Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Dit weekend wordt de US PGA gespeeld, de vierde en laatste major van het seizoen. Daarna komt de Ryder Cup, en daarin hebben we wat recht te zetten.

Hét nieuws van het golfjaar – afgezien van het feit dat Tiger Woods de grand slam heeft gewonnen, maar wie keek daarvan op – is de hereniging van Nick Faldo en Fanny Sunesson. Fanny is een vrouwelijke caddie en alles wat we daaraan toevoegen, is ofwel te veel ofwel te weinig.

Fanny is sui generis. Met haar aan zijn zijde behaalde Nick Faldo zijn grootste successen, waaronder liefst vier majors. Als Fanny zei: ‘IJzeren zeven’, had het weinig zin om voor de acht te opteren, die gaf ze niet. Na tien jaar samenwerking – Fanny noemde het ‘huwelijk’, maar dat ging Nick iets te ver – was de Zweedse de Brit zo beu als koude pap, en ging zonder boe of bah naar Sergio Garcia, bij wie ze al na een maand werd afgedankt. Faldo van zijn kant, ging niet naar Garcia maar wel bergaf. Nee, dat is te zwak, hij donderde het ravijn in. Speelde geen platte prijs meer. Haalde de cut vaker niet dan wel, en stond zelfs in het Europese Ryder-Cupteam ter discussie. Voor wie zelf staat te knoeien op de baan een troostvolle gedachte.

Over caddies zijn bibliotheken vol geschreven. In sommige clubs worden ze speciaal getraind om de bezoekers te beledigen. Geen enkele amateur-golfer zal na afloop beweren dat hij goed gespeeld heeft. Dat zou immers de indruk geven dat hij op andere dagen nóg slechter is. En dus loopt elk partijtje uit in de irritante standaardquote: ‘Zo zwak als vandaag heb ik nooit gespeeld.’ Waarna zo’n caddie dan uitroept : ‘Ah, u hád al gespeeld?’ Of hij vraagt na de afslag op de eerste tee: ‘Zou ik mijn vrouw even mogen bellen dat ze niet moeten wachten met het eten ?’

Een alom verspreide misvatting is dat caddies beter golfen dan de golfer zelf. Dat is natuurlijk niet zo, anders waren ze wel golfer geworden. Dat is minder vermoeiend en brengt meer op. Ook al kunnen de caddies van toppers met hun winstpercentage soms hoog uitkomen. Lee Trevino voorspelde eens bij het begin van het seizoen: ‘Ik ga dit jaar zoveel prijzengeld verdienen dat mijn caddie in de toptwintig van de moneylist komt.’ Het beste is dat ieder zijn plaats kent. Ironman Avery, de beroemde caddie van Arnold Palmer, formuleerde het zo: ‘Arnie en ik kunnen niet zonder mekaar. Ik geef hem de club, en hij slaat de bal ermee in de hole.’

Sam Snead en Ben Hogan moesten een keer een toernooi spelen in Japan, en kregen plaatselijke caddies toegewezen: twee Japannertjes van een meter vijftig en vijfenveertig kilo, die al na vier holes bekaf waren van het gezeul met de zware tassen. Op de achttiende stelde Snead voor om de clubs te laten liggen en de caddies in de zak mee terug te nemen.

Fanny en Garcia duurde dus een maand of wat, daarna werkte ze met Fred Funk en Botah Begay III. In april kwam het nieuws over de verzoening met Faldo, die de voorbije jaren het hele gamma psychologen en sofrologen vruchteloos had afgewerkt. Er is evenwel nooit een psycholoog geweest die op het cruciale moment de juiste puttinglijn kon bepalen. En dát, beste lezer, kunnen caddies wel. Die van Chi Chi Rodriguez raadde hem telkens aan: ‘Probeer de bal laag te houden.’

Iedereen begrijpt dus aan wie het te danken zal zijn indien Nick Faldo opnieuw met het succes zou aanknopen. Op een derde plaats in Wentworth na is er tot nu toe niet veel te melden, maar de dag dát het gebeurt is nabij en dan zal het voor u geen verrassing zijn.

OOK MAAR EEN MENS

Tot zover Nick en Fanny. Voor de rest was dit het jaar van de grand slam van Woods (de vier majors op rij, zij het dat hij ze niet in hetzelfde jaar won), maar ook van de onvermijdelijke terugval nadien. Het Tiger-succesverhaal eindigde op de US Open in Tulsa, waar hij pas twaalfde werd.

