Het leven is mooi, zelfs na Auschwitz. Eva Schloss, het buurmeisje en stiefzusje van Anne Frank, is niet wanhopig of bitter. En schuld- of wraakgevoelens heeft ze niet.

Kamers vol met familieherinneringen heeft ze. Oude foto’s, brieven, poëziealbums van tantes en verre nichten. De paspoorten met een grote J erop, die ze onder de Duitsers moesten gebruiken. De schilderijen die haar broer Heinz tijdens de onderduik maakte. “Ik kan het niet over mijn hart krijgen iets weg te gooien. Ik wil het allemaal doornemen. Voor mijn kinderen betekent het niets meer, zij hebben deze mensen niet meer gekend.” Op het tafeltje in de zitkamer van haar Noord-Londense cottage staat een klein lijstje: een reproductie van een schilderij van Anne Frank.

Eva Schloss is een van de tweehonderd vrouwen die in 1945 levend uit het concentratiekamp van Auschwitz-Birkenau zijn gekomen. Ze werd in mei 1944, op haar vijftiende verjaardag, opgepakt en samen met haar ouders en haar broer gedeporteerd. Haar vader en broer kwamen om op een van de dodenmarsen net voor de bevrijding. Moeder en dochter konden na acht maanden van ontbering en terreur naar Amsterdam terugkeren. Haar moeder trouwde enkele jaren later met haar vroegere buurman: Otto Frank, de vader van Anne, die zijn hele gezin in de concentratiekampen had verloren.

In 1988 schreef Schloss een boek over haar oorlogservaringen, “Herinneringen van een joods meisje 1938-1945”. In de Verenigde Staten speelt op dit ogenblik op verschillende plaatsen het toneelstuk “And Then They Came for Me”, over de levens van Eva Schloss, Anne Frank en Ed Silverberg, een schoolvriendje van Anne ( Harry Goldberg in het Dagboek). In april reist Schloss, die nu zeventig is, naar Florida, Georgia, Washington, Arizona en Chicago, om na het stuk met het publiek over haar ervaringen te praten. Ze is ook volop bezig het toneelstuk naar Londen te halen. En er zijn plannen voor een film: elke week krijgt ze een scenarioschrijver over de vloer die het verhaal van haar hele familie optekent. Ondertussen verzorgt ze vaak de opening van de reizende tentoonstelling die de Anne Frank-stichting heeft opgezet en gaat ze veel in scholen spreken.

Getuigen over de horror van de kampen wordt voor Schloss almaar belangrijker. Zeker sinds haar moeder enkele maanden geleden is gestorven. Schloss: “Van de vorige generatie is er niemand meer over. Ik ben nu de oudste. Ik moet nu de fakkel overnemen. Voor de generatie na mij is de holocaust alleen geschiedenis. En er zijn nog te veel mensen die het niet weten.”

Enkele jaren na de oorlog bent u naar Engeland geëmigreerd. U bent getrouwd en hebt drie kinderen gekregen. U bent fotografe geworden. Later had u een antiekzaak. Veertig jaar lang heeft u over uw kampverleden gezwegen.

Eva Schloss: Net na de oorlog had ik een enorme behoefte om te praten over wat er gebeurd was. Maar toen wilde niemand er iets over horen. Alle overlevenden van de kampen hebben dat meegemaakt. Zeker in de landen die door de Duitsers bezet zijn geweest, wilde men het verleden liever het verleden laten. De mensen waren uiterst vriendelijk en behulpzaam, hoor. Maar praten was er niet bij. Als er iemand doodging, sprak je daar in die tijd ook niet over.

Dus ging je je pijn verinnerlijken. Je werd als het ware twee mensen: de vrouw die vreselijke dingen heeft meegemaakt en de herinnering daaraan overal met zich meedraagt, en de vrouw die probeert een nieuw leven op te bouwen. Veertig jaar lang ben ik die twee mensen geweest.

