De Rabbitûromancyclus van John Updike is een prachtig staaltje van artistieke compositie en planning. In vier delen, één deel voor elk decennium, beschrijft de auteur de Amerikaanse sociale geschiedenis van de laatste veertig jaar. In de nu verschenen epiloog, ‘Rabbit Retour’, komen de jaren negentig aan bod. En ondanks overspel, files en fanatieke Arabieren, krijgen we toch een happy end.

Updikes Rabbitcyclus _ totnogtoe zo’n 1800 bladzijden _ is ongetwijfeld de meest indrukwekkende literaire prestatie van het naoorlogse Amerika, een prachtig staaltje artistieke compositie en planning. Toen de schrijver in 1960 aan het eerste deel begon, had hij vier boeken in gedachten, voor elk decennium één. Daarin zou hij het leven volgen van Harry Angstrom, een gemiddelde Amerikaan wonend in Brewster, Pennsylvania, van het begin van zijn carrière en de stichting van zijn gezin tot zijn vroegtijdige door een hartinfarct veroorzaakte dood op zijn zesenvijftigste. Updike koos ervoor iedere roman duidelijk in een bepaald tijdskader te plaatsen. Er komen nieuwsberichten in voor, tv-programma’s en voor de tijd typische huis-, tuin-, en keukenobjecten. Op die manier zijn de Rabbitboeken natuurlijk meer dan een reeks romans over een schlemiele Amerikaan, met zijn vooroordelen en zijn tedere kanten. Wanneer je de cyclus vandaag leest, zie je er een heuse tijdsbalk in van de Amerikaanse sociale geschiedenis van de laatste veertig jaar.

Het eerste deel van de cyclus, Rabbit Run, speelt in 1959, de tijd van Doris Day, toen het modale gezin zich voor het eerst aan de tv zat te vergapen en de ‘Amerikaanse keuken’ zijn intrede deed. O, wat een gelukkige tijd, en dat zullen we geweten hebben ook. Harry Angstrom komt van zijn werk _ het demonstreren van een of andere keukenmachine _, stopt bij een basketbalveld waar een aantal jongeren een balletje aan het gooien is en vraagt zich af wat er met hem is gebeurd. Waar is de kampioen heen die hij ooit geweest is? Waar is zijn vrijheid? En er is maar één antwoord mogelijk: die zijn gefnuikt in het huwelijk dat hij met Janice sloot en het gezinnetje dat hij met haar stichtte. Ergens barst er iets. Harry springt in zijn Toyota en begint te rijden, weg van de huiselijke bekrompenheid, en op naar de vrijheid die hij in West Virginia denkt te zullen vinden. Alleen loopt zijn ‘On the Road’ uit op een fiasco. De wereld is mijn tuin en ik kan ervan knabbelen zoveel als ik wil, denkt Harry _ vandaar zijn Rabbit-bijnaam _, maar hij rijdt hopeloos verloren. Die fel aanbeden vrijheid blijkt niet meer te zijn dan een andere vorm van leegte en Harry keert serener en een heel stuk wijzer terug naar vrouw en kind.

IEDEREEN EEN HELD

Zo’n anderhalve eeuw geleden schreef de Franse socioloog avant la lettre Alexis de Tocqueville in De la démocratie en Amérique al dat het verschil tussen een aristocratische en een democratische maatschappij erin bestaat dat de mens zich in de eerste in een cultuur geplaatst ziet, terwijl hij in de laatste een individu is. Harry Angstrom is in die zin een echt democratische figuur, een solipsist eerste klas, en zeker geen held, of zoals Updike het in 1966 al zei: ‘Het idee van de held is aristocratisch. En zoals de aristocraten verdwenen zijn, hebben we ook geen helden meer. Je wordt gefascineerd door Oedipus en Hamlet omdat zij nobel zijn en jij aards. Vandaag is ofwel niemand nog een held, of iedereen. Ik kies voor iedereen.’ Maar dat betekent wel dat die held een vrij banaal figuurtje geworden is, geen nobele ziel meer, maar iemand die seksistische en racistische ideeën koestert. Een keikop die, wanneer hij een goede raad krijgt, altijd het tegengestelde doet. ‘Ik heb er heel wat problemen door gehad,’ zo bekent Rabbit, ‘maar ook veel lol.’

