De rechters die zich over de genocide in Rwanda buigen, staan voor een complexe taak. Ten bewijze daarvan de zaak van Léon Mugesera, bijgenaamd de Hitler van Afrika.

OP 23 SEPTEMBER begonnen in het Tanzaniaanse Arusha formeel de eerste processen tegen zogenaamd verantwoordelijken voor de genocide in Rwanda. Alleen al tussen 7 april (de moordaanslag op president Juvénal Habyarimana) en half juli 1994 (de machtsovername door het Rwandees Patriottisch Front) kwamen in het kleine land vele honderdduizenden gewone burgers om bij politiek-etnische massamoorden, Tutsi en Hutu. Hoeveel is op geen honderdduizend na te zeggen, de cijfers schommelen tussen 300.000 en anderhalf miljoen doden. Het was een combinatie van etnisch geïnspireerde afrekeningen, vooral gericht op de Tutsi-minderheid (etnocide dus, in de zuivere betekenis, maar internationaal dra omschreven als genocide), met een bloedige burgeroorlog en de definitieve uitbarsting van de sluimerende oorlog tussen het oude regime van de omgebrachte president Habyarimana en het oprukkende Rwandees Patriottisch Front van Paul Kagame.

ACHTERVOLGD.

Het Patriottisch Front overigens grotendeels samengesteld uit de nakomelingen van Tutsi die begin jaren zestig uit Rwanda naar Uganda vluchtten viel het land op 1 oktober 1990 binnen en installeerde tenslotte op 19 juli 1994 zijn eigen regering in de hoofdstad Kigali. Het Internationaal Rwanda-Tribunaal in Arusha moet de verantwoordelijken berechten voor de misdaden tegen de mensheid, gepleegd in de loop van het jaar 1994. In de praktijk worden eerst en vooral de verdachten van de genocide geviseerd. Onder meer België, Zwitserland, India, Kameroen en Zambia hebben al zelf initiatieven genomen, aangeklaagde Rwandezen opgepakt, en sommige dossiers aan het Tribunaal in Arusha overgemaakt altijd op vraag van het Tribunaal zelf. Maar de start van de rechtspleging, ruim twee jaar na de feiten, verloopt bijzonder moeizaam, en ook deze keer zullen procedurekwesties nog veel tijd nemen en kan het tot het late najaar duren voor het eerste echte proces van start gaat.

Komt daarbij dat de beklaagden van vandaag vooral kleine garnalen zijn en dat hun dossiers verre van stevig uitgebouwd zijn. Nog voor het eerste proces begonnen is, klaagt de verdediging over vooringenomenheid en de amateuristische aanpak van de onderzoeken. Op de koop toe blijven de echte verantwoordelijken voor wat er in Rwanda in het voorjaar van 1994 gebeurd is voorlopig althans buiten schot. En dat zijn zowel een aantal hooggeplaatste personen uit het oude regime van Juvénal Habyarimana, als de politieke en militaire overheden van 7 april tot half juli 1994 en sommige nieuwe machthebbers in Kigali, van wie almaar duidelijker wordt dat hun veroveringstocht ook niet zonder etnisch gekleurd bloedvergieten gepaard is gegaan.

Léon Mugesera is een van diegenen van wie de naam in de internationale pers geregeld opduikt op de lijst van de echte genocidairs. Hij was destijds een prominent kaderlid in de vroegere eenheidspartij van president Habyarimana. Zijn dossier wordt (nog) niet door het Rwanda-Tribunaal opgeëist, maar Mugesera geniet de twijfelachtige eer om in de Angelsaksische pers steevast omschreven te worden als de Afrikaanse Hitler. Amerikaanse en Britse journalisten en cameraploegen achtervolgden hem tot in de winkelcentra van Québec, de Canadese stad waar hij nu verblijft, om hem ter verantwoording te roepen voor zijn intussen beruchte toespraak van 22 november 1992.

De aanklacht is dat hij destijds, voor een publiek van een duizendtal militanten van de presidentiële partij, het startschot zou hebben gegeven van wat in het voorjaar van 1994 de Rwandese genocide werd. In het rapport (maart 1993) van de internationale onderzoekscommissie over de schendingen van de mensenrechten in Rwanda sinds 1 oktober 1990 (de eerste inval van het Rwandees Patriottisch Front), wordt Léon Mugesera een ?belangrijke aanstoker van ongeregeldheden? genoemd, waarbij (toen al) Tutsi omgebracht werden door Hutu-bendes. Er is sprake van ?onafhankelijke en overeenstemmende getuigenissen over zijn rol achter de schermen? bij de ergste politiek-etnische moordpartijen van 1992 en 1993. Voor het nieuwe regime in Kigali is deze Léon Mugesera zonder enige twijfel een van de architecten van de genocide en mag het een schande heten dat hij nu al jarenlang schijnbaar onverstoord met vrouw en kinderen in Canada verblijft.

