Zijn “Aziatische waarden” de waarden van Azië? Mieke Kooistra ging op zoek naar de betekenis van een veel misbruikte term.

Aziatische waarden” is een notie die in de jaren tachtig gelanceerd werd door Lee Kuan Yew, grijze eminentie, dictator en architect van het Singaporese wonder. Hij gebruikte de term om de druk af te weren van westerse machten zoals de VS, VN-bureaus en vakbondsorganisaties, die in zijn land democratie ingevoerd wilden zien, syndicale vrijheid, persvrijheid en zo meer. Dit alles, zei hij, evenals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, waren uitingen van westers imperialisme dat het Oosten arm wou houden en zelf rijk blijven: protectionisme. In 1996 nog verklaarde zijn bekendste volgeling, de Maleisische premier Mohammed Mahathir, na de eerste Aziatisch-Europese top: “Aziatische waarden zijn universele waarden. Europese waarden zijn Europese waarden.” Sindsdien is er de Aziatische financiële en economische crisis gekomen, en zijn die waarden een heel pak gezakt.

Wat waren dat dan voor universele waarden? De gevierde “tijgereconomieën” van Oost-Azië beleefden hun grote triomfen. Singapore was rijk. Zuid-Koreaanse zakenlui speculeerden over het moment waarop zij de Japanse economie gingen voorbijbenen. Taiwan investeerde in China. En Thailand leek goed op weg om de anderen gauw in te halen. Indonesië – onder Suharto – werd algemeen aanvaard als een toekomstige regionale supermacht.

Vóór de jaren tachtig zou niemand in die landen eraan gedacht hebben dat het nodig was zich de eigen zachte of harde militaire, presidentiële of andere dictatuur – of “autoritair regime” – met eigen argumenten tegen democratiserende invloeden te verdedigen. De welvaart van de jaren zeventig en tachtig bracht her en der een vorm van democratisering mee – in Taiwan, Zuid-Korea, Thailand, de Filipijnen -, en in de jaren negentig bestond ineens de communistische vijand niet meer. Vandaar de noodzaak voor een nieuwe, eigen, ideologie. Lee Kuan Yew zocht die in het succesrecept voor zijn “Big Brother”-staat. Aziatische waarden zijn werklust, discipline, zin voor hiërarchie en respect voor hogergeplaatsten en ouderen, voor de familie, voorrang voor de collectiviteit op het individu, het in ere houden van tradities en religieuze gewoonten. Een zeer conservatieve catechismus kortom, die men met wat aandacht zelf wel kon bedenken.

DE THEORIE EN DE PRAKTIJK

Mieke Kooistra is een jonge Nederlandse journaliste die in Zuid-Oost-Azië werkte. Na acht jaar Bangkok besloot zij een lange rondreis doorheen de regio aan het fenomeen Aziatische waarden te wijden, en er een boek over te schrijven. Met name over hoe die waarden van plek tot plek plegen te verschillen, hoe ze op uiteenlopende wijze gebruikt worden door de regerende elites, en hoe ze, alles bij elkaar gerekend, dan toch weer op hetzelfde neerkomen. Haar boek “Geld, geloof, gehoorzaamheid” houdt het midden tussen analyse en reisverslag, en tekent op een boeiende, soms schrijnende en soms hilarante manier de afstand tussen de officiële retoriek, en de alledaagse invulling die daar door gewone Aziaten aan gegeven wordt.

“Het was natuurlijk niet alleen angst wat de Singaporeanen op hun plaats hield. Er was tevredenheid. Hoe kon het ook anders. Iedereen kreeg zijn aandeel in de welvaart. De regering gaf miljarden uit aan gezondheidszorg, huisvesting en onderwijs. Een gezin van vier personen ontving per jaar gemiddeld acht keer het bedrag dat ze aan de belasting betaalden terug, in de vorm van pensioenvoordelen en verzekeringen.” (p. 30)

Maar ook: “Het gehamer op het aambeeld van de Aziatische waarden was niet het verweer van een modern leider, maar verraadde de angst van een oude man voor de moderne tijd. Lee Kuan Yew was een fundamentalist en de druk waar hij mee te maken had en de opties waar hij uiteindelijk voor koos, waren te vergelijken met die van een ayatollah in Iran – het geloof dat de onwenselijke keerzijde van de vooruitgang kon worden bezworen door een vlucht in het verleden. In deze stad van angst was Lee Kuan Yew uiteindelijk de man met de meeste angst. Hij was bang niet te kunnen controleren wat hij zelf geschapen had; hij was bang dat zijn levenswerk door de barbaren en ondankbaren vernietigd zou worden.” (p. 55)

MIEKE KOOISTRA: In het begin van de jaren negentig was de discussie over die Aziatische waarden heel heftig, en ik wou uitvinden wat er achter die waarden schuilt, en welke rol die echt spelen bij doodgewone mensen. Op dat moment woonde ik in Cambodja, in de periode van relatieve stabiliteit vlak nadat de VN weer was vertrokken, die alweer aan het overgaan was in corruptie en gewelddadigheid. Dan begon ik vanzelf vragen te stellen als: in hoeverre kan je democratie opleggen aan een samenleving, en wat zijn de problemen daarbij? En de vraag diende zich aan of Aziatische waarden eigenlijk echt bestaan. En waar komt de belangstelling voor democratische modellen dan vandaan?

