De stad is nog wel een fysiek aanwijsbare plaats, maar is ook veel meer dan dat. Standpunten en discussies over een leefbare stad.

PLOTSELING is er het besef van een probleem, allerlei oplossingen worden aangedragen, niet zelden nog vóór het probleem duidelijk is omschreven. Zo is het ook met de grootstedelijke problematiek. De oplossingen zijn velerlei. En als de problematiek wordt verengd, is de oplossing ook navenant. Sommigen spreken over de zogenaamde onveiligheid (makkelijk op te lossen : meer flikken op de fiets), anderen spreken over het wurgend verkeer (oplossing : verkeersvrije straten en een streng politiebeleid), weer anderen over de bevolking : meer vreemdelingen, meer armen, maar ook meer rijkere alleenstaanden (moeilijker op te lossen : bekeren tot mensen van goede wil ?), nog anderen wijten de problemen aan de werkloosheid en de armoede.

Zelfs als de stedelijke problematiek een cluster is van alle mogelijke problemen, dan nog is het geheel niet noodzakelijk te beheersen of te veranderen. De meest essentiële onderdelen van het probleem hebben immers te maken met ?tijdgeest?, moraal, samenlevingsvormen, culturele uitingen en vooral met een nieuwe economische structuur waarop de overheid geen vat heeft. Het probleem van de stad is meer dan een optelsom die de overheid moet maken : het beleid wordt dikwijls met irrationele gevoelens gedwarsboomd. Bovendien zit de visie op de stad ingekaderd in een consumptiemaatschappij, de stad is een product.

In de praktijk betekent dit dat de inwoners van de stad op de tweede plaats komen. De stad wordt verkocht als een evenement, een festiviteit, een object dat kan worden bekeken en geconsumeerd. Meer en meer wordt de nadruk gelegd op de dienstverlenende, culturele functie, de stad als een multicultureel feest waar de geesten worden geopend en de harten vertederd. Maar een stad is meer dan een object dat reclamemakers kunnen vatten en in beelden vangen.

KRAKERS.

De stad is een levend geheel waar in de eerste plaats wordt gewoond. In een degelijke stad zal de spanning tussen het overheidsbeleid en de wilsuitingen van de bevolking op een concrete manier gestalte krijgen krakers, autonomisten en actiegroepen zijn voor een stad als instituut duizendmaal belangrijker dan de middenstand. Om een stad leefbaar te houden, moet de overheid haar de vrijheid gunnen en zelf terugtreden, de stad moet altijd een republiek blijven, een vrijplaats.

In hun studie ?Ruimte maken voor de stad? pleiten Ilse Loots en Erik Van Hove ervoor om de stad niet langer te beschouwen als een grote gemeente maar als een specifieke samenlevingsvorm. De stad is geen dorp in de overtreffende trap, maar wordt gekenmerkt door het samenkomen van allerlei netwerken het is leven in een moderne tijd. Een stad moet een groot en verscheiden aanbod van producten en diensten herbergen voor de eigen bevolking maar ook in een netwerk met andere steden. De stad is dus nog wel een fysiek aanwijsbare plaats, maar is ook veel meer dan dat zo blijft een stad een dorp wanneer de bestuurders en de inwoners een dorpse mentaliteit blijven uitstralen, wanneer hun mentaliteit niet internationalistisch is, wanneer hun trots in het verleden ligt. Er moeten matrozen door de straten laveren, de hoeren moeten van overal ter wereld komen en de benepenheid van de openbare sculpturen mag toch niet te stuitend zijn. Een ?goede? stad is voor hen dus een plaats waar de voorzieningen en de infrastructuur goed op elkaar zijn afgestemd, waar de toegankelijkheid optimaal is.

De auteurs zien de huidige stadsproblematiek als het gevolg van een beleid dat de stedelijke eigenheid niet erkent, maar ook en dat maakt hen sympathiek als een uiting van het eeuwenoud gekanker van stadsbewoners : er is altijd wel wat. In hun werk gaan ze uit van een positieve houding : hoe moeten we met dat unieke, menselijke fenomeen omgaan ? Omdat toegankelijkheid voor hen essentieel is, moet er veel aandacht gaan naar de openbare ruimte, naar de straten. Dit betekent dat functieverweving noodzakelijk is. Juist de concentratie van gelijkaardige activiteiten op één plaats maakt de stedelijke ruimte problematisch. De straat is binnen de stedelijke werkelijkheid van zeer groot belang omdat de stad symbool staat voor openheid, zichtbaarheid, vrijheid daarom zijn shoppingcentra in de stad ook in tegenspraak met de stad.

Om de stad te ?bevrijden? willen de auteurs de bestuurlijke benadering doorbreken. Net zoals veel anderen willen ze de stad ruimer zien en spreken ze van stadsgewesten. Burgers zullen stadsrechten en -plichten krijgen zonder dat ze er wonen en de stad zal hen faciliteiten aanbieden. Omdat de discussie dikwijls wordt herleid tot een belastingkwestie, willen sommigen een speciale belasting heffen op zij die in een stad werken maar er niet wonen. Dit is voor de auteurs niet de meest sympathieke weg, zij opteren voor een vorm van Kirchensteuer (in Duitsland bepaalt elke belastingplichtige welke ?kerk? hij wil begunstigen).

BIJGELOOF.