Zelfs mijn kinderen heb ik nooit mijn hele verhaal verteld. Dat hebben ze moeten lezen in mijn boek. Toen ze oud genoeg waren om het te kunnen vatten, was ik al lang gewoon te zwijgen. En iets moeten vertellen waar jij erg onder geleden hebt aan mensen die veel van je houden, is niet gemakkelijk. Je kwetst hen ook. Mijn oudste dochter wilde zelfs het boek niet lezen, ze wilde er niks van weten. Maar op een dag zagen we het boek openliggen naast haar bed. Daarom is dat toneelstuk zo belangrijk voor mij. Ik wil dat mijn kinderen en mijn vrienden het zien.

Proberen een nieuw leven op te bouwen na zulke ervaringen, in hoeverre lukt dat?

Schloss: Het gaat, u ziet het zelf. De eerste tien jaren waren erg moeilijk. Ik kon me niet aanpassen, ik was altijd een outsider. Op school was ik veel volwassener en ernstiger dan mijn klasgenootjes. Dat ze het leuk vonden om grapjes uit te halen met de leraar, daar kon ik niet bij. Ik vond dat ontzettend kinderachtig. Mijn enige vriendin was een Indonesisch meisje dat in Japan in een kamp had gezeten. We hadden ongeveer hetzelfde meegemaakt. Met haar kon ik praten, we begrepen elkaar. Nee, het waren niet alleen de twee jaar onderduik en de acht maanden kamp, het heeft nog een lange, lange periode erna geduurd.

Kon het leven voor u, die de holocaust aan den lijve ondervonden had, nog enige zin hebben?

Schloss: Jawel. Mijn man heeft altijd gezegd: je bent een grote optimist. Ik wou verder, ik wou niet blijven omkijken. Ik heb ook nooit een schuldgevoel gehad omdat ik het overleefd had. Ik weet nog altijd niet of ik in God geloof, maar ik heb altijd het gevoel gehad dat ik beschermd ben, dat er een zin was waarom ik erdoor gekomen ben. Het is misschien inbeelding, maar nu denk ik soms dat ik met het boek en het toneelstuk echt wat kan bijdragen tot de opvoeding van jonge mensen. Dat het misschien werkelijk een verschil maakt.

Is het niet moeilijk elke keer opnieuw uw verhaal, dít verhaal te moeten vertellen?

Schloss: Natuurlijk is het moeilijk. Maar als je de reacties van de mensen ziet, is het ook dankbaar om te doen. Onlangs stond er na een voorstelling in Boston een Duits meisje op. Ze vertelde dat ze uit Duitsland was weggegaan omdat haar grootvader een nazi was die zijn broer vermoord had omdat die joden had geholpen. Ik kon daar niet mee omgaan, en ik voel mij nog altijd schuldig, zei ze. Dat meisje had daar nog nooit over gesproken. Zo komt er bij iedere voorstelling wel iets moois naar boven.

Hebben we iets geleerd sinds 1945?

Schloss: De eerste keer dat ik weer met oorlogsleed werd geconfronteerd, met Vietnam, was dat een slag in mijn gezicht. Die schepen met bootvluchtelingen die teruggestuurd werden, vreselijk! Hadden we dan niks geleerd van die hele wereldoorlog? Toen kwam er Hongkong, de oorlogen in Afrika, Cambodja… Ik heb dan beslist dat het nodig was mijn geschiedenis te vertellen. Ik praat heel veel in scholen. We moeten beginnen met jonge kinderen, dat is onze enige kans. Met politici en zo praten, dat helpt allemaal niks. Maar ik heb de hoop dat we met die jonge kinderen wel iets kunnen veranderen.

Als het Hitler met zijn Hitlerjugend destijds gelukt is om kinderen te indoctrineren met de vreselijkste theorieën, moeten wij er ook in slagen er goede mensen van te maken. Kinderen zijn erg beïnvloedbaar.

U was in het kamp een van de jongsten. Heeft u het daardoor anders beleefd?