In de eerste weken na de Masters bleef Woods nochtans een verbluffend niveau halen. Hij won ongeveer alles waaraan hij deelnam, en telkens viel er een extraatje te noteren. Zo sloeg hij in mei op de Deutsche Bank Open in Heidelberg een bal vanop tweehonderd meter binnen. Met een geleende driver, want Tiger had de zijne bij de opwarming stukgeslagen. Zijn partner Adam Scott was zo vriendelijk Woods zijn driver aan te bieden, en zag tot zijn verbijstering wat er met die club blijkbaar mogelijk was. Rechtstreeks de hole in, zonder grond of gras te raken. Het publiek werd gek. ‘Gelukkig dat Scott meedeed’, wist een dankbare Woods. En Scott zelf merkte op: ‘Mijn club heeft de Deutsche Open al gewonnen, nu ik nog.’

Je moet een beetje geluk hebben met de partner met wie je de baan op moet. Zoals Steve Melnyck zei: ‘Ik word het liefst gekoppeld aan Jack Nicklaus. Jack speelt precies zoals ik het graag zou doen.’ En over Greg Norman, die de Witte Haai wordt genoemd, stelde Lee Trevino: ‘Ik zit er niets mee in om met Norman te moeten golfen, maar ik weiger om met hem te gaan zwemmen.’

Woods won in Heidelberg ook het toernooi, zijn 32ste, hoewel hij halfweg tien strokes achter stond op de Nieuw-Zeelander Michael Campbell. Naast zijn startgeld van negentig miljoen frank (2,23 miljoen euro) nam hij ook achttien miljoen (446.208 euro) prijzengeld mee naar huis. ‘Maar ik heb dan ook zware kosten’, sakkerde Tiger. ‘Een nieuwe driver is niet goedkoop.’

Dat was mei. In juni liep het ineens mis. Eerst twaalfde in de US Open, zeven strokes achter Retief Goosen. Daarna zestiende in de Buick Classic, twaalf strokes achter Sergio Garcia, dat was het slechtste resultaat in liefst 21 toernooien. Midden juli werd hij pas 25ste op de British Open. Wat niemand lange tijd openlijk had durven beweren, werd plots weer achter de hand gefluisterd: Woods is ook maar een mens.

Gelukkig dwingt deze sport op zijn tijd iedereen tot relativeren. Marc Calcavecchia noemde golf: ‘Een spel, en een belachelijk bovendien.’ Dat was toen hij in de British Open de cut niet had gehaald. En toen de grootste aller tijden, Jack Nicklaus, op Royal St.George’s eens een voor hem vernederende 83 liet optekenen, sprak Paul Harvey: ‘Mijn hele leven heb ik ervan gedroomd om een rondje te kunnen spelen als Nicklaus. Vandaag is mijn droom uitgekomen.’ Geestig was ook Charlie Sifford, de eerste zwarte PGA-speler: ‘Ted Rhodes is de beste golfer die ik ooit heb zien spelen, inclusief Nicklaus en Palmer. Hadden ze Rhodes toegelaten tot de PGA-Tour, hij had alle toernooien gewonnen.’

Een vijfde major op rij heeft er op de US Open voor Woods nooit in gezeten. Een bijzonder slechte eerste ronde, op de baan van Southern Hills waar precisie belangrijker is dan kracht, stelde hem al snel buiten gevecht. Hij sloeg nog twee rondjes van 69, maar dat was onvoldoende. In de eindstand was hij pas twaalfde, met drie boven par.

PUTTEN MET ZELFVERTROUWEN

De winst op de US Open ging naar de Zuid-Afrikaan Retief Goosen, die bijna plaats mocht nemen in het rijtje van de grootste verliezers uit de golfgeschiedenis. Wij herinneren ons allemaal de British Open van 1999 op Carnoustie, waar de Fransman Jean Van de Velde de zege zo goed als op zak had, tot hij op de allerlaatste hole van het toernooi de bal in het water sloeg, drie strokes nodig had om eruit te geraken, en in plaats van de titel een play-off met drie man aan zijn been had. De Schot Paul Lawrie won die, Jean was tweede en de Amerikaan Justin Leonard derde. Van de Velde viel bijna in zwijm toen een luimige verslaggever hem nadien met de wijze raad van Dave Stockton confronteerde: ‘Als je in de problemen zit, zorg er dan voor dat je niet in nog meer problemen komt.’

