De Marokkaans-Franse schrijver Tahar Ben Jelloun over de gevolgen van de oorlog in Irak, de gekwetste Arabische ziel en het gevaar van een botsing van culturen.

Copyright Knack / Der Spiegel. Vertaling: Frans Vuga.

Tahar Ben Jelloun (58) is de succesvolste auteur van de Maghreb. Hij werd geboren in Fez, groeide op in Tanger en studeerde filosofie in Rabat. Zijn studietijd werd onderbroken door een gedwongen verblijf van achttien maanden in een militair kamp. Daar begon hij te schrijven. Hij gaf later les in Tetouan en Casablanca. In 1971, na de arabisering van het onderwijs, week hij uit naar Parijs, waar hij sociologie studeerde. In 1987 ontving hij de Prix Goncourt voor zijn roman La Nuit sacrée. Ben Jelloun werd op slag de bekendste Marokkaan in Frankrijk, ook al vanwege zijn strijd tegen racisme.

Verheugde het u dat de Amerikanen het standbeeld van de Iraakse president Saddam Hoessein neerhaalden in Bagdad?

TAHAR BEN JELLOUN: Ik had liever gezien dat hij toen was gearresteerd. De Amerikanen bekommerden zich niet echt om Saddam Hoessein. Het gaat ze erom een strategische regio voor lange tijd te bezetten en te plunderen.

Zijn ze niet veeleer verplicht een democratisch systeem te installeren om hun oorlog te legitimeren?

BEN JELLOUN: De macht heeft zich niets aangetrokken van het recht. Dat betekent een nederlaag voor de vooruitgang en de moderniteit. Het normatieve gezag van het vrije Westen heeft een deuk gekregen. De regering van president George W. Bush is gedreven door bekrompen nationalisme en missionaire, religieuze ijver. Dat leidt tot een brutaler kolonialisme dan in de negentiende eeuw.

Veel Irakezen hebben de val van de tiran op straat gevierd.

BEN JELLOUN: Bij de zogenaamde bevrijding viel de verschrikkelijke morele terugslag op. De mensen werden wild en sloegen aan het plunderen. In die toestand van rechteloosheid kwamen de laagste instincten naar boven. Het heeft de Irakezen de waardigheid van de overwonnenen ontnomen. De beelden van collectieve razernij deden de hele Arabische wereld pijn.

Plunderden velen niet uit wraak voor decennia van onderdrukking en ontbering?

BEN JELLOUN: Zeker. Ik wil de Irakezen niet aanklagen. Ze draaiden door, gek gemaakt door eigen onvermogen. De Amerikaanse militairen hadden de ongeregeldheden moeten verhinderen, maar ze beschermden alleen het ministerie van Olie. Dat zegt genoeg.

Los van de betwiste volkenrechtelijke legaliteit van de Amerikaanse oorlog: had het Iraakse volk niet het recht om te worden bevrijd van een dictator?

BEN JELLOUN: Dat was niet het motief van de Amerikanen…

… maar wel het resultaat van hun interventie.

BEN JELLOUN: Kun je iemand bevrijden als je zijn huis verwoest? Hoeveel landen moeten er nog op die manier bevrijd worden? Ik vrees dat die logica ons naar een catastrofe leidt.

Is het niet politiek gevaarlijker en moreel verwerpelijker despoten, door niet-inmenging, in het zadel te houden?

BEN JELLOUN: Er bestaan andere, vredelievende manieren van inmenging. Men kan een volk helpen zichzelf van zijn dictator te bevrijden, door verzetsmiddelen aan te reiken, door materieel en moreel bijstand te verlenen.

Kon dat ook in de totalitaire eenpartijstaat Irak?

BEN JELLOUN: Ik ben ervan overtuigd dat het opheffen van de internationale sancties tegen Irak, en de daarmee gepaard gaande normalisering, op middellange termijn de val van het regime zou hebben bewerkt. De sancties maakten het volk tot gijzelaar van de dictator, want het regime controleerde de verdeling van de ingevoerde levensmiddelen. Mocht de wurggreep van de sancties zijn losgelaten, dan zouden de zaken een andere wending hebben genomen. Het volk zou zijn autonomie op een waardige manier hebben teruggekregen.

Voor u zijn er duidelijke grenzen aan het recht op inmenging om humanitaire redenen.