Schloss: Jazeker. Mijn moeder is nooit naar Oostenrijk willen terugkeren. Ze had te veel herinneringen aan het leven dat ze daar ooit had en dat door de nazi’s is verwoest. Ik was maar acht jaar toen we Wenen verlieten. Toen mijn dochter wou weten waar we vandaan kwamen, zijn we eens teruggegaan, tijdens een vakantie. Ik heb me er toen heel goed gevoeld. Dat is mijn achtergrond. In Engeland, waar ik nu bijna vijftig jaar woon, heb ik mij nooit echt thuis gevoeld. Nee, ik voel me helemaal geen Engelse.

Wat voelt u zich dan?

Schloss: Niks! En dat vind ik vreselijk. Dat is nog steeds het gevolg van Hitler: dat wij ons nergens thuis voelen.

U voelt zich ook geen Europees burger?

Schloss: Nee, in Engeland bestaat dat niet zo. Dat is een van de redenen waarom een verenigd Europa niet zal werken: iedereen wil tot een groep behoren. En ieder volk is toch anders. Zweden zijn geen Italianen. Als ik vrienden hoor praten over hun familie, hun grootouders, hun kinderen, dan voel je dat ze een band hebben die zeer ver teruggaat. Ik heb die hier niet, ik heb hier geen wortels. Mijn kinderen, die hier geboren zijn, ook niet. De volgende generatie misschien wel…

Misschien voelt u zich in de eerste plaats joodse.

Schloss: Ik voel me heel joods, maar dat is niet genoeg. Het geeft je nog geen wortels. Joods zijn is iets heel persoonlijks. Ik geloof niet echt in de bijbel. Maar ergens staat dat wij, joden, een taak te vervullen hebben, zodat wanneer de Messias komt er vrede is. Dat geloof ik: dat wij iets moeten doen op de wereld opdat er uiteindelijk vrede zal heersen. Ik geloof niet dat er een God is die alles regelt, maar ik geloof dat joden in de diepte van de geschiedenis een rol te spelen hebben.

Een van mijn dochters is uitgetrouwd. Ze is ondertussen gescheiden. Haar kinderen zijn jood omdat zij joodse is, en ze worden ook joods opgevoed. Maar toen ze trouwde zijn mijn man en ik toch heel erg treurig geweest. Mijn vader was helemaal niet religieus, maar toen zijn broer zich tot de anglicaanse Kerk bekeerde, heeft hij nooit meer met hem gepraat. Zo sterk is het joodse gevoel toch.

Daarom denk ik ook dat Hitler nooit in zijn opzet geslaagd zou zijn. Joden moeten overleven. Door de hele geschiedenis van vervolgingen zijn we er toch weer bovenop gekomen. Als Hitler er niet was geweest, waren wij misschien geen joden gebleven. Onze familie, de familie Frank en nog zovele andere, wij waren ons volop aan het assimileren. Zoals de meeste joden in Duitsland en Nederland. Waarschijnlijk zou ik christelijk geworden zijn. Door mijn oorlogservaringen ben ik weer tot het jodendom gekomen.

Omdat u jong was, reageerde u in het kamp soms anders dan de volwassenen. Met een zekere jeugdige branie, zou je kunnen zeggen. “Wat een avontuur”, fluisterde u op een bepaald ogenblik zelfs tegen uw moeder.

Schloss: Voor een zilveren lepel je leven in gevaar brengen, zoals ik heb gedaan, daar moet je misschien vijftien voor zijn. Dat was natuurlijk dwaas. Ik heb het gevaar misschien niet ten volle begrepen. Als ik niet voor mijn leven had moeten vrezen, dan zou ik het als een interessant avontuur hebben gezien. Maar ik ben vorig jaar nog gaan deltavliegen in Frankrijk. Ik hou van gevaar, dat had ik toen en dat heb ik nog altijd. En dat heeft me geholpen.

Wat maakte het verschil om te overleven? Een ondernemend karakter, of geluk?