Wat hij vroeger in de sport voelde, was niet de vrijheid, zo beseft Rabbit ten slotte, maar het transcendente, en waar kan een volwassen man dat beter zoeken dan in seks? Deed die basketbalring, met zijn netvormige rokje dat verleidelijk heen en weer hing te zwiepen trouwens niet aan iets anders denken? Harry gaat op zoek naar een prostituee, vindt ene Ruth en woont drie maanden met haar samen. Alles wat Janice nooit wou doen en nog heel wat meer haalt Ruth met hem uit, maar het transcendente wil maar niet dichterbij komen. Veel verder dan je eigen innerlijk raak je met seks blijkbaar ook niet en Harry blijft, net zoals het Amerika van 1959, achter als een zoekende. Wanneer de dronken Janice tijdens Harry’s afwezigheid baby Becky in haar badje laat verdrinken, slaan de stoppen helemaal door. Na de begrafenisplechtigheid beschuldigt hij haar ervan een slechte moeder te zijn, stuit alleen maar op onbegrip bij de aanwezigen en gaat _ nog maar eens _ op de loop.

Tien jaar later blijft er van deze vertwijfelde zoeker niet veel meer over. Rabbit Redux begint op 16 juli 1969. Apollo 11 is net gelanceerd en in de huiskamers klinkt het optimistische ‘ the Eagle has landed‘. Amerika heeft een nieuwe wereld ontdekt, met nieuwe hoop en een hele schep zelfvertrouwen. Rabbit is de metafoor voor dit Amerika: waar Amerika is, heerst vrijheid, proclameert hij zelfverzekerd, en waar Amerika niet is, heerst anarchie. Rabbit is een conservatief gezinshoofd geworden, een burger met verantwoordelijkheidsbesef die er maar niet over uit kan hoe iedereen precies is zoals hij tien jaar eerder was.

Maar alle schijn zou de realiteit bijna verdoezelen. Harry heeft het nog niet verder geschopt dan letterzetter bij de Verity Press en Janice is ervandoor met autoverkoper Charlie Stavros. Meer zelfs, het conservatisme dreigt van Harry een ouwe brompot te maken die zijn geliefde Amerika ten onder ziet gaan. Alles is opeens synthetisch: eten, kleren, meubels, sinaasappels, zelfs zijn gazon lijkt niet meer echt. En het land blijkt ook vol subversievelingen te zitten: hippies die over peace liggen te oreren, of die tegen Vietnam protesteren, en zwarten die opkomen voor hun rechten. Net op het hoogtepunt van zijn succes dreigt het land van binnenuit neergehaald te worden. Kijk maar naar de anders zo respectabele Carol Burnett Show. Daar werd The Lone Ranger gepersifleerd, met een vrouw die hem op zijn plaats zet en de brave Tonto die zich begint af te vragen wat hij eigenlijk met die blanke cowboy heeft. Is hij geen verrader van zijn volk?

EEN WITTE PORSCHE

Rabbit Redux is wellicht de belangrijkste roman over het einde van de jaren ’60 in Amerika. Philip Roth parodieerde weliswaar de seksuele revolutie in Portnoy’s Complaint en Norman Mailer verzette zich tegen Vietnam in Why Are We in Vietnam?, maar Updike is de enige die een totaalbeeld gaf van wat er met het land en zijn cultuur gebeurde. En dat deed hij niet ongenuanceerd. In tegenstelling tot het grootste deel van zijn collega’s ging hij immers niet mee met de idealen van de jaren ’60. Hij vond ze naïef. Wat hem tegenstak aan die revolte was dat ze uitgedragen werd door de verwende zoontjes van de rijke blanken en niet door de verdrukten zelf. Het was, zo is hij altijd blijven benadrukken, vooral een arrogante tijd.

