‘De wereld heeft nood aan meer circus’

KOEN ALLARY 'Vlaams circus groeit uit tot iets unieks: het is circus met een geweldige hoek af.'
Els Van Steenberghe
Els Van Steenberghe Els Van Steenberghe is theaterrecensent.

Le cirque, c’est la mère de tous lesarts‘, vertrouwde een 72-jarige Braziliaanse circusartiest toe aan Koen Allary, de directeur van het Circuscentrum. Die oude moeder is aan een revival bezig, met een zomer vol circusfestivals in heel Vlaanderen.

Sinds het verbod op wilde dieren associëren veel mensen circus met poedels die op hun voorpoten kunnen lopen. Kunt u voor ons het kaf van het koren scheiden?

KOENALLARY: Ik kies voor festivals zoals MiramirO in Gent, Theater op de Markt in Hasselt en de Zomer van Antwerpen. Zij kiezen voor voorstellingen die verder gaan dan pure ontspanning. Ik hou óók wel van de typische clown met de rode neus en van acrobatie. Maar goed circus is, zoals een Braziliaanse artiest me op het hart drukte, de som van alle kunsten. In Vlaanderen hebben we stilaan circusartiesten die technische virtuositeit aan inhoud koppelen. Het is nog fragiel, en ook vanuit het Circuscentrum is er nog veel werk om kunstenaars en toeschouwers te prikkelen en te begeleiden. Maar Vlaams circus groeit uit tot iets unieks: het is circus met een geweldige hoek af.

Waaruit blijkt dat, bijvoorbeeld?

ALLARY: Kijk naarCie Circ’ombelico, dat met Da/Fort een voorstelling voor 46 toeschouwers in een krappe vrachtwagen maakt over het verlangen naar een eigen plekje. Of Compagnie Ea Eo dat met vier uitmuntende jongleurs op de scène plaatst die niet zomaar hun virtuositeit tonen maar al jonglerend iets meer vertellen. Over een liefdesrelatie, in dit geval. De vloer waarop ze spelen krimpt tot een vierkante meter, net zoals je je in een relatie verstikt kunt voelen. Zo onderscheidt Vlaanderen zich van het buitenland. We leven – op cultureel vlak – in een land van wereldniveau waar de kunstenaars elkaar continu uitdagen en inspireren.

Je ziet ook steeds meer samenwerking tussen circusartiesten en andere kunstenaars.

ALLARY: Zoals Alain Platel, die in het wondermooie Tauberbach een circusachtige, speelse taal hanteert. Of Ensor van Compagnie Cecilia, waarin Johan Heldenbergh de scène deelt met Karel Creemers en Danny Ronaldo van Circus Ronaldo. Deze zomer spelen ze in de tent van Circus Ronaldo, en dat maakt de voorstelling over drie mannen met liefdesverdriet nog sterker. De creatie vertelt ook over Ronaldo die het circusmilieu verlaat en zoekt naar nieuwe prikkels.

Of naar een nieuwe speelplek? Veel circusmensen hebben geen tent meer.

ALLARY: Het klopt dat de theaters meer als speelplek worden gebruikt door de circusgezelschappen, maar er zijn nog altijd gezelschappen – zoals het Wiener Circus, Circus Bavaria of Circus Barones – die met de tent rondtrekken. Meer zelfs, er groeit respect voor de rootsvan het circus. Er zijn ook meer steden die de meerwaarde inzien van een circus dat met een tent de stad bezoekt. Het brengt een dynamiek teweeg die er niet is wanneer je met de wagen tot vlak bij het cultuurcentrum rijdt. Tijdens de Zomer van Antwerpen doet het zigeunercircus Romanès Cirque Tzigane met Voleurs de poules! de stad aan. Dat is een grote Roemeense familie. In hun tent vol tapijten word je helemaal ondergedompeld in hun leefwereld.

Draagt het circus op die manier bij tot een meer open en tolerante samenleving?

ALLARY: Ongetwijfeld. Elk circus is een samenraapsel van nationaliteiten en de hele sector werkt samen. Bovendien heb je geen referentiekader nodig om van circus te genieten. Of je nu arbeider bent of universitair geschoold: circus raakt je. Circus is een toonvoorbeeld van openheid. Ook daarom heeft de wereld nood aan meer circus.

Els Van Steenberghe

Info: www.circuscentrum.be

Els Van Steenberghe

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content