Schloss: Je hebt het allebei nodig. Als ik niet het geluk zou hebben gehad dat onze nicht Minnie als verpleegster in de ziekenboeg werkte, zou ik het wellicht niet gehaald hebben. Of als mijn moeder het niet overleefd had en ik alles alleen had moeten doormaken. Of als mijn vader ons niet was komen bezoeken. Maar ik wou ook absoluut overleven. Ik ben in mei geboren, ik ben een stier van sterrenbeeld: met de kop door de muur willen gaan. Volgens mijn man ben ik nog altijd zo. Maar ik wil zeker niet beweren dat bijvoorbeeld Anne Frank geen even grote overlevingsdrang had.

De kampleiding behandelde u iets milder omdat u zo jong was.

Schloss: Ja. Ze hebben mijn kampnummer wat lichter in mijn arm getatoeëerd en mij niet helemààl kaalgeschoren. Dat is toch menselijk. Het is nu eenmaal prettiger om tegen een jong gezicht aan te kijken dat er nog een beetje leuk uitziet, dan tegen een oude kop met vellen.

Zelfs in de kampen was er af en toe menselijkheid, zo blijkt in uw boek.

Schloss: Het is misschien vreemd, maar dat heb ik een paar keer inderdaad ervaren. Zelfs bij de beruchte dokter Mengele, die mijn moeder ongedeerd liet gaan. Als je contact kreeg met een kampoverste, oog in oog, kon je soms een straaltje menselijkheid bespeuren. Maar de meeste kapo’s waren volledig afgestompt. Wij trouwens ook. We leefden op automatische piloot.

De kinderen vragen altijd wat we deden in het kamp: of we lazen of spelletjes speelden of verhalen vertelden. We hebben helemaal niks gedaan buiten werken, slapen en op appèl staan. We waren te moe en te gedeprimeerd. We hebben geen vriendschappen gesloten. Alleen met de mensen die in hetzelfde bed sliepen, sprak je wel eens. Tijdens het werk was het verboden te praten. Er was helemaal geen menselijk contact.

We hadden helemaal geen gevoelens meer. Toen de Duitsers het kamp hadden verlaten, heb ik doden helpen wegslepen. Ik vond het vreselijk om die lijken te moeten aanraken. Maar voor het overige… ik zag dagelijks mensen sterven. Ik keek en ik keek weg, zonder enig gevoel. Mensen gingen naar de ziekenbarak en keerden niet meer terug. Nou ja.

U hebt in het kamp heel veel steun gehad aan uw moeder, en zij aan u. Is het niet vreemd dat u samen mocht blijven?

Schloss: Maar ze wisten helemaal niet dat wij moeder en dochter waren. Er bestond geen contact. Zij zagen enkel groepen van twintig, van vijftig, van honderd mensen. Een individu bestond niet. Andere moeders en dochters heb ik niet ontmoet. Zusjes ook niet. Maar ook wij wisten zoiets niet van onze kampgenoten.

U heeft aan uw oorlogservaringen een heel sterke band met uw moeder overgehouden.

Schloss: Mijn moeder heeft vaak gezegd: “Ik heb je leven gered”, en dan antwoordde ik: “En ik het jouwe.” Want zo was het. We hebben elkaar erdoorheen gesleept. De twee jaar samen in de onderduiktijd hadden al voor een heel sterke band gezorgd. En toen we alleen terugwamen, waren we helemaal op elkaar aangewezen. Ik herinner me dat ik als ik van school terugkwam bij haar op schoot kroop. Terwijl ik al een groot meisje was. We hebben vaak samen gehuild. Later, wanneer ik met jongens begon uit te gaan, wachtte ze altijd op me en ik vertelde haar altijd alles. Wij waren als één.

Toen Otto Frank in het leven van uw moeder kwam, was dat niet erg moeilijk voor u?

Schloss: Mijn moeder en Otto Frank hadden een heel goed huwelijk. Ze zijn 27 jaar getrouwd geweest. Ik heb haar wel eens gevraagd met wie ze het gelukkigste was, met Otto of met mijn vader. Ze wou daar niet op antwoorden, maar ze was gelukkiger met Otto. Met mijn vader heeft ze heel moeilijke tijden gekend. De emigratie uit Oostenrijk, het vluchtelingenleven in België en Nederland, de jodenvervolging: dat was geen normaal leven. Met Otto had ze een rustig, harmonisch leven. Ik was blij om haar geluk, maar Otto was mijn vader niet. Ik heb heel veel van mijn vader gehouden. Het was soms moeilijk.

