op een instrument van hem gaf en dat Arvo Pärt een groot spinet van hem bezit. Maene staat bekend om zijn vakkunde en inzet voor een rijke, zingende klank. Die liefde voor toon en timbre heeft hij van zijn vader, die in 1937 een eigen pianoatelier begonnen was.

WALTER MAENE: ‘In bed ’s avonds hoorde ik als kleine jongen hoe hij stemde. Zo is dat gegroeid. Vader had zes kinderen. Ik ben de oudste, maar de pianofabriek is naar de jongste gegaan, naar Chris. Die beheert nu dat grote bedrijf in Ruiselede. Hij bouwt de mooiste pianofortes ter wereld; daar kan niemand bij. Ik ben gewoon maker geworden van klavecimbels, spinetten en clavichorden. In het begin was het zoeken en tasten. Tot ik einde jaren zestig in het Museum Vleeshuis in Antwerpen en in het atelier van Hubert Bedard in contact kwam met de bouw van historische instrumenten. Daar kwam ik tot de ontdekking dat niet enkel nauwkeurige metingen belangrijk zijn, maar vooral ook de keuze van houtsoorten en de juiste verhoudingen in de aanwending ervan. Een jaar of zes geleden heb ik met laatstejaarsstudenten musicologie van de RUG dat nog eens bewezen: we hebben twee volledig gelijke instrumenten gebouwd. Alleen het hout was anders: de ene in uitgelezen houtsoorten, de andere in gewoon hout. Wat een enorm verschil in klank was dat! Precies zoals in de vioolbouw. Och, er worden over Stradivarius allerhande dingen gefantaseerd, over speciale vernis en zo. Dat was het echt niet. Nee, Stradivarius koos de beste bomen, het allerbeste hout. Zo was het ook bij de familie Ruckers-Couchet in Antwerpen, de Stradivarius van de klavecimbelbouw.

Met uitgelezen hout alleen ben je er echter ook niet: je moet weten waar en hoe het toe te passen. Zo heb je voor de zangbodem hout dat schitterend is voor de bassen, ander voor het middenregister, en hout dat enorm goed is voor de diskant. Als je nu hout van de diskant aan de baskant lijmt of omgekeerd, is er geen klankrijkdom. Het instrument zal niet zingen.’

DE HEERLIJKE WEDERGEBOORTE

Het klavecimbel is anderhalve eeuw lang een bijna vergeten instrument geweest. Vanaf 1780 ongeveer werd het verdrongen door de pianoforte, ook zo’n prachtige uitvinding maar compleet anders. Hóé anders het is, hoort zelfs een leek als in Bachs Mattheuspassie het klavecimbel vervangen wordt door een piano zoals Mendelssohn deed. De eerste die het uit de vergeethoek haalde, was Wanda Landowska in de jaren dertig van vorige eeuw. Na WOII was het vooral de Zwitserse Antoinette Vischer die er zich voor inzette. Eigentijdse componisten als Ligeti, Kessler, Cage, Xenakis en Karel Goeyvaerts schreven er muziek voor, betoverd door de boventoonrijke klank. Daarbij was natuurlijk de revival van de oude muziek gekomen, en de inzet voor authentieke uitvoeringen. Harnoncourt, Leonhardt… Het klavecimbel zat in de lift. Maar de instrumenten waren schaars. De Duits-Amerikaanse kinderpsycholoog en amateur-musicus Wolfgang J. Zuckermann vond er wat op: einde jaren ’50 lanceerde hij de harpsichord-kit. Zelfbouw derhalve. Hij kreeg navolgers zoals Frank Hubbard, van wie we een folder gevraagd hebben. De prijzen zijn gepeperd. Over gebruikte houtsoorten staat er zo goed als niets.

MAENE: ‘Ze hebben duizenden bouwpakketten de wereld rondgestuurd als studiemateriaal. Qua uitzicht zijn ze prachtig. De diverse onderdelen worden in meubelfabrieken gemaakt: bij de ene de onderbouw, bij de andere de zijpanelen, enzovoort. Dat moet allemaal op de tiendenmillimeter juist zijn. Ongeveer 35 procent van de kopers maken er een fatsoenlijk speelbaar instrument mee; de andere worden van een beetje mislukt tot een volledige catastrofe. Die massaproductie heeft er jammer genoeg toe bijgedragen, dat er een vervlakking dreigt in de professionele klavecimbelbouw. Zuckermann en Hubbard worden een norm. Sommige bouwers zeggen al, “de doorsnee mens hoort het toch niet”. Dat is bedrieglijk en nefast. Een ambachtelijk bouwer moet van élk instrument een unicum maken, met telkens de grootste aandacht voor de zangbodem, het klankbord.’