Toch is ook die keuze niet echt realistisch want te vrijblijvend. Omdat de randgemeente persoonsbelastingen krijgt, zal ze niet snel geneigd zijn het openbaar domein woonvrij te houden. Daarom zou het niet slecht zijn in een algemeen structuurplan, een overeenkomst tussen steden en gemeenten, de randgemeenten financieel voordeel te geven bij het niet verkavelen van gronden. Bovendien lijkt het erop alsof de ?buitenbewoners? de stad in leven zouden houden. Het is integendeel zo dat de ?verkavelingbewoners? de stad en de open ruimte hebben vernietigd : zij zijn verantwoordelijk voor de files, de ozonconcentraties, het onrechtmatig vernietigen van de natuur, de wansmakelijke fermettes (een speciale fermettebelasting is hoe dan ook wenselijk). Er zal dus eerder moeten worden gestreefd naar structurele maatregelen en die zullen automatisch voortvloeien uit het aanvaarden van de stad als een specifiek fenomeen.

Bovendien mogen we de negatieve visie op de stad, die nog altijd bestaat, niet onderschatten. Daarom is een structurele oplossing onontbeerlijk. Enerzijds zijn de stadsbewoners zelf het vuil, het lawaai, de huisjesmelkerij,… meer dan beu, anderzijds beschouwt nog een grote groep de stad als een kwalijke zaak, als een oord des verderfs. Die laatste visie is van oorsprong katholiek. De stad is een door mensen gecreëerd artefact waarbij de natuur de rug wordt toegekeerd, waarbij getracht wordt de natuurfenomenen te beheersen. Sommige ?groene? groepen verketteren de stad nog altijd om die reden en lopen daarmee in het voetspoor van de reactionaire romanticus Jean-Jacques Rousseau.

Een stad is bovendien een collectief gegeven waar ideeën door confrontatie en wederzijdse bevruchting worden geboren, waar creativiteit vrij spel krijgt. De stad is per definitie pluralistisch. Wetenschap en kunst zijn in essentie stedelijk en staan tegenover bijgeloof en natuur.

Lodewijk Brunt tracht in zijn boek ?Stad? die stadsmentaliteit te omschrijven, te vatten. Het lukt hem niet altijd goed, hij schrijft teveel poëzie zonder zelf dichter te zijn. Zijn boek is een poging om aan te sluiten bij de sociologische school van Chicago, de eerste die de stad op een academische manier wilde onderzoeken : met een open mentaliteit nieuwsgierig op zoek gaan naar het leven in de steden. En inderdaad Brunt doet dit, maar die methode is al te dikwijls een alibi om geen harde feiten te moeten geven, om essayistische probeersels een wetenschappelijke allure te verschaffen, om het bewijzen te vervangen door aanwijzen. Dit komt duidelijk tot uiting in het essay waarin hij als hoogleraar-toerist de stad Bouaké in Ivoorkust bezoekt. Hij beschrijft de stad met de ogen van een Europeaan. Maar omdat hij slechts oppervlakkig beschrijft, kan de auteur geen verstrekkende conclusies of zelfs verklaringen geven. Woorden als ?lijken?, ?ogenschijnlijk?, ?vermoedelijk? en ?blijkbaar? zijn essentieel in dit essay. Dit is jammer omdat het een poging is om te achterhalen of steden overal ter wereld een algemene structuur en gelijkaardige kenmerken hebben.

STAALKAART.

Toch slaagt Brunt er soms in om de stad bij haar nekvel te grijpen, om aan te duiden wat de essentie is van het samenleven in een stad. Hij doet dit met enthousiasme en overredingskracht hij is wel een geprivilegieerde stadsbewoner. Bovendien is zijn aandacht teveel toegespitst op Amsterdam en is stadschauvinisme niet een vorm van klein nationalisme ? Brunt geeft geen samenhangende visie maar illustraties bij de denkbeelden van anderen.

Zijn boek is een staalkaart van hedendaagse inzichten en bekommernissen. Hij legt daarbij vooral de nadruk op wat niet direct in het oog springt : hij spreekt in dit verband over de ?warme? tegenover de ?koude? stad. Dit laatste staat voor de traditionele opvatting over de stad : rationeel en doelmatig zonder aandacht voor emoties. De aandacht van wetenschappers voor de warme stad waarbij seks en erotiek centraal staan, is van recentere datum, alhoewel veel bewoners juist dit aspect belangrijk vinden.

De aandacht voor de warme stad is echter niet veel meer dan een uitbreiding van het eeuwenoude flaneren : zichzelf tonen (soms behagen, soms provoceren), de anderen bekijken (soms afstandelijk, soms betrokken). Omdat dit essentieel is voor een stedelijk klimaat, is het noodzakelijk dat het openbaar domein een zekere status van vrijplaats behoudt : de sociale relaties (en bij uitbreiding de politieke) moeten in de openbaarheid van de straat (het parlement van de kleine man) in volle vrijheid kunnen worden ontplooid.

Zo probeert Brunt ook een onderzoek te starten naar het belang van de nacht voor de stadsbewoners. Daarbij constateert hij dat de sociologie een brave-mensen-wetenschap is want vooral gericht op de menselijke activiteiten overdag. Het is de moeite om na te gaan of de sociale codes van overdag ook gelden bij nacht en ook in dit essay is het soms zout op dode slakken leggen : wat te denken van het inzicht dat het sociale leven ’s nachts een ander karakter heeft dan overdag ? Ook hier geeft Brunt aanzetten maar gaat hij niet naar de kern van de zaak omdat hij geen rekening houdt met een aantal hedendaagse fenomenen. Hij constateert bijvoorbeeld, dat het onderzoek naar het nachtleven nog niet ver staat en meent dat we aangewezen zijn op romanschrijvers en journalisten. Wat hedendaagse muziek beluisteren zou een betere impressie kunnen opleveren.

Johan Velter

Ilse Loots, Erik Van Hove, ?Ruimte maken voor de stad?, Garant, Leuven, 117 blz., 420 fr.Lodewijk Brunt, ?Stad?, Boom, Amsterdam, 221 blz., 730 fr.

Om een stad leefbaar te houden, moet de overheid haar de vrijheid gunnen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content