In mei neemt bas-bariton José Van Dam afscheid van de Munt. Een gesprek met een van de allermooisten die werkte met de allergrootsten. Of niet.

Het is er de tijd van het jaar niet voor, maar denkt u even terug aan de kersttijd in de jaren vijftig. Hoort u die smetteloze knapenstemmen Susa Nina zingen? Dat kerstliedje van Armand Preud’homme was toen een hit. Het werd via bladmuziek verspreid en werd door jong en oud, door ouders en kinderen, in scholen en kazernes bij de kerstboom gezongen. ”t Hemelse hof in een aardse stal!’ Er bestonden verschillende versies van op plaat. Eén ervan was die van een kleine ket uit Jette, José Van Dam (1940). Het was het begin van een opmerkelijke carrière, die hem veel later tot de jetset zou brengen. Voor sommigen heeft hij de mooiste stem ter wereld. Of had, want Van Dam wil afbouwen.

U hebt altijd gezegd dat u zou stoppen met zingen na Don Quichotte van Jules Massenet. Het einde nadert.

José Van Dam: Hier in de Munt, inderdaad. Men viert dan mijn vijftig jaar op de planken. Ik heb veel gezongen, veel gereisd, nu wil ik een beetje normaal gaan leven. Het wordt mijn laatste productie hier in de Munt, en dan doe ik nog wat concerten en recitals. Ik zal meer les gaan geven. Ik doceer aan de Koningin Elisabethkapel. Ik wil jonge zangers opleiden.

Hier in Brussel was uw leraar de beroemde zang-pedagoog Frédéric Anspach. Toch chic dat een zangleraar een laan in Brussel heeft gekregen.

Van Dam:(lacht) Dat was zijn grootvader, die burgemeester van Brussel was geweest. Frédéric was mijn enige leraar. Ik maakte kennis met hem op mijn zestiende, net toen ik mijn stembreuk had. Ik ben bij hem gebleven wanneer hij stierf, 36 was ik toen. Nadien heb ik het in mijn eentje gered.

Nu geeft u zelf les. Waar legt u de meeste nadruk op?

Van Dam: Ik leer mijn leerlingen om geduld te hebben, om vooral goed na te denken voor je een rol aanneemt. Waar ik veel aandacht aan besteed: je moet de tekst begrijpen. En je moet de medeklinkers zingen. Als je zingt ‘ich ‘ie-e dich’ kom je er niet. Die l en b moeten erbij. Door de medeklinkers word je begrepen en kom je tot een interpretatie.

Aan het begin van uw carrière hebt u veel in vaste operagezelschappen gezongen. Dat vond u een goede zaak.

Van Dam: In een vast gezelschap kun je met repetitoren werken. Die leren je de rollen aan. In Berlijn was mijn repetitor Hertha Klust, de allereerste begeleidster van Dietrich-Fischer Dieskau. Ze was al 35 jaar bij de opera toen ik daar aankwam. Hertha was een wandelende encyclopedie. Bij deze of gene passage zei ze dan: ‘Furtwängler vond daarover dít, en Klemperer deed het zó. En die zanger wilde nooit dat…’ Het was een waar genoegen om met haar te werken. Je kreeg ook verschillende dirigenten. Don Giovanni heb ik met vijftien verschillende dirigenten gezongen, daar leer je veel van. Je krijgt ook de tijd. De ene avond zong je Leporello en twee dagen later Angelotti in Tosca, een veel kleinere rol. Nu zong je Figaro en enkele dagen later een van de Nachtwächte in DieFrau ohne Schatten. Dat duurde slechts drie minuten. Je kreeg niet iedere dag iets belangrijks. Men bouwt aan je carrière. Nu moeten jongeren vandaag in Londen zingen, daarna in Rome, daarna naar Tokio en na een tijdje hebben ze geen stem meer.

Over Herbert von Karajan werd dikwijls gezegd dat hij zijn zangers zodanig onder druk zette dat ze vroeg kraakten.

Van Dam: Helemaal niet. Dat wordt verteld, maar het is niet waar. Ik heb twintig jaar met hem gewerkt. Sommige van zijn rollen heb ik gezongen, andere heb ik geweigerd. Hij heeft me Pizarro in Fidelio aangeboden, daar heb ik nee op gezegd. Ik heb geantwoord: ‘Dat is een brulpartij.’ Hij gaf me gelijk: ‘Uw stem is daar te mooi voor.’ Zijn gebrek was dat hij als hij een stem mooi vond, hij die stem in elke opera wou casten die hij dirigeerde. Er waren mensen die dat accepteerden om hem te plezieren. Maar hij heeft niemand gedwongen om rollen te zingen die niet bij hem of haar pasten. Zeker, ik ken zangeressen die hun stem hebben gebroken bij het zingen van rollen waarvoor hij hen vroeg. Maar het was dus niet Karajan die dat deed. Ze hadden altijd kunnen weigeren.

DON QUICHOTTE VAN JULES MASSENET MET JOSé VAN DAM IN EEN REGIE VAN LAURENT PELLY. VANAF 4 MEI IN DE MUNT, BRUSSEL. INFO: WWW.DEMUNT.BE

DOOR LUCAS HUYBRECHTS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content