BEN JELLOUN: Als een volk gemassacreerd wordt, zijn we verplicht om hulp te verlenen, desnoods met geweld, zoals in Bosnië en Kosovo. Maar zonder rechtsgrondslag mondt macht uit in pure brutaliteit. De Verenigde Staten kunnen in het Midden-Oosten geen domino spelen.

De snelle val van Bagdad schokte de Arabische wereld. Koren op de molen van het Arabische nationalisme en het islamitische fundamentalisme?

BEN JELLOUN: Het Arabische nationalisme is dood, maar het fundamentalisme heeft nog een lange bloeitijd voor zich. De eenheid van de Arabische wereld is een mythe. Zonder de logistieke steun van verscheidene Arabische landen hadden de Amerikanen hun oorlog niet kunnen voeren. Deze hypocrisie, dit cynisme versterkt de islamitische fundamentalisten. Religie, omgezet in politieke ideologie, is vandaag de enige band tussen de Arabische volkeren. Dat zal ons nog nachtmerries bezorgen.

U gelooft niet dat Irak zich laat ombouwen tot een democratische modelstaat?

BEN JELLOUN: Dat is een Amerikaans hersenspinsel, geweven uit leugens, onwetendheid en propaganda. De sjiieten in het zuiden zijn bezig zich politiek te organiseren. Het vooruitzicht dat in Irak een islamitische republiek kan ontstaan, beangstigt Saudi-Arabië en de Golfstaten.

De Amerikaanse bezettingsmacht zal het ontstaan van een religieuze staat niet toelaten.

BEN JELLOUN: Hoewel ze dankbaar zijn voor de val van het regime, zullen de sjiieten de bezettingsmacht gauw als vijand bestempelen. De Amerikanen kunnen wel marionetten aan de macht brengen, maar geen democratie opbouwen.

Waarom zou een Arabisch land niet bij machte zijn democratisch samen te leven?

BEN JELLOUN: Irak is een maatschappij van clans, van stammen. Saddam Hoessein heeft geheerst met zijn familie, de clan van de Tikriti. Bashar al-Assad steunt in Syrië op een minderheid van alawieten. In een stammenmaatschappij slaat democratie niet aan. Omdat een individu in een stam niets betekent – terwijl het individu met zijn beoordelings- en gewetensvrijheid in een democratie net centraal staat. Democratie is geen techniek, gaat niet alleen om vrije verkiezingen. Democratie is een cultuur, dagelijkse pedagogiek, behelst de erkenning van regels en waarden.

Stel dat in de hele Arabische wereld vrije verkiezingen worden gehouden. Krijgen islamitische krachten dan overal de bovenhand?

BEN JELLOUN: Vrijwel overal. Vrije verkiezingen zijn daar zoiets als een poging om een mooi gebouw op te richten op een mestvaalt. Het maatschappelijk fundament voor democratie ontbreekt. In de Arabische wereld bestaat alleen een anti-democratische, extremistische grondslag. Fundamentalisten discussiëren niet, willen geen andere mening horen, hebben de absolute waarheid in pacht. Hun systeem is een dictatuur, die alles regelt.

Waarom hinkt de Arabische wereld wat democratische ontwikkeling betreft zo ver achterop?

BEN JELLOUN: Ik zie verschillende factoren. Ten eerste het kolonialisme, dat in veel Arabische landen werd vervangen door militaire regeringen. Ten tweede het Arabische nationalisme, zoals Gamal Abd al-Nasser het in Egypte oppookte, gecombineerd met een socialisme van stalinistische inslag.

Kan dat verleden het huidige onvermogen nog verklaren?

BEN JELLOUN: Socialisme en nationalisme hebben afgedaan. Blijft de derde factor: de islam. De islam is niet alleen een spirituele, maar ook een politieke religie, een morele leidraad voor het dagelijkse handelen. Dat is het verleidelijke, maar gevaarlijke kenmerk van de islam – zijn neiging tot het totalitaire.

Naar westelijk begrip steunt democratie op de scheiding van politiek en religie. Is dat principe absurd voor de islam?

BEN JELLOUN: In de grond wel. De moslimwereld kan zich alleen ontwikkelen als het totalitaire concept wordt verlaten. De islam moet in de harten en de moskeeën blijven, hij mag zich niet met politiek inlaten. Ik weet hoe moeilijk het is om een religie te hervormen. Geloof is irrationeel. Maar de lekenstaat voor moslims moet het doel blijven.

Hoe kan dat doel worden bereikt zonder ‘reformatieoorlog’?

