Jean Fautrier, een heilige schilder ?

Het werk van Jean Fautrier (1898-1964) wordt overschaduwd door geschiedenis : die van de wereldoorlog en die van de kunstgeschiedenis. De serie ?Otages? is één van de weinige overtuigende visuele statements over de Tweede Wereldoorlog, die nauwelijks kunstenaars inspireerde. Tegelijk luidde die serie een episode in van de Franse kunst : l’art informel. Die dubbele claim op het werk van Fautrier plaatst hem in een oncomfortabele positie. Want in die onmiddellijke naoorlog worden nieuwe spelregels moeiteloos geïnstalleerd : de propaganda. De ?Otages?-serie als politieke slogan én als esthetische retoriek. Het maakt van Fautrier een heilige schilder, van zijn serie een icoon.

Beide verhinderen een nuchtere kijk op de persoon, op het oeuvre, maar ook op de Otage-serie zelf. Fautrier is geen propagandist. Foto’s tonen hem uitgerust met een snijdende ironie. In de jaren twintig had hij als schilder kortstondig succes, maar de crisis van de jaren dertig deed hem voor een alternatieve carrière van hotel- en nachtclubexploitant kiezen. Fautrier was geen devoot schilder, zo blijkt, eerder een sarcastische dandy die de klappen van de kunstmarkt perfect kende. Fautrier, een Franse tegenhanger van de Amerikaanse abstracte expressionisten ? Zijn werk bestaat nochtans niet uit grote gebaren, maar uit kleine, secure operaties.

Zijn naoorlogs palet is licht als aquarel en pastel : feeëriek. Het Grote Geweld is hier met een microscoop te zoeken. Fautrier is op zijn zachtst een onwaarschijnlijke ?américain?. Kijken naar Fautrier is in de eerste plaats zijn reputatie tussen haakjes zetten. Het verhaal van de gegijzelden, zowel als dat van de onzalige Franse kunst van de ?fifties?. Het is altijd ook kijken naar zijn eerste periode, zo radicaal anders dan de naoorlogse werken. Of toch niet ? Neem zijn stillevens : een ouderwets genre, beoefend met een klassieke elegantie. Denk aan Morandi.

Fautrier schildert tegen de actualiteit in : geen moderne beelden die meteen hun angel in het tijdsgevoel zetten, maar afstandelijke, precieuze, hautaine voorstellen. Neem de kleine formaten : tussen dertig centimeter hoog en veertig centimeter breed gebeurt het allemaal : beleefd, geconcentreerd, zonder overbodig volume. Schilderkunst zonder geluidsversterking. Hoe zijn werk losmaken van een verleidelijke titel als ?Otages? ? Hooguit zullen enkele liefhebbers achter de pathos ook de elegante en hautaine ironie terugvinden, een afstandelijk, klassiek en soms zelfs maniëristisch temperament.

Dirk Lauwaert

Musée national Fernand Léger, Biot, tot 15/9.

Jean Fautrier, Nu couché, 1929 : een afstandelijk temperament.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content