Retief Goosen overkwam bijna hetzelfde. Stond comfortabel met twee strokes voorsprong aan de leiding toen hij afsloeg op de laatste tee. En op de laatste in Tulsa ligt geen water. Retief, wiens voornaam buiten Zuid-Afrika enige achterdocht wekt, werd eensklaps bevangen door een zeldzame aanval van faalangst, en in plaats van een klaarliggende birdie te pakken, had hij drie shots nodig voor een niet eens zo moeilijke putt. Gevolg: voorsprong weg en ex aequo met Mark Brooks, die al bijna op weg naar huis was, en zijn tegenstander troostte met de woorden: ‘Pijn en lijden zijn in een mensenleven onvermijdelijk, golf is een vrije keuze.’

Retief werd als amateur ooit door de bliksem getroffen, maar dit was erger. Op diezelfde laatste hole liet de Amerikaan Stewart Cink, die samen met Goosen speelde en op dat moment ook samen met hem aan de leiding stond, overigens een double-bogey noteren, die had dus nog meer pech. Elke sportman heeft met druk te maken, maar voor een golfer die in winnende positie op de achttiende green staat, is de druk bijna ondraaglijk.

Het is een kwestie van zelfvertrouwen, dat trouwens voor elke putt noodzakelijk is. De putt blijft voor de meeste spelers een verschrikking, net als de drive en de chip. Of neem nu de swing. De swing is ook niet gemakkelijk. In het boek Golf Forever, een aanrader overigens, vinden we de volgende waarschuwing: ‘Er is geen enkel onderdeel van de swing zo moeilijk, dat het niet door grondige studie en oefening nóg moeilijker gemaakt kan worden.’ En een andere wijsheid luidt: ‘ If it goes right, it’s a slice. If it goes left, it’s a hook. If it goes straight, it’s a miracle.

In vergelijking met de swing lijkt de putt eenvoudiger, maar dat is allerminst zo. Een goede raad van Ben Crenshaw: ‘Bij het putten moet je jezelf ervan overtuigen dat je twee kansen hebt: hij gaat erin of hij gaat ernaast. Eén kans op de twee is een uitstekend uitgangspunt.’

Larry Nelson nam altijd twee putters mee op de green: ‘Zo weet degene die ik gebruik dat hij makkelijk vervangen kan worden.’ En predikant Billy Graham, die zelden op humor werd betrapt tenzij in het kantoor van zijn bankdirecteur, gaf toe: ‘De green is de enige plaats waar een gebed nooit schijnt te werken.’

Goosen en Cink spraken het niet tegen, na de voor beiden fatale achttiende. Goosen had gelukkig nog recht op een play-off, in de US Open betekent dat een extra rondje van achttien holes op maandag. Een verschrikking. Het is alsof je in Parijs aan de geletruidrager van de Tour zou vragen om de lastigste twee bergritten opnieuw te rijden. Retief heeft gelukkig een Belgische mental coach, de psycholoog Jos Vanstiphout, en van Belgische psychologen is bekend dat ze met denkbeelden kunnen komen aandraven die in andermans brein niet eens zouden kiemen. Wat zei Vanstiphout aan Retief? Let goed op, want het kan ook u op een dag van pas komen: ‘Retief, wat gebeurd is, is gebeurd. Denk alleen aan wat zal komen.’

En dat deed Retief. Hij dacht niet aan wat gebeurd was, en ging rond in par-zeventig. Terwijl Brooks, die klaarblijkelijk wel dacht aan wat gebeurd was, twee slagen meer nodig had. Enkele weken nadien was Retief The Goose ook de beste in de Scottish Open, waardoor hij in een dikke maand tijd 75 miljoen frank (1,85 miljoen euro) aan prijzengeld op zijn rekening mocht bijschrijven.

TE VEEL CLUBS

De derde major van het seizoen, de British Open op Royal Lytham & St Annes, was het decor voor de eerste majortitle van David Duval, de Amerikaan die lange tijd als grote rivaal van Tiger Woods naar voren werd geschoven. Nu niemand dat nog doet, begint hij plots majors te winnen. Golf is een beetje surrealistisch.

Van Duval, drie jaar geleden korte tijd nummer één op de wereldranglijst, wordt gezegd dat hij de ideale morfologie voor een golfspeler heeft. Al zijn er die ook daar de spot mee drijven. Het was Gary Player die de hoogdravende anatomische theorieën in één klap van tafel veegde: ‘Ziehier de ideale lichaamsbouw voor een golfer: sterke handen, lange gespierde armen, krachtige dijen, een dunne nek en een vlakke borst. Met andere woorden: Popeye.’

