Hubert van Humbeeck

Terwijl Teheran blijft betogen, baart de toestand in een kamp met Iraanse vluchtelingen in Irak de wereld zorgen.

De conservatieve Mahmoud Ahmadinejad legde vorige week in de handen van de religieuze leider Ali Khamenei de eed af als president van Iran. Maar ook acht weken na de verkiezingen van begin juni, wordt er in Teheran nog altijd tegen de uitslag van de verkiezingen betoogd omdat die vervalst zou zijn. Bij de eedaflegging bleek opnieuw dat de omstreden Ahmadinejad ook onder de elite van het regime voor controverse zorgt. Twee voormalige presidenten van Iran, Mohammed Khatami en Ali Akbar Hashemi Rafsanjani, bleven op de plechtigheid afwezig. Ook de familie van de stichter van de islamitische republiek, Ruhollah Khomeiny, verkoos thuis te blijven.

De vraag is hoelang Khamenei de president de hand boven het hoofd houdt. Het land worstelde al met de gevolgen van de internationale sancties en met de lagere prijzen op de wereldmarkt voor energie. Op veel mededogen in de wereld moet Ahmadinejad niet rekenen. Zeker niet nu het land probeert om de aandacht van de betogingen af te leiden met showprocessen tegen tientallen dissidenten tegelijk. Onder hen medewerkers van onder meer de Franse en de Britse ambassades.

Ondertussen baart ook de toestand in een Iraans vluchtelingenkamp in Irak grote zorgen. In Ashraf, goed 100 kilometer ten noorden van Bagdad, wonen al geruime tijd 3500 leden van de People’s Mujahedin of Iran (PMOI) die opkomen voor een seculiere staat. Onder hen veel vrouwen en kinderen. Ze genoten de bescherming van Saddam Hoessein, die in de jaren tachtig nog een bloedige oorlog met het religieuze regime in Teheran uitvocht. De PMOI bewandelde vroeger het pad van de guerrilla, maar koos enkele jaren geleden voor de politieke weg. Ze probeert sindsdien om als politieke beweging te worden erkend, en niet langer als terreurgroep te worden geboycot. Ze slaagde er zowel in Londen als in Brussel in om zich te laten schrappen van de Britse en Europese lijsten van terroristische organisaties.

Het ontwapende kamp Ashraf stond sinds het begin van de Amerikaanse invasie van Irak onder de hoede van het Amerikaanse leger. Dat ging goed, tot de VS het toezicht enige tijd geleden aan de Irakezen overdroegen. De PMOI wantrouwt de Irakezen, en dan zeker de Iraakse sjiieten, die nauwe banden hebben met Iran. De organisatie vreest dat Irak de bewoners van het kamp naar Iran wil deporteren, waar hen de gevangenis wacht of erger.

Na een dispuut over een politiepost viel het Iraakse leger tien dagen geleden kamp Ashraf binnen. Op het internet is te zien hoeveel geweld daarbij werd gebruikt. Twaalf mensen kwamen om het leven, tientallen werden gewond. De PMOI maakt zich grote zorgen over enkele tientallen leden, die door de Irakezen werden meegenomen en opgesloten. Het kamp zou geen water, voedsel en medische zorg meer krijgen. Onder meer het Europese Parlement, Amnesty International en ook Belgische politici vragen om aandacht voor kamp Ashraf. CD&V-senator Dirk Claes, voorzitter van het Belgische Comité van Parlementairen voor een Democratisch Iran, vraagt dat de Belgische overheid de situatie op internationaal vlak aankaart. ‘De vluchtelingen in kamp Ashraf hebben het statuut van beschermd persoon, zoals dat in de verdragen van Genève is voorzien. Het is duidelijk dat Irak zijn verplichtingen niet nakomt. Tot er een oplossing is op lange termijn moeten de VS hun verantwoordelijkheid opnemen en de bescherming van het kamp weer overnemen.’

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content