Het meisje Jill, een kruising tussen Janice en Becky, aan Harry voorgesteld door zijn zwarte collega Buchanan en meteen bereid om bij hem in te trekken, is zowat de personificatie van de toenmalige revolutionair: ze is van rijke afkomst, rijdt met een witte Porsche en verzet zich tegen het materialisme van haar ouders. Maar wat stelt ze daar tegenover? Niet meer dan een geestelijke leegte die voortvloeit uit de vrije liefde. Weet je wat jouw probleem is, vraagt Harry haar in een nuchter moment tussen de seks, de drugs en de alcohol door? Dat de hele wereld voor jou een spel is. ‘Je beseft niet wat mensen laat lopen. Angst. Dat laat mensen lopen. Jij weet niet wat angst is, wel, arme schat? En daarom ben jij zo doods.’

Echt apocalyptisch wordt het pas wanneer Jill haar zwarte vriendje Skeeter meebrengt en die over de rechten van zwarten begint tegen Rabbit. Als een zwarte Charles Manson predikt hij de macht van het geweld en de orgie. Vietnam is volgens hem de ultieme chaos, de ondergang van ordelijk Amerika. En wanneer Harry’s buren, de perversies van het drietal beu, uiteindelijk zijn huis in brand steken, waarbij Jill om het leven komt, lacht hij alleen maar: ‘De oorlog is eindelijk thuisgekomen.’

Updikes beste boek, dat hem op de cover van Time bracht en werd bekroond met zowel de Pulitzer Prize, de National Book Critics Award als de American Book Award is het derde deel uit de cyclus, Rabbit is Rich. We schrijven nu 1979. Harry heeft de Toyotagarage van zijn schoonvader overgenomen en het gaat hem voor de wind. De jaren ’70 zullen altijd geboekstaafd staan als die van de oliecrisis, en net zoals de energie onbetaalbaar wordt en ze in de grond dreigt weg te lekken uit de kerncentrale van Three Mile Island, zo ook lijkt Amerika energetisch leeg te lopen. Rabbit is rijk en zijn land is dat ook, maar geen van beide weet wat aan te vangen met die rijkdom. Hij lijkt alleen maar tot stilstand en decadentie te leiden. Het economische tijdschrift Consumer Reports heeft ten huize Angstrom de plaats van de bijbel ingenomen. De jaren ’70 betekenden ook een hernieuwde interesse in Freud en Updike speelt daar perfect op in. Mensen die constant hun geld zitten te tellen, zijn ten prooi aan anale driften, aldus de Weense psychoanalist en de rijke Rabbit doet niets liever. Op het juiste ogenblik koopt hij dertig Krugerrands, strooit ze over zijn bed uit, gaat de inmiddels bijna seksloze Janice halen en samen worden ze bloedgeil. Wanneer hij een paar van die goudstukken bij haar naar binnen wil duwen en er na het spel eentje verdwenen lijkt, slaat de paniek toe. Maar ook de rivaliteit tussen de twintiger Nelson en vader Harry is freudiaans te duiden als de zoon die de plaats van zijn vader wil innemen, en dat ook letterlijk: hij wil aan het hoofd komen van de garage. En omdat dit niet lukt, en om de dood van Jill te wreken, ruïneert hij de ene na de andere auto.