Duval presteerde op de British erg regelmatig en maakte weinig fouten. Dat kon niet van iedereen gezegd worden. Woods eindigde zoals gezegd 25ste, negen strokes achter zijn landgenoot. En met gepaste trots mogen we erop wijzen dat Woods over de vier dagen maar vier strokes beter deed dan onze eigen Nicolas Vanhootegem, die zich via de kwalificaties in de eindtabel had gewrongen en iedereen verraste met een tweede rondje van 68 en een derde van 70. Vanhootegem stond toen maar drie slagen achter op de leiders, maar op de slotdag moest hij met 75 afhaken. Niettemin een schitterend resultaat voor de Knokkenaar.

De man die op Royal Lytham de meeste aandacht trok was Ian Woosnam, de kleine Welshman, al jaren een van de kleurrijke figuren uit het Europese circuit. Maar na deze British was er, op grijs na, in Woosnam niet veel kleur meer te bekennen. Een van de grootste flaters uit de geschiedenis van de majors stond sinds die middag op zijn naam.

Woosie was de voorbije tien jaar één van de betere golfers in de wereld, won de Masters in 1991, maar de jongste tijd leek zijn carrière bergaf te gaan. Op de British Open eindigde hij op een gedeelde derde plaats, vier strokes achter Duval, maar in feite had hij moeten winnen. Na de eerste hole van de slotronde stond hij op kop. En hoe. Zijn teeshot zeilde in een sierlijke verre boog tot op twintig centimeter van de hole. Bijna een hole-in-one op de eerste, beter kun je niet beginnen. Op de tweede meldden de officials hem dat er een club te veel in zijn tas zat. Twee strafstrokes, leidersplaats weg, en Woosnam zozeer van de kook dat hij op de volgende holes meteen twee bogey’s liet noteren. Daarna herpakte hij zich en bleef alsnog in de race, die hij zonder die stommiteit meer dan waarschijnlijk had gewonnen.

Een golfer mag op een toernooi veertien clubs in zijn tas stoppen, te kiezen uit zestien modellen. Woosnam, die bij het inspelen een paar verschillende drivers had uitgeprobeerd, had er één te veel mee. Hij keilde hem in vertwijfeling weg, toen hij besefte wat hem overkwam. Over wiens fout zoiets is, kan geen discussie bestaan: de caddie. Die van Woosnam heet Miles Byrne, en kon niet anders dan de schuld op zich nemen. Woosnam deed ook geen moeite om hem op andere gedachten te brengen: ‘Miles is en blijft een goede caddie. Ik zal hem niet ontslaan, maar bij het bepalen van zijn salaris zal ik het telwerk voor mijn rekening nemen.’

Royal Lytham begint met een par-3, waarvoor de meeste spelers geen driver gebruiken, maar een ijzeren zes. Mocht de eerste hole een par-4 of een par-5 zijn geweest, had Woosie wel zijn driver genomen en mogelijk net op tijd gemerkt dat er twee in zijn tas zaten. Er zijn zo van die dagen. De grote Arnold Palmer beweerde: ‘Een pro, je moet er de volgende keer eens op letten, denkt altijd.’ Welnu, gedurende enkele holes dacht Woosnam niet meer.

HOOLIGANS OP DE BAAN

Dit weekend de US PGA nog, in Duluth-Georgia, en dan kunnen we ons met z’n allen gaan opmaken voor de Ryder Cup. Die wordt eind september voor de vierde keer in de geschiedenis gespeeld, op de delicieuze Brabazon Course van The Belfry, in de buurt van Birmingham. De Ryder Cup brengt al sinds 1927 de beste Amerikanen tegen de beste Europeanen in een wedstrijd op leven en dood, die om de twee jaar beurtelings in de VS en in Europa wordt gehouden.

De schande van de vorige Ryder Cup ligt bij elke Europese golfliefhebber nog vers in het geheugen. Om dat op te frissen, en het onszelf wat gemakkelijker te maken, citeren wij nu uit het verslag dat Knack destijds over de gebeurtenissen uitbracht. Twee jaar geleden werd gestreden op de Brookline County Club, vlak bij Boston in Massachusetts. Aan Fuzzy Zoeller werd eens de vraag gesteld welke veranderingen hij zou invoeren om de baan van Brookline te verbeteren. Waarop Fuzzy: ‘Twintig hectaren koren en een paar koeien.’