Anne was Otto’s hoofdthema, hij was er volledig door geobsedeerd. Mijn moeder is daarin meegegaan. Ze hebben zich samen volledig op haar Dagboek gestort. Mijn broer Heinz was ook heel getalenteerd. Hij schreef gedichten en schilderde. Als mijn moeder een tentoonstelling had gemaakt met zijn schilderijen en zijn gedichten had gepubliceerd, was hij misschien ook beroemd geworden. Maar hij is vergeten. Net zoals Margot, Annes zus. Dat heeft me pijn gedaan. Waarom moest het altijd over Anne gaan? Daarom ben ik zo opgetogen over het toneelstuk. Nu komen ze allemaal voor het voetlicht, al die familieleden over wie nooit gesproken is.

Voelde u zich ook niet een beetje tekortgedaan? Ook het leven van uw eigen moeder stond in het teken van Anne Frank.

Schloss: Jawel. Zelfs als ze hier op bezoek kwamen. Dan wou ik een dagje uit, of met haar naar de stad. En dan wou Otto dat ze eerst vier uur brieven schreef met hem. Ze moest daar altijd bij zijn. Ik was natuurlijk jaloers en mijn moeder stond tussen ons in. Het kwetste me, maar ik begreep het wel. Ik heb er nooit ruzie over gemaakt.

Maar Otto was een lieve man en hij begreep ook dat ik het moeilijk had. Hij heeft mij de eerste jaren na de oorlog erg geholpen. Ik had lak aan iedereen. Hij heeft toen heel veel met mij gepraat, herhaald en herhaald dat er ook goede mensen bestaan. Hijzelf was helemaal niet bitter, ongelooflijk eigenlijk. Ik heb erg van hem gehouden, maar in mijn achterhoofd bleef dat gevoel: hij is niet mijn vader. Ik heb geprobeerd hem dat nooit te laten merken.

Ook voor hem moet het niet makkelijk geweest zijn. Ik had precies Annes leeftijd. Waarschijnlijk heeft hij ook soms gedacht: waarom heeft het niet mijn dochter kunnen zijn? We heben er beiden nooit iets over gezegd, maar we voelden het wel.

Uitgevers noemen u graag het postume stiefzusje van Anne Frank. In werkelijkheid hebt u haar als buurmeisje gekend, voor de oorlog. Hoe was ze toen?

Schloss: Ze was niet zo speciaal. Ze was wel volwassener. Op haar twaalfde was ze al in jongens geïnteresseerd, in filmsterren, in mode. Mijn vriendinnetjes en ik waren daar helemaal niet mee bezig. Maar ja, ik ben nu nog niet in kleren geïnteresseerd. We zagen elkaar elke dag, maar ze was niet mijn genre. Ik heb ook nooit opgemerkt dat ze zo intelligent was en zoveel ideeën had. Dat vind ik zo bijzonder in haar Dagboek: dat ze overal een mening over had. Ik begon in die tijd juist te lezen, meisjesverhalen en zo. Ik was helemaal niet zo geïnteresseerd in alles als zij.

Is men Annes talenten niet gaan overdrijven? Is ze niet te zeer verheerlijkt?

Schloss: Anne schrijft zelf in haar boek dat ze twee kanten heeft, een brutale en een zachte. Ze doet zich niet beter voor dan ze is. Wij prijzen haar ook niet de hemel in. Ze was verstandig en ze schreef goed, ze zou een groot schrijfster geworden zijn. Dat is het enige.

Zij krijgt natuurlijk wel altijd de aandacht. Als er iets over de holocaust gezegd wordt, komt bijna onvermijdelijk ook zij ter sprake, terwijl het toch zes miljoen mensen zijn geweest. Dat vind ik spijtig. Maar ja, zo werkt het nu eenmaal. Kinderen kunnen zich makkelijker met één ander kind identificeren. De geschiedenis van miljoenen anonieme mensen zegt hen niks.