DE VINGERS GEKRUIST

De explosie van Pan Am-vlucht 103 in december 1988 boven Lockerbie vormt de kapstok voor Rabbit at Rest. Harry ziet de toekomst donker in. Net zoals het merendeel van de oudere rijke Amerikanen is hij naar Florida getrokken, de staat waar er meer bejaardentehuizen dan benzinestations langs de weg staan. Zijn zaak heeft hij dan toch aan de inmiddels zwaar aan de cocaïne zittende Nelson overgelaten, en zoals wel vaker gebeurt in succesvolle families: de jongste generatie verbrast datgene wat de vorige drie generaties zorgvuldig hebben opgebouwd. Nelson sjoemelt met de rekeningen om zijn drugs te betalen en gaat uiteindelijk failliet, waarna de Japanners het dealerschap uit handen van de familie Angstrom nemen.

Voor Amerika was dit het Reagan-tijdperk: veel te veel spenderen, de vingers kruisen en hopen dat het allemaal goed komt. Maar dat deed het dus niet, zoals meneer Shimada zegt wanneer hij de Toyotagarage bezoekt: ooit een grote exporteur is Amerika nu de grootste importeur van de wereld geworden. Amerika maakt niets meer. Het laat zich gaan en schaft zich alles in het buitenland aan, zelfs kapitaal, en dat wordt zijn ondergang. Het resultaat?, vraagt hij retorisch aan Harry: ‘ Too much disorder. Too much dogshit‘, waarop hij de inmiddels op rust gestelde man verwijt zijn zoon nooit deftig opgevoed te hebben. Eindigen doet Rabbit at Rest waar Rabbit Run begon: op het basketbalveld. Harry ziet een jonge zwarte in de weer met een bal en valt in. Beiden draaien wat om elkaar heen en scoren een paar keer. En dan stort de man neer: een tweede, fataal infarct.

Na deze vier afgeronde delen leek de Rabbitsaga tot een einde gekomen, ware het niet dat Updike nu dus een soort epiloogje geschreven heeft waarop Harry, zelfs tien jaar na zijn dood, nog zijn stempel kan drukken: Rabbit Retour, een roman waarin iedereen wel met iedereen naar bed geweest lijkt te zijn. Overspel is immers de constante in het hele werk van Updike. ‘Jullie Angstroms zijn allemaal net konijnen’, zoals iemand het zegt. Janice is met Ronnie Harrison getrouwd, de vroegere rivaal van Harry, wiens vrouw ooit iets had met de Toyotadealer. Nelson leeft gescheiden van zijn vrouw Pru en de kinderen Roy en Judy, en woont weer thuis. Op een dag staat Annabelle Byer bij Janice op de stoep, de dochter van Harry en Ruth, inmiddels 39 jaar oud, de Ruth trouwens waar Ronnie indertijd ook nog een tijdje mee flikflooide. Nelson trekt zich het lot van zijn halfzus erg aan en veroorzaakt er zelfs een reusachtige familieruzie voor.

Opnieuw krijgen we hier een fraaie tekening van de tijd, met zijn boomende, maar o zo onzichtbare informatie-industrie. Zowel Annabelle als Nelson werken in de gezondheidszorg en het land lijkt wel degelijk ziek te zijn. The Lone Ranger, om maar iets te zeggen, is al lang dood. En toch volgt er voor de personages een happy end. Terwijl Nelson, Pru, Annabelle en Nelsons neurotische vriend Billy op oudejaarsnacht in een verkeersopstopping belanden en oud en nieuw dus in de auto vieren, denkend ‘wie goed bij zijn verstand is, blijft vanavond thuis, uitgeput door de hype, doodsbenauwd voor fanatieke Arabieren die binnensluipen vanuit Canada’, vinden ze elkaar allemaal terug, net zoals Harry en Janice op het einde van Rabbit Redux, toen hun huis afgebrand was en ze voor het eerst sinds lang nog eens samensliepen, in Hotel Safe Haven.

Marnix Verplancke

John Updike, ‘Rabbit Retour’, De Bezige Bij, Amsterdam, 220 blz., 605 fr. (OE 15)

‘Hij snakt naar een orkaan beseft hij _ naar een plotseling tumult dat alles losrukt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content