Over het verloop van de wedstrijd zullen we kort zijn: na twee van de drie dagen stond Europa VIER punten voor! Tien-zes, vier overwinningen in de twaalf singles op de slotdag hadden volstaan. Ze kwamen er niet. De Amerikanen wonnen met 14,5 tegen 13,5, een catastrofe.

De formule van de Ryder Cup wijkt fel af van die in een normaal toernooi. De eerste twee dagen bestaan uit acht foursomes (twee spelers per ploeg, één bal per ploeg), en acht fourballs (twee spelers per ploeg, elk met een eigen bal, de beste van het team telt). Op de slotdag volgen dan twaalf singles (man tegen man) waarin alle teamleden aan het werk gaan. De captain bepaalt de volgorde. Dat is een delicate beslissing: zet je je beste spelers in het begin of op het einde? Ben Crenshaw, de Amerikaanse captain, zette ze in het begin, zijn Europese collega Mark James deed het omgekeerde. En dat bleek een zware vergissing, want de Amerikaanse toppers wonnen de eerste zes singles, en klommen van 10-6 achter naar 10-12 voor. Een mentale dreun die Europa niet meer te boven kwam.

In de Ryder Cup spelen ze matchplay: wie op de meeste holes de beste is, wint, het totaal aantal slagen heeft geen belang. Dat verhoogt de druk. Spelers die niet voor de foursomes of fourballs geselecteerd worden, spelen dus exact één rondje en daarin is elke misser dodelijk.

Wat ons Europeanen eeuwig dwars zal zitten, is de uiteindelijk beslissende match tussen Justin Leonard en Jose-Maria Olazabal. Toen Leonard op de zeventiende een putt van twintig meter erin tikte, was de eindzege voor het Amerikaanse team zo goed als binnen. Leonard danste als een dolleman over de green, en werd door zijn uitzinnige ploegmaats besprongen als gold het een ordinaire voetbalwedstrijd. Dat alles op de green! Zelfs spelersvrouwen en caddies stormden er mee op. Terwijl op dat moment Olazabal nog moest putten en zowel voor zichzelf als voor Europa de zaak nog best kon redden.

Door het onsportieve gedoe van de Amerikanen was Olazabal zijn puttinglijn totaal kwijt, en tikte de bal net naast in de plaats van net in de hole, wat op dat moment wenselijker ware geweest. Het bracht Leonard één punt voor, voldoende voor Amerikaanse winst. De Amerikaanse captain Ben Crenshaw dreef de onsportiviteit tot een maximum door na de misser van Olazabal languit in het gras te duiken en de grond te zoenen.

Zo’n schandelijk optreden was in golf nooit vertoond. De Amerikaanse Ryder-Cupspelers waren de nagedachtenis van Samuel A. Ryder onwaardig. Ze gedroegen zich nog onsportiever dan hun landgenoten-toeschouwers, die drie dagen lang de Europese spelers hadden uitgejouwd en gestoord bij hun shots. Wat op Brookline gebeurde, was een oneer voor het Amerikaanse volk. In zoverre dat de gereputeerde Britse kwaliteitskrant The Sun suggereerde om op The Belfry een paar voetbalsides gratis binnen te laten. Laten we hopen dat het niet zover komt, maar wraak is hoe dan ook geboden. We zullen die Amerikanen eens leren om het verdrag van Kyoto op te zeggen. Nee maar.

TOT SLOT EEN SLOTBESCHOUWING

Golf is een verslaving, al is niet iedereen er even opgetogen over. Norman Mair schreef in Of Games and Golf: ‘De man die op zondagochtend voor de eerste tee staat, kent dezelfde gewaarwording als de man die op zijn huwelijksdag voor het altaar staat. Hij weet dat hij er niet mag aan beginnen, en toch begint hij eraan.’

Wist u dat er in de Verenigde Staten een Anti-Golf Society bestaat ? Een van de voorzitters gaf meer uitleg over de filosofie achter zijn vereniging : ‘Als je alle golfers ter wereld, mannelijke zowel als vrouwelijke, achter elkaar zou leggen, hoofd tegen voeten, wel… dan zou ik ze laten liggen.’

Tot een dergelijk niveau zullen wij ons uiteraard niet verlagen. Gij die zoekende zijt, weet dankzij golf dat God bestaat. Hij is betalend lid van de Royal and Ancient Golf Club in Saint-Andrews.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content