ONVERSTOORD ?

Ruim drie jaar na zijn geruchtmakende toespraak en het bezwarende internationale rapport, meer dan twee jaar na de massamoorden in zijn land, blijft Léon Mugesera, nu 44, bijzonder achterdochtig. Een paar forse aanbevelingen van vertrouwelingen in Brussel, een lange dag bedenktijd, en het akkoord van zijn advocaat in Québec zijn nodig om een afspraak te krijgen. De Canadese immigratiediensten hebben immers nauwelijks een paar weken eerder zijn uitwijzing bevolen, met vrouw en vijf kinderen. Het proces in beroep tegen die uitwijzing mag zeker niet in het gedrang komen.

De zaak-Mugesera is uniek voor Canada. Voor het eerst dreigt een résident permanent zijn statuut te verliezen, op grond van de wet op de oorlogsmisdaden en omdat hij een valse verklaring zou afgelegd hebben bij zijn aanvraag van dat statuut. In eerste aanleg oordeelde de immigratierechter dat Léon Mugesera op 22 november 1992 inderdaad een toespraak hield die aanzette tot genocide op de Tutsi-bevolking in Rwanda en dat hij tegenover de immigratieambtenaar in 1993 verzweeg dat hij in zijn vaderland vervolgd werd voor ?misdaden tegen de mensheid?. Het proces in beroep kan jarenlang aanslepen. Zolang mag de hele familie in Canada blijven.

?Dit proces is opgezet spel,? zegt hij. ?De immigratierechter is er zelfs niet in geslaagd om de schijn van een echte rechtspraak op te houden. Onze getuigen kregen geen visum, de rechten van de verdediging zijn geschonden, er is geen rekening gehouden met onze experts. We zullen tot in het allerhoogste beroep gaan en bewijzen dat er geen sprake was van een oproep tot genocide. Het was een politieke redevoering in volle oorlog. Ik wilde de militanten ervan overtuigen dat we ons niet mochten laten overrompelen door het Patriottisch Front. Dat is de kern van de zaak. Overigens is er geen sprake van dat ik na mijn toespraak militaire bescherming kreeg om aan de Rwandese justitie te ontsnappen, zoals in het rapport van die fameuze internationale commissie staat. Ik werd bedreigd door de guerrilla van het Patriottisch Front, die toen al overal geïnfiltreerd was en ben daarom ondergedoken.?

UNIVERSITEIT.

Léon Mugesera houdt vol, met namen van getuigen en precieze data in de hand, dat hij die avond van de 25ste november, drie dagen na zijn beruchte redevoering, zijn huis in Kigali verliet. Niet naar een militair kamp, zoals getuigen in januari 1993 aan de internationale onderzoekers vertelden die dat op hun beurt herhaalden op het proces in Québec maar naar vrienden die hem hooguit twee weken later de grens met Zaïre oversmokkelden. Van half december 1992 tot einde januari 1993 kreeg hij onderdak bij een religieuze orde in Kisangani om dan via Kinshasa naar Madrid te vliegen. Daar diende hij bij de Canadese ambassade zijn aanvraag in om résident permanent te worden. Mugesera doctoreerde aan de Université de Laval in Québec en hoopte daar een nieuw leven te beginnen als taalkundige. In maart liet hij zijn familie naar Madrid overkomen, om half augustus 1993 definitief naar Canada te vertrekken. De immigratiediensten hadden na onderzoek van zijn dossier geen bezwaar tegen zijn komst.

Voor Léon Mugesera was het, zo zegt hij nu, dan afgelopen met de politiek. Hij deed een poging om als onderzoeker aan de Université de Laval aan de slag te gaan en dat leek aanvankelijk te lukken. Tot in april 1994 in Rwanda de hel losbrak. Na de genocidaire moordpartijen en de machtsovername door het Patriottisch Front in juli 1994 ging zijn naam opnieuw rond, dit keer als een van de schuldigen aan de genocide. Zijn virulente toespraak van anderhalf jaar tevoren werd door aanhangers van het nieuwe regime en mensenrechtenorganisaties weer bovengehaald en rondgefaxt naar iedereen die zich in de Rwandese tragedie verdiepte : dat moest het bewijs zijn van zijn schuld.