Rondgaand door Azië, bleek dan dat men in de discussie over “wij hebben Aziatische waarden, en wel deze” – en dan kreeg je het geijkte rijtje van discipline en respect voor gezag en ouderdom en de familie en dergelijke – al snel uitgepraat was. Het bleef vaak steken in de clichés – vooral in Singapore kwamen die vaak ter sprake – waarbij iedereen uit het Westen gewelddadig was en de hele dag naakt rondliep tasjes van bejaarde dames te stelen, terwijl iedereen in Azië hardwerkend en spaarzaam was en geloofde in vooruitgang door middel van gehoorzaamheid en alles opgeven voor het collectieve welzijn. De academische discussie daarover was toen zo dood, ook in de internationale pers, dat het interessanter leek te gaan kijken waar de mensen zich zelf aan vasthouden. En dat is in ieder land wel anders, want de omstandigheden zijn telkens anders. Proberen erachter te komen hoe het functioneert, en hoe ik er zelf in zou functioneren. Want je kan ermee spotten dat een Singaporeaan houdt van orde en gezag – maar die Singaporeaan heeft niet zoveel keus. En de nadruk hier lag voor mij ook altijd verkeerd. Ik heb er meer begrip voor gekregen, ook dat ze zich verzetten tegen ons nadrukkelijk westers zelfvertrouwen, en onze sterke standpunten, dat wij weten hoe het hoort.

Toch komt u tot het besluit dat Aziatische waarden zoals ze gebruikt worden, een uitvindsel van de leiders zijn om ermee aan de macht te blijven?

KOOISTRA: Van de leiders, ja. Eigenlijk wisten we dat allemaal al, dat het Mahathir is en Lee Kuan Yew en Suharto die dat soort dingen hardop zeggen. Maar toch blijft het sterk hangen: de Nederlandse politiek, bijvoorbeeld, gaat er ook mee lopen. Die gaan ook heel voorzichtig naar China want “de normen en waarden liggen daar anders”. En het is ook een heel mooi excuus voor mensen die in China zaken willen doen en die zich dan niets gelegen moeten laten aan vakbondstoestanden, precies. Als je ziet wat er in Burma, op de Filipijnen, op het Tiananmenplein is gebeurd, zijn dat dan Aziatische waarden? Je ziet toch bij veel mensen de noodzaak aan grotere openheid, en een einde aan corruptie en willekeur.

Zoals ze door ons allen worden geïnterpreteerd, denk ik dat Aziatische waarden niet bestaan. Andere dingen bestaan wel. Bijvoorbeeld, in mijn boek zegt Goenawan Mohamad dat respect voor autoriteit altijd wordt verward met angst. Angst is geen waarde. Wat speelt, is eigenlijk angst voor autoriteit, maar zo wordt het nooit genoemd.

Er zijn natuurlijk cultureel bepaalde uitdrukkingsvormen. De ene cultuur is veeleer geneigd om het wat poëtischer en eleganter te brengen dan een andere. Dat zie je binnen Europa al. Maar dat wil niet zeggen dat er geen behoefte is aan rechtvaardigheid. Dat heb je in Indonesië nadat mijn boek geschreven was, weer duidelijk gezien. De Javaanse cultuur werd te pas en te onpas aangehaald, zelfs met de val van Suharto, als verklaring: hij werd gezien als standvastige figuur, een soort vader die orde wist te scheppen in de chaos van de arme boer en dergelijke. Het is een prachtig idee, maar men heeft mij verteld dat de Javanen zich daardoor beledigd voelen. Is het geen vorm van racisme te menen dat mensen die er anders uitzien, ook anders denken?

Hoeveel erin is een anti-westers gevoel? In het boek zegt iemand dat hij zich nooit zal kunnen voorstellen hoe het is om een blanke te zijn…

KOOISTRA: In Singapore. Dat mensen nadrukkelijk gaan zeggen, ik weet niet hoe het voelt blank te zijn, dat doet mij denken dat het nog steeds heel belangrijk is. Daar zit een verschil in. In ons zelfvertrouwen: dat wij het georganiseerd hebben op de manier zoals het hoort. En voor zo’n jongen die in New York of Parijs zou kunnen wonen, blijft dat een onderwerp, dat je niet blank bent. En wat betekent die opmerking echt? Ik heb er zelf moeite mee. Wat bedoelt hij daarmee?

Mieke Kooistra, “Geld, geloof, gehoorzaamheid”, De Arbeiderspers, Amsterdam, 222 blz., 699 fr.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content