Onlangs was er heel wat te doen over vijf pagina’s uit het Dagboek van Anne die door haar vader zijn achtergehouden. Daarin zegt Anne onder meer dat ze het dagboek niet in deze vorm wil publiceren, maar als basis wil gebruiken voor een roman.

Schloss: Ze wou het dagboek misschien niet uitgeven zoals ze het geschreven had, omdat ze wist dat ze dingen zei die niet mooi waren. Ze zou misschien passages veranderd hebben. Otto heeft ook passages weggelaten: over haar moeder en over andere mensen, over het seksuele. Op die manier had ze het wellicht wel uitgegeven willen zien. Ze zegt toch ook dat ze wil leven na haar dood en dat ze beroemd wil worden. Als haar Dagboek niet uitgegeven was, zou ze vergeten zijn, zoals alle anderen. Ze zou wel tevreden zijn geweest met het resultaat.

Er zijn recent twee uitvoerige biografieën verschenen over Anne Frank. Met de auteur van een van beide werken, Melissa Müller, hebt u ruzie.

Schloss: Ja, ik heb haar nog net een boze brief gestuurd. Müller beweert dat Anne in die vijf bewuste pagina’s schrijft dat Otto voor het geld met haar moeder is getrouwd. Dat staat er helemaal niet in. Hij zou de pagina’s ook niet hebben willen publiceren omdat Anne daarin gunstiger over haar moeder spreekt. De Franks hadden een ongelukkig huwelijk, dat is juist. Maar Otto vond het èrg dat Anne zo negatief over haar moeder schreef, hij zou het alleen maar hebben toegejuicht als ze milder was geweest.

Müller beschuldigt Otto er ook van dat hij Miep Gies, die de familie Frank tijdens de onderduik heeft geholpen, niet genoeg heeft nagelaten. Maar Miep had het ook niet echt nodig. En Otto heeft altijd gevonden dat de opbrengsten van het Dagboek hem niet toekwamen, maar van Anne waren. Hij heeft altijd alles aan het Anne Frank-fonds gegeven. Zelf leefde hij heel spaarzaam. Hij heeft nooit in een chic hotel geslapen, nooit eerste klas gereisd in de trein, nooit een taxi genomen.

Na alles wat u heeft meegemaakt, wat is uw levensvisie? Heeft u een leuze, een motto?

Schloss: Ik zeg altijd: het leven is mooi. Ik hou heel veel van het leven. Ik ben erg actief, ik zit nooit stil. Ik wil van alles genieten.

“Het leven is mooi” is ook de titel van een film over Auschwitz, die enkele dagen geleden twee oscars heeft gekregen.

Schloss: U bedoelt de Italiaanse film “La vita è bella”. U vond dat een mooie film? Ja, alle jonge mensen vinden hem mooi. Ik heb hem gezien met een groep van holocaustoverlevenden. Velen zijn tijdens de voorstelling weggelopen. Het is zo onwaar (De film vertelt hoe een vader zijn zoontje, om hem te sparen, probeert wijs te maken dat het kampleven een gigantisch spel is, nvdr). Dat dat kleine kind daar in het kamp kon zijn, dat was al volstrekt onmogelijk. Ik weet het, het is niet bedoeld als een waar verhaal. Het is een fabel. Maar kun je van zoiets een fabel maken? Ik vond het een beetje smakeloos.

Maar het is wel een interessante film. Hij wil laten zien hoe ver een vader kan gaan om zijn kind te beschermen. Die boodschap kon ik heel goed begrijpen. Mijn vader heeft er enorm onder geleden dat hij zijn eigen kinderen geen bescherming kon bieden. Hij was een sterke persoonlijkheid, hij zou alles gedaan hebben om ons te redden. Ik denk vaak dat dat gevoel van totale machteloosheid hem eronder heeft gekregen.

De tentoonstelling (annex filmvoorstelling) “Anne Frank, een geschiedenis” loopt nog tot 4 april in de Spercity-Leuven, Bondgenotenlaan 145-149.

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content