Twee jaar later trekt Léon Mugesera geen enkel woord van toen terug. ?Opnieuw : het was toen oorlog. Ik riep mijn aanhangers op om zich te verzetten tegen de collaborateurs met de vijand, met het FPR. Nergens heb ik tot het vermoorden van Tutsi opgeroepen. Het woord Tutsi valt trouwens maar een enkele keer, en dan nog waar ik een bericht van de officiële Radio Rwanda aanhaal. Verder had ik het altijd opnieuw over drie zaken : wees waakzaam want de vijand rukt op ; wij hebben het recht om onszelf te verdedigen tegen de vijand ; en, er moeten dringend verkiezingen komen?.

VERTALINGEN.

Het probleem is : Mugesera sprak in het Kinyarwanda en van dit sleutelstuk in zijn dossier bestaan drie vertalingen naar het Frans. De eerste is anoniem, en doet sinds voorjaar 1993 de ronde. Onder meer de Amerikaanse mensenrechtenorganisatie Africa Watch hanteert deze tekst om Léon Mugesera voor de Canadese rechter aan te klagen. Een tweede vertaling, wellicht gebaseerd op dezelfde bandopname als de eerste, is in juni 1995 door een Rwandese linguïst van de universiteit in Butare gemaakt, op vraag van de Canadese immigratiediensten, in het kader van het lopende proces. Een derde tenslotte is geredigeerd op vraag van de verdediging van Mugesera door een Rwandese linguïst die momenteel in Rijsel woont en werkt. De betwistingen over de precieze draagwijdte en context van de woorden in het Kinyarwanda en hoe die best naar een Europese taal worden omgezet, is de echte inzet van het proces.

Zonder twijfel is de allereerste, de anonieme, vertaling bijzonder gekleurd. Bovendien citeerde de internationale onderzoekscommissie destijds fout uit die tendentieuze vertaling, de enige die toen bestond. Zelfs in die tekst, zoals hij voorligt, is er immers nergens sprake van een genocidaire strijd tegen ?de Tutsi?, wel van een ongenadige aanpak van al wie meeheult met ?de vijand, het Patriottisch Front,? dat twee jaar tevoren het land was binnengevallen. Het lijkt een nuanceverschil, maar niet in de juridische polemiek over het gebruik van de term genocide in de Rwandese tragedie.

Maar de nieuwe versie, in opdracht van de Canadese immigratiediensten opgesteld, en zelfs de versie van de verdediging van Mugesera, blijven een aantal hoogstbezwarende passages bevatten. Een paar uittreksels, gebaseerd op de vertaling door de verdediging van Léon Mugesera :

?Waarom worden ouders die hun kinderen wegsturen om mee te vechten met de vijand niet gearresteerd en veroordeeld ?… Wij vragen dat deze mensen op een lijst gezet worden en voor de rechtbank komen, in een openbaar proces. En als men weigert om de wet toe te passen…, op dat ogenblik, is het volk wel verplicht om over te gaan tot wettige zelfverdediging tegen deze infiltranten van de vijand.?

?… Het wordt tijd dat wij onze wettige zelfverdediging organiseren want wij zullen niet aanvaarden om ter dood gebracht te worden omdat het gerecht zijn werk niet doet.?

?Aan iemand die mij in het openbaar provoceerde en beweerde tot de Parti Libéral te behoren (een partij die traditioneel Tutsi-gezind was), heb ik gezegd : De fout die men in 1959 heeft begaan, toen ik nog een kind was, is dat men u heeft laten vertrekken. Ik heb hem gevraagd of hij niet gehoord had van de Falachen die teruggekeerd zijn naar huis, naar Israël, vanuit Ethiopië. Hij zei me dat hij dat niet wist. Ik heb hem gezegd : Kan je niet luisteren of lezen ? Ik leer je nu dat voor jou, thuis Ethiopië is, en dat men jullie via de Nyabarongo zal sturen en dat jullie dan snel zullen aankomen…?

COLLABORATIE.