KLARA LAAT VERSTEK

Tot zover Walter Maene. Vlaanderen heeft niet alleen historisch een sleutelrol in de klavecimbelwereld gespeeld, het staat nog steeds op het voorplan. Zo zijn er de zomercursussen in het Museum Vleeshuis, bezitten we vermaarde klavecinisten als Jos van Immerseel, en hebben we in Brugge de Internationale Klavecimbelwedstrijden waar onder meer Ton Koopman, Scott Ross en Christophe Rousset uit voortgekomen zijn. Dan verwacht je terecht dat onze cultuurzender Klara enige respons op dit zo geliefde instrument en zijn bespelers zou geven. Niets daarvan: op 10 september verscheen op het Klaraforum (www.klara.be) een reactie van luisteraar Gerrit Tyberghein: ‘Klara’s aversie voor klavecimbel neemt tijdens de ochtendprogramma’s wel groteske proporties aan. In het kader van het verzoekprogramma Sylvia werden de Goldbergvariaties van Bach gespeeld. En iemand had er specifiek de vertolking door Gustav Leonhardt van gevraagd. Maar nee hoor, het werd natuurlijk een pianoversie.’ Daags erop volgde het onthutsende antwoord van producer Marc Weyts: ‘We weren niet pertinent alle uitvoeringen op klavecimbel. Wel springen we er voorzichtig mee om, omdat veel luisteraars het moeilijk hebben met (solo)klavecimbel.’ De heer Tyberghein repliceert ad rem: ‘Dat begrijp ik niet. Ik dacht dat Klara bedoeld was voor luisteraars van klassieke muziek. Mensen die ‘het moeilijk hebben met klavecimbel’ moeten dan maar naar het Hollandse ‘Classic FM’ luisteren, niet? Wordt het bij Klara nu ook al mikken op de lage middelmaat?’ Zo gaat de discussie door.

Even nagekeken in Klara’s programmering: tijdens die periode zijn ’s morgens álle ‘stukjes uit’ Bachs klaviermuziek op 2, 5, 9, 12 en 19 september in pianotranscriptie. Geen enkele origineel op klavecimbel. Het is bij Klara een mentaliteitskwestie, een verfoeilijke marketingvisie waarbij de toevallige aandacht binnenkort voor een cd-uitgave met Ewald Demeyere zonder meer hypocriet is.

TUSSEN OMO EN SHAMPOO

Het vooroordeel van de Klaraleiding over het klavecimbel is ook commercieel kortzichtig. Een van de bewijzen daarvan is de drogisterijketen Kruidvat met zo’n zeshonderd winkels in Nederland en honderd in Vlaanderen. ‘Health & Beauty’ staat er als kop op hun krantje. Die schoonheidsverzorging is er niet alleen voor huis en huid, maar ook voor de geest: tussen reclames voor inlegkruisjes, shampoo en vochtig toiletpapier worden ook klassieke cd’s aangeprezen. Boven de prent van Omo-wasmiddel prijkt de afbeelding van een 3-delige cd-box met Scarlatti-sonates. Op klavecimbel. De box kost maar euro 3,74, goedkoper dan een pakje sigaretten. Het is het derde volume van 36 cd’s met alle 505 sonates van de grote Domenico Scarlatti. Ze worden gespeeld door Pieter-Jan Belder, heel fijn en gedreven, zonnig en sprankelend, en – naar gelang van – uitgesproken zangerig. Die sonates van Domenico Scarlatti zijn kort, speelsgalant en virtuoos. De gemiddelde duur is vier à vijf minuten. Musicologisch zijn ze van grote waarde. De akkoorden zijn gedurfd, expressionistisch bijna, de modulaties ook. Het zijn muzikale gedichtjes, niet gemaakt om er met een doodgraversgezicht naar te luisteren. Bender speelt op drie klavecimbels. Je hoort duidelijk de verschillen in de instrumenten. Diversiteit in schoonheid.

Kruidvat pakt dus zonder schroom met klavecimbelopnamen uit. Eerder hadden ze dat al gedaan in hun Bach-editie: op twee volumes van samen 23 cd’s heel het klavierwerk van Johann Sebastian, vertolkt door o.a. Bob van Asperen en Christiane Wuyts. Dergelijke cd-sets gaan met 20 à 25.000 exemplaren over de toonbank!

Het is beschamend te constateren dat drogisten beter dan de Klaraleiding weten hoe de klassieke muziek werkelijk leeft, en dat goede smaak hebben niet ‘elitair’ is.

Fons de Haas

Links: www.kruidvat.nl en www.joanrecords.com

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content