BEN JELLOUN: Via onderwijs en wetenschappelijke vooruitgang. Analfabetisme en armoede vormen de voedingsbodem voor religieus extremisme. Beide zijn in de Arabische wereld wijdverbreid. De islamisten zoeken hun aanhangers onder de armen en misnoegden. De mensen moeten zich voort ontwikkelen, dan verliest de islam zijn agressiviteit, want in de koran vindt men zowel argumenten voor als tegen de democratie.

Hoe groot acht u het gevaar dat het tot een botsing van culturen komt?

BEN JELLOUN: Culturen zijn geen monolitisch gesloten blokken, die met mekaar botsen. Europa en de mediterrane wereld zijn doordrongen van Avondland en Oriënt, van christendom, judaïsme en islam. Ik vrees veeleer een botsing door wederzijdse onwetendheid, vooroordelen en verachting.

In Europa groeit de vreemdenhaat. Moslims vragen bijzondere rechten en sluiten zich op in getto’s in plaats van zich te integreren.

BEN JELLOUN: In Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk moet blijken of vreedzame coëxistentie van culturen mogelijk wordt. De integratie is mislukt. Frankrijk heeft zijn kinderen uit de Maghreb verwaarloosd. Geen wonder dat de terroristische rattenvangers ook hier volgelingen vinden.

Frankrijk geeft de kinderen van immigranten het Franse staatsburgerschap.

BEN JELLOUN: Staatsburgerschap is geen technische, formele zaak. Het bezit van identiteitspapieren volstaat niet om iemand tot een volwaardige burger van de republiek te maken, tot lid van een waardenmaatschappij.

Het beste integratie-instrument is de school. Kan de islamitische hoofddoek op school worden geduld?

BEN JELLOUN: Een hoofddoek dragen, betekent het laïcisme afwijzen. Als men de hoofddoek duldt, zegt de broer of de vader van het meisje de volgende dag: ‘Je neemt niet deel aan muziek- of schilderlessen, want die bederven de zeden. Je mag die literaire tekst niet lezen, want hij geeft aanstoot.’ De hoofddoek is allesbehalve onschuldig. Hij kan niet op school. Slaagt de aanpassing toch, dan zal er een laïciserende islam in Frankrijk en Duitsland ontstaan. Dat kan een belangrijke invloed hebben op de hele Arabische wereld.

Missen de Arabieren geen zelfkritiek? Terrorisme, als wraak van de vernederde, is toch geen verlengde van de anti-koloniale bevrijdingsstrijd?

BEN JELLOUN: Moslims en Arabieren beschouwen zichzelf graag als slachtoffers. Ze putten daaruit de rechtvaardiging van hun verzet. Het verlies aan identiteit door de kolonisatie heeft geleid tot een psychisch trauma – een veeleer emotionele dan wel logische houding. Er is behoefte aan objectivering. De verkeerde inschatting van krachtsverhoudingen, vooral tegenover Israël en de Verenigde Staten, had een rampzalig effect.

Bezwaart die houding het zoeken naar een vreedzame oplossing voor het conflict tussen Palestijnen en Israëliërs?

BEN JELLOUN: Het volharden in een uitsluitend moreel standpunt – de Palestijnen als permanente slachtoffers – heeft van het Israëlisch-Palestijnse conflict de moeder van alle crisissen in het Midden-Oosten gemaakt. Natuurlijk ondergaan de Palestijnen een bittere onrechtvaardigheid. Maar er zijn veel gelegenheden verspeeld om tot een vreedzame oplossing te komen.

Welk Arabisch land zal als eerste de stap naar de moderniteit zetten?

BEN JELLOUN: Marokko, denk ik. Het beleeft een democratiseringsfase, er hebben voor het eerst vrije en transparante verkiezingen plaatsgehad, het is een land in opkomst, dat aansluit bij Europa. Als de Europese Unie daar investeert en Marokko de hand reikt, kan een Arabisch-islamitisch voorbeeld van moderniteit ontstaan.

En Irak? Dat land heeft olie en water.

BEN JELLOUN: De Amerikanen beseffen niet waar ze zijn ingetrapt. Irak is van de ene dag op de andere een natie van schooiers geworden. President Bush is de leerling-tovenaar die geesten heeft opgeroepen. Het wordt uitkijken hoe hij ze weer kwijtraakt.

Een lekenstaat voor moslims moet het doel blijven.

‘Irak is van de ene dag op de andere een natie van schooiers geworden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content