Vooral die laatste uitspraak is tijdens het proces in Québec herhaaldelijk uitgelegd als een openlijke bedreiging van de Tutsi-gemeenschap, die volgens sommige Hutu-extremisten etnisch verwant zijn met bepaalde Ethiopische etnieën. Met de beelden van de verminkte lijken in de Rwandese rivieren in het voorjaar van 1994 voor ogen, krijgt deze frase een bijzonder lugubere en tegelijk profetische klank. Zelfs in de vertaling van de verdediging. Vooral dit uittreksel maakte van de taalkundige Léon Mugesera de Hitler van Afrika.

De beschuldigde zelf verweert zich heftig tegen die beschuldiging. ?Ik heb niet opgeroepen om de Tutsi-bevolking uit de roeien,? zegt hij. ?Ik heb er uitgerekend aan toegevoegd maar dat is nergens terug te vinden, behalve in de commentaren van onze expert dat we zoiets niet mogen doen en ons niet mogen laten provoceren. Trouwens, het hele verhaal over Ethiopë en de rivier Nyabarongo was de weergave van mijn discussie met één politieke tegenstander vroeger, het was geen oproep tot de militanten.?

En over de passages waarin hij tot wettige zelfverdediging tegen de collaborateurs met het Patriottisch Front opriep : ?Ik heb alleen de toepassing van de Rwandese grondwet gevraagd. En die was duidelijk : wie met de vijand samenwerkt, verdient de doodstraf. Op dat ogenblik hadden we al twee jaar oorlog achter de rug, duizenden doden en honderdduizenden vluchtelingen in eigen land. De mensen van mijn partij, de partij van de president, waren het beu om te zien hoe er rondom ons straffeloos met de vijand samengewerkt werd. Was het dan fout dat ik onze achterban opriep om zich tegen die collaboratie te verzetten ? Ik draag geen enkele verantwoordelijkheid voor het drama dat mijn volk later heeft meegemaakt.?

SCHULD OF ONSCHULD.

Léon Mugesera staat met zijn verdediging niet helemaal alleen. Meer en meer dignitarissen van het oude regime verzetten zich nu openlijk tegen de gangbare internationale opinie, dat zij alleen verantwoordelijk zijn voor de tragedie. En ook : hun analyse wordt alvast ten dele gevolgd door een aantal onafhankelijke onderzoekers in (vooral) België en Frankrijk, hoe onpopulair dat tot nog toe ook is. Onder meer de Antwerpse professoren Stefaan Marysse en Filip Reyntjens onderschrijven dit denkkader in grote trekken.

Meer dan twee jaar oorlog, de verpaupering en het interne vluchtelingenprobleem, de infiltratie door de guerrilla van het Patriottisch Front hebben bij de hongerende boerenbevolking van vooral Hutu een irrationale angst voor ?de andere? (de vijand, de Tutsi) gecreëerd. Die angst is door sommigen in de toenmalige eenheidspartij opgezweept, in een aantal gevallen zeker met politiek-etnische bijbedoelingen. Die doodsangst is dan omgeslagen in een ongebreidelde agressiviteit toen het laatste symbool van hun bescherming, de president, omgebracht werd door in hun ogen die vijand, het Patriottisch Front dus.

De interimregering van eerste-minister Jean Kambanda, interimpresident Theodore Sindibukwabo en legerleider Augustin Bizimungu, die na de moord aan de macht was, slaagde er in die cruciale dagen en weken niet in om de slachting te stoppen. Meer zelfs, op nogal wat plaatsen hebben zij de moordbendes bewust gesteund om hun eigen macht te consolideren. De definitieve aanval van het Patriottisch Front, naar eigen zeggen ?om het moorden te stoppen?, voedde elke dag opnieuw het vijandbeeld. Voor wie die analyse volgt, is er dus geen sprake van een lang bij voorbaat en grondig geplande genocide op de Tutsi-minderheid en komen de processen in Arusha in een ander daglicht te staan. De vraag naar schuld of onschuld ook van Léon Mugesera in Québec wordt dan ineens een stuk complexer.

Het nieuwe regime in Kigali van zijn kant ziet de zaken veel eenvoudiger : zij ziet maar één schuldige en dat is het oude regime. De verzoening in Rwanda komt intussen niet dichterbij. Net zomin als er klaarheid komt in de tragedie die er zich heeft afgespeeld.

Peter Verlinden

Slachtoffers van de etnocide in Rwanda : het Tribunaal in Arusha staat voor een aartsmoeilijke taak.

Léon Mugesera in Québec : Maar het was toen oorlog !

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content